Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBZWB:2023:112

10 januari 2023

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 21/5872


uitspraak van de meervoudige kamer van 6 januari 2023 in de zaak tussen


[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser,

(gemachtigde: mr. A. Plooij),

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom (verweerder).


Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 18 november 2021 (hierna: bestreden besluit) over het weigeren van een omgevings-vergunning voor de uitbreiding van een varkenshouderij aan de [adres] 20 in [plaatsnaam] .

De rechtbank heeft het beroep op 2 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en mr. L.A. Pronk (kantoorgenoot van mr. A. Plooij) en namens verweerder mr. J. van den Berg.

Beoordeling door de rechtbank

1. Wat zijn de feiten?

Eiser exploiteert een varkenshouderij aan de [adres] 20 in [plaatsnaam] . In de huidige situatie mag eiser op grond van twee omgevingsvergunningen van 20 september 2010 en 28 mei 2014 de volgende dieren houden in de volgende stalsystemen:

Stal

RAV code

Diercategorie, huisvestingssysteem

Aantal dieren

NH3 emissiefactor (kg/dierplaats/jr)

1

D2.4.4

Dekberen

Gecombineerd luchtwassysteem met 85% ammoniak emissiereductie, met watergordijn en biologische wasser, 45% geuremissiereductie (BWL 2010.02.V1)

1

0,83

1

D.1.3.12.4

Guste en dragende zeugen
Gecombineerd luchtwassysteem met 85% ammoniak emissiereductie met watergordijn en biologische wasser, 45% geuremissiereductie (BWL 2010.02.V1)

175

0,63

2

D1.3.101

Guste en dragende zeugen
Overige huisvestingssystemen, individuele huisvesting

32

4,2

2

D3.100

Opfokzeugen

Overige huisvestingssystemen

35

3,0

2

D2.100

Dekberen

Overige huisvestingssystemen

2

5,5

3.1

D1.2.100

Kraamzeugen

Overige huisvestingssystemen

47

8.3

3.2

D.1.2.100

Kraamzeugen

Overige huisvestingssystemen

36

8.3

4

D1.1.3

Gespeende biggen

Mestopvang in water in combinatie met een mestafvoersysteem (BWL 2006.07.V2)

1.050

0,15

5.

D.3.2.15.4

Vleesvarkens

Gecombineerd luchtwassysteem met 85% ammoniak emissiereductie (45% geur emissiereductie) met watergordijn en biologische wasser (BWL 2009.12.V2)

2.304

0,45

In 2016 is het voorontwerp van bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] ter inzage gelegd door de gemeenteraad van [plaatsnaam] . In dat voorontwerp is ervoor gekozen om geen uitbreidingsmogelijkheden voor veehouderijen op te nemen. Voorafgaand aan de terinzagelegging heeft de gemeente 20 veehouderijen in het gebied een brief gestuurd met de vraag of er concrete uitbreidingsplannen zijn. Eiser heeft daarop gereageerd en heeft zijn uitbreidingsplannen concreet gemaakt.

Eiser is voornemens om de varkenshouderij uit te breiden én te voorzien in emissiearme stalsystemen, om te kunnen voldoen aan zwaardere stikstofemissie-eisen die per 1 januari 2024 worden gesteld aan veehouderijen in de Interim omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant. Om de financiële consequenties te kunnen dragen is volgens eiser noodzakelijk dat er gelijktijdig een uitbreiding van het bedrijf plaatsvindt. De wijzigingen zijn hieronder schematisch weergegeven:

Stal

RAV code

Diercategorie, huisvestingssysteem

Aantal dieren

NH3 emissiefactor (kg/dierplaats/jr)

1

D2.4.4

Dekberen

Gecombineerd luchtwassysteem met 85% ammoniak emissiereductie met watergordijn en biologische wasser, 45% geuremissiereductie (BWL 2010.02.V3)

2

0,83

1

D.1.3.12.4

Guste en dragende zeugen
Gecombineerd luchtwassysteem met 85% ammoniak emissiereductie met watergordijn en biologische wasser, 45% geuremissiereductie (BWL 2010.02.V3)

