Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RVS:2015:1325

29 april 2015

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

201401843/1/R1.

Datum uitspraak: 29 april 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend te Medemblik,

2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], wonend te Medemblik,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Medemblik,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 december 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Postzegels Medemblik binnenstad" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.

[appellant sub 1], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 februari 2015, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], en de raad, vertegenwoordigd door mr. W. Smak, P. Meester en K. Boon, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar Grillrestaurant [bedrijf], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

2. Het plan voorziet in een horecagelegenheid in het Koningin Emmapark.

Behoefte

3. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat geen behoefte bestaat aan de nieuwe horecagelegenheid. Hiertoe voeren zij aan dat in de omgeving veel horecagelegenheden aanwezig zijn en een bestaand hotel leeg staat.

3.1. De raad heeft toegelicht dat ter plaatse van de voorziene horecagelegenheid thans een bestaande horecagelegenheid met terras aanwezig is. Het plan maakt een vergroting van de bebouwing mogelijk, zodat de horecagelegenheid ook buiten de zomermaanden, aantrekkelijk is voor bezoekers. Voorts wordt hotelaccommodatie mogelijk gemaakt. Volgens de raad bestaat op de onderhavige locatie voldoende behoefte aan een dergelijke horecagelegenheid vanwege de ligging in het Koningin Emmapark. In de enkele stelling dat in de omgeving horecagelegenheden aanwezig zijn en dat elders een hotel leeg staat, wat daar verder ook van zij, heeft de raad in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien voor het oordeel dat geen behoefte zal bestaan aan de voorziene horecagelegenheid in het park. Het betoog faalt.

Horeca tot en met categorie C

4. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 1] betogen dat het plan in strijd is met het gemeentelijke beleid. Hiertoe voeren zij aan dat in strijd met het beleid nieuwe horeca buiten de horecakerngebieden wordt mogelijk gemaakt en dat is voorzien in een verzwaring van het type horeca naar categorie C.

[appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 1] betogen verder dat niet duidelijk is welk gebruik binnen categorie C is toegestaan. Zij vrezen dat de horecagelegenheid zich als partycentrum of discotheek zal manifesteren en dat regelmatig feesten zullen worden georganiseerd.

4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het gemeentelijke beleid zich slechts verzet tegen de vestiging van nieuwe horeca buiten de horecakerngebieden maar niet tegen uitbreiding van bestaande horeca, waarvan in dit geval sprake is, mits deze uitbreiding niet tot een zwaardere categorie leidt. Voorts zal het horecagebruik bestaan uit het verstrekken van etenswaren en dranken waarbij incidenteel een feest wordt georganiseerd. Volgens de raad past dit gebruik binnen categorie C. Voorts is volgens de raad op grond van de planregels voldoende gewaarborgd dat de horecagelegenheid zich niet als partycentrum of discotheek zal manifesteren.

4.2. Ten behoeve van de voorziene horecagelegenheid is de aanduiding "specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie C" opgenomen. Ingevolge artikel 1, lid 1.37, van de planregels wordt onder een horecabedrijf A een horecabedrijf verstaan dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunch- en tearooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

Ingevolge lid 1.38 wordt onder een horecabedrijf B een horecabedrijf verstaan dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden, zoals een restaurant.

Ingevolge lid 1.39 wordt onder een horecabedrijf C een horecabedrijf verstaan dat zowel is gericht op het verstrekken van etenswaren als dranken of een combinatie van beiden, zoals eetcafés, cafetaria's, snackbars, automatieken en shoarmazaken.

Ingevolge lid 1.40 wordt onder een horecabedrijf D een horecabedrijf verstaan dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken, zoals cafés, bars en discotheken.

4.3. Op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan "Oost" was aan de bestaande horecagelegenheid de bestemming "Groenvoorzieningen" en de aanduiding "toegestaan horecavestiging" toegekend.

In artikel 1, onder za, van de voorschriften werd onder een "horecabedrijf" een bedrijf verstaan dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

Ingevolge artikel 11, lid 11.1, onder e, waren de voor "Groenvoorzieningen" aangewezen gronden bestemd voor één horecavestiging.

