Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RVS:2014:3034

13 augustus 2014

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

201400793/1/A4.

Datum uitspraak: 13 augustus 2014

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Delft,

en

het college van burgemeester en wethouders van Delft,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2013 heeft het college zijn beslissing om op 7 december 2012 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het door [appellant] in strijd met de Afvalstoffenverordening voor de gemeente Delft 2005 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (in totaal € 70,00) voor rekening van [appellant] komen.

Bij besluit van 10 december 2013 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag. De rechtbank heeft het beroepschrift, met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), ter behandeling doorgezonden aan de Afdeling.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juni 2014, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. M.W.R. Schaap, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. [appellant] voert aan dat de besluitvormingsprocedure, vanaf het moment van constatering van de overtreding tot het besluit op bezwaar, ruim een jaar heeft geduurd. Het college heeft het besluit tot toepassing van bestuursdwang niet zo spoedig mogelijk op schrift gesteld. Voorts heeft het college de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit op bezwaar overschreden, aldus [appellant].

1.1. Ingevolge artikel 5:31, tweede lid, van de Awb kan terstond bestuursdwang worden toegepast indien de situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt.

Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Awb geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.

1.2. De beslissing tot toepassing van bestuursdwang is op 1 maart 2013 op schrift gesteld. Dit besluit is op 4 maart 2013 bekendgemaakt. [appellant] heeft daartegen op 13 maart 2013 bezwaar gemaakt. Op 22 augustus 2013 heeft een hoorzitting plaatsgevonden naar aanleiding van het gemaakte bezwaar, waarna de adviescommissie voor bezwaarschriften op 30 september 2013 het advies aan partijen heeft gezonden. [appellant] heeft het college op 1 december 2013 in gebreke gesteld. Vervolgens heeft het college op 10 december 2013 het besluit op bezwaar genomen.

1.3. Het college heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het weliswaar lang heeft geduurd voordat de beslissing tot toepassing van bestuursdwang op schrift is gesteld en dat excuses hiervoor op zijn plaats zijn, maar dat dit niet met zich brengt dat het besluit van 1 maart 2013 onrechtmatig is. Het college heeft uiteengezet dat na de toepassing van bestuursdwang onderzoek dient te worden verricht naar de vraag wie de overtreder is. Het onjuist aangeboden afval wordt hiervoor naar een locatie gebracht. Wegens ziekte en vakantie was er slechts een beperkt aantal ambtenaren beschikbaar om het onderzoek uit te voeren. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden zijn er bijna drie maanden verstreken alvorens het besluit aan [appellant] is bekendgemaakt. [appellant] heeft echter de rechtmatigheid van het besluit in bezwaar en beroep kunnen aanvechten, zodat hij niet in zijn belangen is geschaad, aldus het college.

1.4. Het vereiste dat de beslissing tot toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 5:31, tweede lid, van de Awb, alsnog zo spoedig mogelijk op schrift wordt gesteld en aan de betrokkene kenbaar wordt gemaakt, biedt betrokkene de mogelijkheid om in bezwaar en beroep de rechtmatigheid van de beslissing aan te vechten. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 4 september 2013 in zaak nr. 201207417/1/A1), vormt de enkele omstandigheid dat het op schrift stellen en bekendmaken van de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet zo spoedig mogelijk heeft plaatsgevonden wel een schending van genoemde bepaling, maar betekent dit op zichzelf nog niet dat daardoor de beslissing tot toepassing van bestuursdwang alsnog onrechtmatig wordt.

1.5. In dit geval is na de toepassing van bestuursdwang op 7 december 2012 een periode van bijna drie maanden verstreken alvorens de beslissing daartoe op schrift is gesteld en het besluit is bekendgemaakt. In de huisvuilzak is een poststuk aangetroffen met daarop het adres van de Salonboot Den Haag en Delft, het bedrijf waarvan [appellant] eigenaar is en dat gevestigd is op het adres [locatie] te Delft. Op dit adres woont [appellant] zelf ook. Zijn identiteit was voor het college derhalve eenvoudig te achterhalen. Vanwege deze omstandigheden is de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet zo spoedig mogelijk op schrift gesteld en bekendgemaakt als bedoeld in artikel 5:31, tweede lid, van de Awb.

Dit heeft weliswaar niet tot gevolg dat de beslissing om spoedeisende bestuursdwang toe te passen alsnog onrechtmatig wordt, maar geeft wel aanleiding voor het oordeel dat het college, door het verstrijken van een periode van bijna drie maanden, bij zijn besluit van 1 maart 2013 redelijkerwijze de kosten van het toepassen van spoedeisende bestuursdwang niet meer op [appellant] heeft kunnen verhalen. Het college heeft bij het bestreden besluit het primaire besluit dan ook ten onrechte in zoverre niet herroepen.

Het betoog slaagt reeds hierom.

2. Het beroep is gegrond. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. Het besluit van 10 december 2013 dient te worden vernietigd. De Afdeling zal op na te melden wijze in de zaak voorzien. Het primaire besluit van 1 maart 2013 zal worden herroepen voor zover daarin is vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang voor rekening van [appellant] komen. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.

3. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Delft van 10 december 2013, kenmerk 1381808;

III. herroept het besluit van 1 maart 2013, kenmerk 1286472, voor zover hierin is bepaald dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang voor rekening van [appellant] komen;

IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Delft aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 44,00 (zegge: vierenveertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Dekker, griffier.

w.g. Timmerman-Buck w.g. Dekker

lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2014

563.

Artikel delen