225

0,63

2

D.1.2.17.4

Guste en dragende zeugen
Gecombineerd luchtwassysteem met 85% ammoniak emissiereductie, 45% geuremissiereductie en 80% fijnstofemissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2010.02.V5)

100

1,3

3

D.1.1.15.4

Gespeende biggen

Gecombineerd luchtwassysteem met 85% ammoniak emissiereductie, 45% geuremissiereductie en 80% fijnstofemissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2010.02.V5)

456

0,1

4

D1.1.3 + D1.1.15.4

Gespeende biggen

Mestopvang in water in combinatie met een mestafvoersysteem (BWL 2006.07.V2)
Gecombineerd luchtwassysteem met 85% ammoniak emissiereductie, 45% geuremissiereductie en 80% fijnstofemissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2010.02.V5)

1.116

0,031

5.

D.3.2.15.4

Vleesvarkens

Gecombineerd luchtwassysteem met 85% ammoniak emissiereductie (45% geur emissiereductie) met watergordijn en biologische wasser (BWL 2009.12.V2)

2.376

0,45

5

K1.100

Volwassen paarden ouder dan 2 jaar

Overige huisvestingssystemen

2

5,0

6

D3.2.15.4

Vleesvarkens

Gecombineerd luchtwassysteem met 85% ammoniakemissiereductie, 45% geuremissiereductie en 80% fijnstofemissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2009.12.V3)

1.152

0,45

6

K1.100

Volwassen paarden ouder dan 2 jaar

1

5,0

Op 28 februari 2019 heeft de gemeenteraad het voornemen uitgesproken een verklaring van geen bedenkingen af te geven voor het initiatief van eiser.

Eiser heeft op 6 maart 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de uitbreiding.

Het college heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)) toegepast.

Op 13 mei 2020 heeft het college een ontwerpbesluit ter inzage gelegd, inhoudende het verlenen van een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de varkenshouderij en voor de activiteiten: het bouwen van een bouwwerk, het afwijken van het bestemmingsplan door middel van een goede ruimtelijke onderbouwing en het veranderen van een inrichting. Met het ontwerpbesluit is ook het voornemen van de gemeenteraad ter inzage gelegd.

Tegen het voornemen zijn twee zienswijzen naar voren gebracht.

Op 4 oktober 2021 heeft de gemeenteraad besloten de verklaring van geen bedenkingen te weigeren.

Bij bestreden besluit heeft het college de aangevraagde omgevingsvergunning geweigerd.

Eiser heeft op 29 december 2021 beroep ingesteld.

2. Wat heeft het college besloten?

2.1Eiser heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor de uitbreiding van de varkenshouderij. De aanvraag ziet op de volgende activiteiten: het bouwen van een bouwwerk, het afwijken van het bestemmingsplan en het veranderen van een (milieu)inrichting.n

Artikel 2.1, eerste lid, onder a, onder c en onder e, van de Wabo.

2.2Het college heeft de omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.20a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geweigerd omdat de gemeenteraad een voor het verlenen van de omgevingsvergunning vereiste verklaring van geen bedenkingen (vvgb) heeft geweigerd. In het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] is aan het perceel van eiser de bestemming ‘Agrarisch gebied’ toegekend. In de planregels staat dat agrarische bedrijven alleen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch bouwvlak’.n

Artikel 3.2.1 van de planregels.

Eiser is voornemens om een stal te bouwen op een deel van het perceel zonder die aanduiding. Voor die afwijking van het bestemmingsplan kan alleen toestemming worden verleend, wanneer uit een goede ruimtelijke onderbouwing is gebleken dat het initiatief in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordeningn

Met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wabo.

én de gemeenteraad heeft verklaard geen bedenkingen te hebben tegen het initiatief.n

Artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo in samenhang met artikel 6.5, eerste lid, van het Bor.