4.4. Het gemeentelijke horecabeleid wordt beschreven in de plantoelichting. In het gemeentelijke horecabeleid worden bedrijven ingedeeld met klasse-aanduidingen, oplopend naar de milieuzwaarte van het bedrijf ten opzichte van de woonomgeving. Categorie A is de lichtste horecacategorie, categorie D de zwaarste. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat waar een zware horeca-categorie is toegestaan, ook een lichte categorie gevestigd mag worden. Horecabedrijven uit de categorieën A tot en met C kunnen zich zonder meer vestigen in een horecakerngebied, mits dit niet ten koste gaat van de woonsituatie van de aangrenzende woonbebouwing. Voor het overige deel van de binnenstad geldt een consoliderend beleid. Dit houdt in dat de locatie en aard van de bedrijvigheid is vastgelegd. Hiermee wordt voorkomen dat er zich nieuwe horecabedrijven gaan vestigen of dat zich ergens een horecabedrijf uit een zwaardere categorie vestigt dan waar thans sprake van is. In de plantoelichting staat verder dat waar horecavestigingen zijn toegestaan ook hotels of pensions kunnen worden gevestigd. Logiesverstrekkende bedrijven vormen een afzonderlijke categorie.

4.5. Niet in geschil is dat het plangebied is gelegen buiten de horecakerngebieden. Anders dan [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 1] betogen, verzet het gemeentelijke horecabeleid zich niet tegen uitbreiding van reeds bestaande horecavestigingen buiten de horecakerngebieden. Evenmin verzet het gemeentelijk horecabeleid zich tegen de vestiging van een horecagelegenheid van een lichtere categorie dan reeds is toegestaan. Vaststaat dat ter plaatse van de voorziene horecagelegenheid reeds een bestaand horecabedrijf is gevestigd. Een horecabedrijf was op grond van het vorige bestemmingsplan "Oost" toegestaan. In de begripsbepaling in de voorschriften bij dat plan was geen definitie opgenomen van het begrip ‘horecavestiging’, maar op grond van de definitie van het begrip ‘horecabedrijf’ in de begripsbepaling was horeca gericht op het verstrekken van nachtverblijf, het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en het exploiteren van zaalaccommodatie toegestaan. Naar het oordeel van de Afdeling zijn deze activiteiten gelijk te stellen met activiteiten van horecabedrijven tot en met categorie D.

Nu het plan voorziet in een horecagelegenheid ter plaatse van een bestaande legaal aanwezige horecagelegenheid en nu horeca uit een lichtere categorie mogelijk wordt gemaakt dan reeds planologisch was toegestaan, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan heeft vastgesteld in strijd met het gemeentelijke horecabeleid. Het betoog faalt.

4.6. Het betoog dat onvoldoende duidelijk is welk gebruik binnen de toegekende categorie C is toegestaan, volgt de Afdeling niet, nu in de hiervoor onder 4.2 weergegeven begripsbepaling een opsomming is gegeven van de toegestane activiteiten binnen categorie C. Voor zover [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 1] vrezen dat de horecagelegenheid zich zal manifesteren als een discotheek of partycentrum bestaat hiertoe geen grond, nu uit de desbetreffende begripsbepalingen volgt dat een partycentrum niet is toegestaan binnen categorie C en een discotheek uitsluitend binnen categorie D is toegestaan. De vraag of het incidenteel organiseren van feesten, die niet binnen de reguliere bedrijfsvoering passen, maakt dat categorie C niet meer van toepassing is, is aan de orde bij de handhaving van het plan. Het betoog faalt.

Geluidoverlast

5. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 1] vrezen dat het plan leidt tot geluidoverlast bij hun woningen. Zij betogen dat het akoestisch onderzoek dat aan het plan ten grondslag ligt ondeugdelijk is. Hiertoe voeren [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] aan dat in het akoestisch rapport "Uitbreiding eetcafé [bedrijf]; Akoestisch onderzoek geluiduitstraling naar de omgeving", opgesteld door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV, van 5 juli 2012 (hierna: het akoestisch rapport), van een schetsplan is uitgegaan, terwijl het plan meer mogelijk maakt. Voorts is geen rekening is gehouden met het geluid van het terras, de speeltuin en het vaarverkeer en met geluid van bezoekers die naar hun geparkeerde auto’s in de Parkwijk nabij hun woning lopen. [appellant sub 1] voert verder aan dat ten onrechte geen rekening is gehouden met geluidoverlast van het per bus ophalen en afleveren van gasten nabij zijn woning.

5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat uit het akoestisch rapport blijkt dat kan worden voldaan aan de geluidgrenswaarden uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uit 2009 (hierna: de VNG-brochure).

5.2. Ten behoeve van de voorziene horecagelegenheid is de bestemming "Groen - Park" en een bouwvlak toegekend. Aan het bouwvlak zijn gedeeltelijk de aanduidingen "maximum bouwhoogte (m) = 11" en "maximum goothoogte (m) = 7" en gedeeltelijk de aanduidingen "maximum bouwhoogte (m) = 7" en "maximum goothoogte (m) = 5" toegekend. Rondom het bouwvlak is aan een gedeelte van de gronden de aanduiding "terras" toegekend.

Ingevolge artikel 8, lid 8.1, zijn de voor "Groen - Park" aangewezen gronden bestemd voor:

(…);

h. gebouwen ten behoeve van:

1. een hotel/restaurant, ter plaatse van de aanduiding

"specifieke vorm van horeca - hotel/restaurant";

2. horecabedrijven tot en met categorie C, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie C";

3. een indoor golfbaan;

j. terrassen, ter plaatse van de aanduiding "terras".

Ingevolge lid 8.2.2 gelden voor het bouwen van de in lid 8.1 sub h genoemde gebouwen de volgende regels:

a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b. de oppervlakte van de gebouwen inclusief overstekken, luifels en/of overkappingen, zal ten hoogste 535 m² bedragen;

c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduidingen "maximum goothoogte (m)" en "maximum bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.

Ingevolge lid 8.5 wordt tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in ieder geval gerekend:

c. het gebruik van de gebouwen ten behoeve van horeca voor zover het de kelder van een gebouw betreft;

d. het gebruik van de gebouwen ten behoeve van een indoor golfbaan, voor zover het de bovengrondse bouwlagen betreft.

5.3. In het akoestisch rapport is als uitgangspunt genomen dat op de begane grond een restaurant met bar zal worden gerealiseerd waarbij is uitgegaan van een maximum aantal van 150 bezoekers. Voorts is rekening gehouden met de aanwezigheid van een terras met een maximaal oppervlak van 300 m² en een maximum aantal van 100 bezoekers. Het plan maakt echter op iedere verdieping met uitzondering van de kelder horecagebruik mogelijk. In het deskundigenbericht is voorts geconstateerd dat het oppervlak van de gronden met de aanduiding "terras" ongeveer 550 m² bedraagt.

De raad heeft zich in zijn zienswijze op het deskundigenbericht op het standpunt gesteld dat is beoogd om uitsluitend op de begane grond een restaurant met bar mogelijk te maken, op de eerste verdieping te voorzien in hotelkamers, op de tweede verdieping te voorzien in een bedrijfswoning en om een terras van maximaal 300 m² mogelijk te maken. Nu het plan hierin niet voorziet en het akoestisch rapport niet aansluit bij de maximale mogelijkheden, moet het ervoor worden gehouden dat het plan in zoverre in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid is vastgesteld. Het betoog slaagt.

5.4. Met het oog op de bevoegdheid om zelf in de zaak te voorzien, ziet de Afdeling aanleiding de beroepsgrond met betrekking tot geluidoverlast inhoudelijk te bespreken. Daarbij gaat de Afdeling uit van de situatie dat het plan in overeenstemming wordt gebracht met de uitgangspunten in het akoestisch onderzoek, zoals door de raad beoogd en onder 5.3 weergegeven.

5.5. In het akoestisch rapport is voor de beoordeling of uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening sprake is van een aanvaardbare situatie wat betreft het aspect geluid aangesloten bij het toetsingskader voor geluid uit de VNG-brochure.

Anders dan [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen, is in het akoestisch rapport rekening gehouden met geluid van het terras en met geluid van gasten van de horecagelegenheid die naar hun geparkeerde auto in de Parkwijk lopen, zodat het betoog in zoverre feitelijke grondslag mist. Voorts is weliswaar geen rekening gehouden met het geluid afkomstig van de speeltuin en het vaarverkeer op de Oostergracht, maar in het deskundigenbericht wordt geconcludeerd dat vanwege de geringe omvang van de speeltuin en de omstandigheid dat de aanlegplek in de Oostergracht slechts ligplaats aan maximaal zes boten kan bieden, het betrekken van geluid van de speeltuin en het vaarverkeer bij de horecagelegenheid er niet toe zal leiden dat niet aan de geluidnormen uit de VNG-brochure kan worden voldaan. Wat het betoog van [appellant sub 1] betreft dat ten onrechte geen rekening is gehouden met het geluid van het per bus afleveren en ophalen van gasten nabij zijn woning, is in opdracht van de raad door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. een aanvullend akoestisch rapport opgesteld. In dit rapport is het per bus ophalen en afleveren van bezoekers van de horecagelegenheid nabij de woning van [appellant sub 1] bij de berekeningen betrokken en geconcludeerd dat de geluidnormen uit de VNG-brochure hierdoor niet worden overschreden.