3. Welke gronden heeft eiser daartegen aangevoerd?

Eiser heeft – kort samengevat – aangevoerd dat het college de omgevingsvergunning ten onrechte heeft geweigerd. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft eiser zich primair op het standpunt gesteld dat voor het verlenen van de omgevingsvergunning geen verklaring van geen bedenkingen is vereist van de gemeenteraad. Subsidiair heeft eiser aangevoerd dat het besluit in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Meer subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat het bestreden besluit – op meerdere punten – een zorgvuldige belangenafweging en deugdelijke motivering ontbeert.

4 Wat is het wettelijk kader?


De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
5. Heeft het college terecht besloten dat een vvgb is vereist?


Eiser heeft in het beroepschrift aangevoerd dat voor het verlenen van de omgevingsvergunning geen vvgb is vereist van de gemeenteraad, omdat sprake is van een door de gemeenteraad aangewezen geval waarvoor geen vvgb is vereist. Deze beroepsgrond behoeft geen verdere bespreking, omdat eiser de beroepsgrond op zitting heeft ingetrokken.

6. Is de omgevingsvergunning in strijd met het vertrouwensbeginsel geweigerd?

6.1Eiser heeft subsidiair aangevoerd dat de omgevingsvergunning in strijd met het vertrouwensbeginsel is geweigerd. Volgens eiser heeft de gemeenteraad het vertrouwen gewekt dat de vvgb afgegeven zou worden, doordat zij op 28 februari 2019 hebben besloten om het voornemen uit te spreken een verklaring van geen bedenkingen af te geven. Als gevolg daarvan is eiser verdergegaan met de definitieve planvorming en aanvraag. Het verlenen van de vvgb past ook binnen het beleid van de gemeenteraad, dat kan worden afgeleid uit het bestemmingsplan. Het initiatief past namelijk binnen de wijzigingsbevoegdheid die in artikel 3.6.1 van de planregels is opgenomen en toegepast kan worden voor de vergroting van een agrarisch bouwvlak. De wijzigingsbevoegdheid impliceert volgens eiser dat de gemeenteraad een vergroting van het bouwvlak heeft geaccordeerd en dat de gemeenteraad dit passend heeft geacht in het kader van de goede ruimtelijke ordening.

6.2Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen.n

ABRvS 1 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1546, r.o. 8.1.

6.3De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat door de gemeenteraad toezeggingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit eiser heeft mogen afleiden dat zij de vvgb zouden afgeven. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) volgt uit de systematiek die is neergelegd in afdeling 3.4 van de Awb dat aan een ontwerpbesluit (en daarmee ook een ontwerp vvgb) niet het gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat dit ontwerpbesluit overeenkomstig wordt vastgesteld.n

ABRvS 25 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3616, r.o. 2.3.

Daarnaast kan uit de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in het bestemmingsplann

Artikel 3.6.1 en artikel 19 van de planregels.

uitsluitend worden afgeleid dat het voor het college mogelijk is om een agrarisch bouwblok door middel van een wijziging van de bestemming te vergroten. Uit het voornemen van het college om daaraan mee te werken kan geen toezegging van de gemeenteraad worden afgeleid dat zij daarvoor ook een vvgb zal verlenen. Het is immers aan het bevoegd gezag (het college) om te beoordelen of aan de wijzigingsvoorwaarden wordt voldaan en of een wijziging in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt geacht.

7. Heeft de gemeenteraad de vvgb redelijkerwijs kunnen weigeren?

Toetsingskader

7.1Op grond van artikel 6.5, tweede lid, van het Bor kan de gemeenteraad de vvgb slechts weigeren in het belang van een goede ruimtelijke ordening. Volgens de wetsgeschiedenis is sprake van een goede ruimtelijke ordening, wanneer zo gunstig mogelijke voorwaarden worden gecreëerd voor het gebruik en de ontwikkeling van een bepaald gebied. De gemeenteraad dient een belangenafweging te maken tussen alle betrokken ruimtelijk relevante belangen en dient aan de hand van die belangenafweging vast te stellen wat zij een goede ruimtelijke ordening vinden: welke ruimtelijk relevante belangen zij willen behartigen ten behoeve van een goed woon-, leef- of verblijfsklimaat.