In het akoestisch rapport wordt geconcludeerd dat op alle tijdstippen aan de geluidnormen uit de VNG-brochure kan worden voldaan, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden zijn dat maximaal 100 mensen gebruik mogen maken van het terras, dat indien de puien van het gebouw geopend zijn het afspelen van achtergrondmuziek niet mogelijk is, dat tijdens feesten alle gevels te allen tijde gesloten dienen te zijn en dat uitgaande van een muziekgeluidniveau van 95 dB(A) een scheidingsconstructie wordt aangebracht met een minimale isolatiewaarde van 43 dB(A). Uit het akoestisch rapport blijkt voorts dat deze voorwaarden ook van belang zijn om de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit niet te overschrijden.

Hetgeen [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 1] hebben aangevoerd biedt geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in zoverre niet van de juistheid van de resultaten van het akoestisch rapport heeft mogen uitgaan. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan, uitgaande van de in de zienswijze van de raad op het deskundigenbericht aangegeven beperkingen, niet zal leiden tot ernstige geluidoverlast in de omgeving. Daarbij betreft de Afdeling dat de exploitant aan de regels in het Activiteitenbesluit zal moeten voldoen en dat in de omgevingsvergunning voor bouwen voorschriften omtrent minimale isolatiewaarden kunnen worden gesteld. Het betoog faalt.

Verkeer en parkeren

6. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 1] betogen dat het plan zal leiden tot parkeeroverlast in de omgeving van hun woningen omdat niet in de parkeerbehoefte van de voorziene horecagelegenheid kan worden voorzien. Zij voeren aan dat het onwenselijk is om in het Koningin Emmapark te parkeren omdat dit leidt tot een verkeersonveilige situatie. Verder voeren zij aan dat de parkeerruimte buiten het park in de Parkwijk thans reeds beperkt is. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 1] wijzen er verder op dat uit het parkeeronderzoek bij het plan blijkt dat aan de Pekelharinghaven, waar de parkeerruimte voor de horecagelegenheid is beoogd, niet in de parkeerbehoefte kan worden voorzien. Voorts zijn de parkeerplaatsen aan de Pekelharinghaven op te grote afstand van de horecagelegenheid gelegen.

6.1. Ingevolge artikel 8, lid 8.1, onder k, van de planregels zijn de voor "Groen - Park" aangewezen gronden tevens bestemd voor parkeervoorzieningen.

Ingevolge lid 8.5, onder b, wordt tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden behorende bij het hotel/restaurant voor parkeervoorzieningen, zodanig dat het aantal parkeerplaatsen meer dan 4 bedraagt.

Ingevolge lid 8.6 kan het college van burgemeester en wethouders, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het ruimtelijk beeld van het Koningin Emmapark, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat ten hoogste 8 extra parkeerplaatsen behorende bij het hotel/restaurant worden gerealiseerd, mits de noodzaak hiertoe door middel van een aanvullend onderzoek wordt aangetoond.

6.2. In opdracht van de raad is door Goudappel Coffeng het rapport "Parkeren ontwikkeling [bedrijf]" van 5 december 2012 opgesteld (hierna: het parkeerrapport). In het parkeerrapport wordt geconcludeerd dat buiten het vaarseizoen binnen 200 m loopafstand op de Pekelharinghaven, waar 146 parkeerplaatsen aanwezig zijn, voldoende capaciteit beschikbaar is om de parkeervraag van 47 parkeerplaatsen op te vangen. Binnen het vaarseizoen is er echter onvoldoende parkeergelegenheid aanwezig om de extra parkeervraag van de beoogde ontwikkeling op te vangen, vanwege de parkeervraag van booteigenaren met ligplaatsen in de Pekelharinghaven.

6.3. Op 6 maart 2014 heeft de raad de parkeervisie "Blik op Medemblik" vastgesteld. In de parkeervisie staat dat op de Pekelharinghaven een parkeerschijfzone zal worden ingesteld met een maximale parkeerduur van 3 uur. Bezoekers van de horecagelegenheid kunnen ter plaatse parkeren. De booteigenaren met een ligplaats in de Pekelharinghaven kunnen een vergunning krijgen voor het parkeerterrein achter het havengebouw op de Pekelharinghaven.