Standpunt gemeenteraad

7.2De gemeenteraad heeft verschillende argumenten aangevoerd ter onderbouwing van hun standpunt dat het initiatief niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De gemeenteraad is geen voorstander meer van intensieve veehouderij. Gezien de huidige tijdsgeest en de maatschappelijke discussie kijkt de gemeenteraad anders aan tegen intensieve veehouderij dan een aantal jaren geleden. Verschillende vergunningen voor de uitbreiding van varkenshouderijen zijn vernietigd. Vooruitlopend op nieuw provinciaal en landelijk (stikstof)beleid kan volgens de gemeenteraad geen medewerking worden verleend aan uitbreiding van intensieve veehouderij. Daarnaast heeft eiser volgens de gemeenteraad onvoldoende aangetoond dat er een aanzienlijke milieuwinst wordt bereikt en komt de varkensstal door uitbreiding van het bouwvlak te dicht bij Natura 2000-gebied de Brabantse Wal te liggen. Effecten op dat Natura 2000-gebied kunnen niet worden uitgesloten. De gemeenteraad heeft daaraan toegevoegd dat de uitbreiding leidt tot een toename van verkeersbewegingen en een toename van geluidsoverlast voor de omgeving. Ook heeft onvoldoende dialoog met de omgeving plaatsgevonden en heeft de gemeenteraad mee laten wegen dat de effectiviteit van luchtwassers landelijk en in de rechtspraak ter discussie staat.

Standpunt eiser

7.3Eiser heeft aangevoerd dat de gemeenteraad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het initiatief in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en stelt zich op het standpunt dat het weigeringsbesluit een zorgvuldige belangenafweging ontbeert. Volgens eiser heeft de gemeenteraad ten onrechte geen rekening gehouden met de verplichting om vanaf januari 2024 te voldoen aan zwaardere emissie-eisen uit de Interim omgevingsverordening en dat voor eiser geen alternatieven bestaan om daaraan te kunnen voldoen. Daarnaast leidt de uitbreiding van de varkenshouderij tot een beter woon- en leefklimaat voor de omgeving. Uit de ruimtelijke onderbouwing en daaraan ten grondslag liggende rapporten blijkt volgens eiser dat de uitbreiding zal leiden tot lagere emissies en minder geur- en luchthinder. Zonder nadere motivering is onnavolgbaar wat de gemeenteraad verstaat onder ‘aanzienlijke milieuwinst’ en waarom die winst niet is aangetoond. Dat de huidige tijdsgeest en de maatschappelijke discussie door de jaren heen is veranderd, is geen zuiver concreet ruimtelijk belang. Het argument dat de gemeenteraad heeft aangevoerd over Natura 2000-gebied de Brabantse Wal mist volgens eiser feitelijke grondslag in het beoordelingskader van een goede ruimtelijke ordening. Die argumentatie hoort thuis bij een eventueel noodzakelijke natuurvergunning. De vergroting van het bouwvlak leidt ook niet tot een ligging dichterbij dat Natura 2000-gebied, omdat sprake is van een zijdelingse uitbreiding die parallel loopt aan de grens van het gebied. De gemeenteraad heeft ook ten onrechte gesteld dat onvoldoende dialoog met de omgeving heeft plaatsgevonden, omdat eiser zijn plannen op 8 maart 2018 heeft gepresenteerd aan de omgeving. Eiser heeft daaraan toegevoegd dat de gemeenteraad niet concreet heeft onderbouwd waarom zij twijfels hebben over de effectiviteit van luchtwassers.

Beoordeling

7.4De rechtbank stelt voorop dat de gemeenteraad in de zienswijzefase voornemens was om de vvgb te verlenen en dat eiser verschillende stukken en rapporten heeft overgelegd van deskundigen die onderbouwen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Gelet op de inhoud van die stukken mocht van de gemeenteraad worden verwacht dat zij haar conclusie dat geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening extra zorgvuldig en deugdelijk motiveert en met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeenteraad om de hierna genoemde redenen niet aan die verzwaarde motiveringsplicht voldaan en getuigt het weigeren van de vvgb niet van een zorgvuldige belangenafweging. De gemeenteraad heeft de vvgb daarom in strijd met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel geweigerd.