6.4. Niet is in geschil dat voor de horecagelegenheid 47 parkeerplaatsen nodig zijn. Vaststaat dat in het Koningin Emmapark 4 plaatsen bij recht mogelijk worden gemaakt en dat ten behoeve van 8 extra plaatsen een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen voorzien in parkeerplaatsen in het park. Hierbij heeft de raad in aanmerking mogen nemen dat niet aannemelijk is dat de aanwezigheid van maximaal 12 parkeerplaatsen in het park zal leiden tot een ernstige toename van het aantal verkeersbewegingen. De raad heeft verder toegezegd dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zal worden voorzien in een mechanische toegangspaal bij de hoofdentree van het park waarbij bezoekers zich dienen aan te melden. Hierdoor wordt het zoekverkeer in het park beperkt. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre zal leiden tot verkeersonveilige situaties.

De raad is in het kader van de parkeerbehoefte uitgegaan van 4 parkeerplaatsen in het park. Wat voorts de parkeerruimte in de Parkwijk betreft acht de Afdeling het standpunt van de raad dat ter plaatse een restcapaciteit van 8 plaatsen bestaat die door de bezoekers van de horecagelegenheid in gebruik kunnen worden genomen, niet onaannemelijk. Ten aanzien van de resterende 35 plaatsen heeft de raad aannemelijk gemaakt dat door middel van parkeerregulering op de Pekelharinghaven voldoende parkeerruimte kan worden gevonden en dat door middel van een parkeervergunningenstelsel kan worden bewerkstelligd dat de booteigenaren met een ligplaats in de Pekelharinghaven voortaan op het terrein achter het havengebouw parkeren. Nu de dichtstbijzijnde parkeerplaatsen aan de Pekelharinghaven op een afstand van ongeveer 200 m van de horecagelegenheid zijn gelegen, heeft de raad in redelijkheid ervan kunnen uitgaan dat deze parkeerplaatsen kunnen bijdragen aan het lenigen van de parkeerbehoefte.

Gelet op het voorgaande heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling aannemelijk gemaakt dat in de parkeerbehoefte van de voorziene horecagelegenheid kan worden voorzien. Het betoog faalt.

Overlast

7. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat het plan zal leiden tot overlast in het Koningin Emmapark. Hiertoe voeren zij aan dat de uitbreiding van de horecagelegenheid zal leiden tot een grote toename van het aantal bezoekers met name door de nieuwe indoorglowgolfbaan die volgens hun het hele jaar door extra bezoekers zal aantrekken. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] vrezen voorts dat de horecagelegenheid afbreuk zal doen aan de functie van het Koningin Emmapark als rustig wandelpark.

7.1. De Afdeling overweegt dat aannemelijk is dat de uitbreiding van de horecagelegenheid zal leiden tot een toename van het aantal bezoekers gedurende het jaar. Er bestaat echter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de horecagelegenheid niet een zodanige publiekaantrekkende werking zal hebben dat sprake zal zijn van ernstige overlast in het Koningin Emmapark. Wat betreft de voorziene indoor glowgolfbaan, heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat de indoor glowgolfbaan is bedoeld als alternatief in de wintermaanden voor de in het park aanwezige midgetgolfbaan en niet leidt tot meer dagen met veel bezoekers. Dit standpunt komt de Afdeling niet onaannemelijk voor. Hetgeen [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben aangevoerd biedt geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de horecagelegenheid niet zal leiden tot een afbreuk van de functie van rustig wandelpark. Hierbij heeft de raad in aanmerking mogen nemen dat het Koningin Emmapark een stadspark is, waar reeds verschillende functies aanwezig zijn, waaronder de bestaande horecagelegenheid, een midgetgolfbaan en een speeltuin. Het betoog faalt.

Cultuurhistorische waarden

8. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat de horecagelegenheid leidt tot een aantasting van de cultuurhistorische waarden van het park. Hiertoe voeren zij aan dat is voorzien in een aanzienlijke vergroting van de bebouwing die op een verhoging is gelegen. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] wijzen op de studie ‘De Atlas’ uit 2002, waarin door de Stichting Steunpunt Cultureel Erfgoed in samenwerking met onder andere beleidsmedewerkers van de gemeente, vanuit cultuurhistorisch oogpunt een uitbreiding van de horecagelegenheid wordt afgeraden.

8.1. Aan de horecagelegenheid is de dubbelbestemming "Waarde - Ruimtelijk, cultuurhistorisch en archeologisch waardevol gebied" toegekend.

Ingevolge artikel 17, lid 17.1, van de planregels zijn de voor "Waarde - Ruimtelijk, cultuurhistorisch en archeologisch waardevol gebied" aangewezen gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische, archeologische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing, zoals omschreven in de toelichting bij dit plan.

8.2. De Afdeling overweegt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de horecagelegenheid niet leidt tot een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden van het park. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat in het park weliswaar cultuurhistorische waarden aanwezig zijn, maar dat de horecagelegenheid deels aan het zicht wordt onttrokken door bomen, zodat de herkenbare structuur van het park niet zal veranderen door de grotere bouwmassa. Ten aanzien van de studie ‘De Atlas’, overweegt de Afdeling dat, wat daar overigens verder ook van zij, de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze studie geen deel uitmaakt van het gemeentelijk beleid en slechts aanbevelingen bevat. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de vaststelling van het plan rekening had moeten houden met de studie. Het betoog faalt.

Privacy

9. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen ten slotte dat het plan leidt tot een aantasting van hun privacy. Hiertoe voeren zij aan dat de voorziene horecagelegenheid aanzienlijk hoger zal zijn dan het bestaande theehuis en dat op de tweede etage van het gebouw hotelkamers zullen worden gerealiseerd.

9.1. De kortste afstand tussen de woning van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en het bouwvlak van de voorziene horecagelegenheid bedraagt ongeveer 43 m. Gelet op deze afstand heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorziene horecagelegenheid niet zal leiden tot een ernstige aantasting van de privacy van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B]. Hierbij heeft de raad tevens in aanmerking kunnen nemen dat de horecagelegenheid en de woning van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] zijn gelegen in stedelijk gebied zodat bebouwing met een maximale hoogte van 11 m niet ongebruikelijk is en een woonsituatie die vrij is van enige inkijk niet kan worden gegarandeerd. Het betoog faalt.

Conclusie

10. In hetgeen [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 1] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Groen - Park" in de planregels niet is opgenomen dat horecabedrijven tot en met categorie C uitsluitend op de eerste bouwlaag, een hotelfunctie uitsluitend op de tweede bouwlaag en een bedrijfswoning uitsluitend op de derde bouwlaag is toegestaan en voor zover niet is opgenomen dat de oppervlakte van terrassen maximaal 300 m² mag bedragen, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.

11. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb op de hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dit is vernietigd. Niet aannemelijk is dat derdebelanghebbenden daardoor in hun belangen zouden kunnen worden geschaad.

12. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

13. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellant sub 1] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1A] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Medemblik van 12 december 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Postzegels Medemblik Binnenstad" voor zover ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Groen - Park" in de planregels niet is opgenomen dat horecabedrijven tot en met categorie C uitsluitend op de eerste bouwlaag, een hotelfunctie uitsluitend op de tweede bouwlaag en een bedrijfswoning uitsluitend op de derde bouwlaag is toegestaan en voor zover niet is opgenomen dat de oppervlakte van terrassen maximaal 300 m² mag bedragen;

III. bepaalt dat:

1. aan artikel 8, lid 8.1, sub h, onder 1, van de planregels de zinsnede "met uitsluitend een hotelfunctie op de tweede bouwlaag" wordt toegevoegd;

2. aan artikel 8, lid 8.1, sub h, onder 2, van de planregels de zinssnede "uitsluitend op de eerste bouwlaag" wordt toegevoegd;

3. aan artikel 8, lid 8.1, sub h, van de planregels "4. een bedrijfswoning, uitsluitend op de derde bouwlaag" wordt toegevoegd;

4. aan artikel 8, lid 8.1, sub j, van de planregels de zinsnede "met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van terrassen niet meer bedraagt dan 300 m²" wordt toegevoegd;

IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

V. draagt de raad van de gemeente Medemblik op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel III wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

VI. veroordeelt de raad van de gemeente Medemblik tot vergoeding van bij [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 37,64 (zegge: zevenendertig euro en vierenzestig cent), met dien verstande dat betaling aan de een bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

VII. gelast dat de raad van de gemeente Medemblik aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) voor A. en [appellant sub 1A], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, en € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) voor [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.

w.g. Van Buuren w.g. Melse

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2015

191-821.

Artikel delen