7.5De rechtbank is van oordeel dat de gemeenteraad onvoldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd dat de aanzienlijke milieuwinst onvoldoende is aangetoond en dat het initiatief niet zal leiden tot een beter woon- en leefklimaat voor de omgeving. De gemeenteraad volstaat met die conclusie en heeft zijn standpunt op geen enkele wijze met objectieve of verifieerbare gegevens onderbouwd, terwijl het standpunt haaks staat op het eerdere voornemen tot het verlenen van de vvgb én de door eiser overgelegde ruimtelijke onderbouwing en m.e.r.-beoordeling. In haar voornemen nam de gemeenteraad het standpunt in dat de aanvraag leidt tot een aanzienlijke afname van geurhinder op de meest nabijgelegen woningen, dat ten aanzien van het akoestisch rapport positief is geadviseerd door de omgevingsdienst en dat met de verlening van de omgevingsvergunning per saldo een aanzienlijke milieuwinst wordt bereikt. In de overgelegde m.e.r.- beoordeling en de ruimtelijke onderbouwing heeft een deskundig te achten bedrijf op agrarisch gebied (ZLTO) o.a. geconcludeerd dat ter plaatse van nabijgelegen geurgevoelige objecten wordt voldaan aan de geurnorm, dat de ammoniakemissie afneemt met 288,4 kg, dat sprake is van een daling in fijnstofemissie en dat verschillende huidige geluidsbronnen verdwijnen.n

Pagina 10 en 12 van de m.e.r.-beoordeling en pagina 17 van de ruimtelijke onderbouwing.

De rechtbank acht niet navolgbaar dat de gemeenteraad zonder nadere motivering afwijkt van het voornemen en de door eiser overgelegde stukken zonder inhoudelijke motivering en onderbouwing negeert. De gemeenteraad stelt terecht dat in de praktijk twijfels zijn gerezen over de effectiviteit van luchtwassers, maar heeft, gelet op het feit dat in de berekeningen is uitgegaan van een effectiviteit van de luchtwassers van 45%, een inmiddels algemeen aanvaard minimum, ook dat standpunt op geen enkele wijze onderbouwd.

7.6Daarnaast heeft de gemeenteraad ook niet onderbouwd dat onvoldoende dialoog heeft plaatsgevonden met de omgeving. De gemeenteraad heeft niet gemotiveerd waarom zij vindt dat het ontbreken van een dialoog tot gevolg heeft dat sprake is van strijd met de goede ruimtelijke ordening. Daarnaast staat in de ruimtelijke onderbouwingn

Pagina 8 van de ruimtelijke onderbouwing.

dat omwonenden in een straal van circa 500 meter van het bedrijf zijn uitgenodigd op een bijeenkomst waarin eiser zijn plannen heeft toegelicht en bevat bijlage 3 bij die ruimtelijke onderbouwing een verslag van deze bijeenkomst. De gemeenteraad heeft op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt waarom zij die dialoog onvoldoende heeft geacht. De enkele omstandigheid dat de omgevingsdialoog er niet toe heeft geleid dat er geen bezwaren (meer) zijn geuit tegen de plannen van aanvrager is daartoe niet voldoende.

7.7Verder heeft de gemeenteraad niet inzichtelijk gemaakt op welke wijze zij de belangen van eiser hebben meegewogen. De gemeenteraad volstaat met het standpunt dat het maatschappelijk belang boven het individuele belang van de ondernemer gaat maar heeft dat niet uitgewerkt en onderbouwd, terwijl in een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwvaanvragen van 30 november 2017 wordt bevestigd dat de vergroting van het bouwvlak noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Uit de weigering van de vvgb blijkt niet dat of op welke wijze de gemeenteraad daarmee rekening heeft gehouden.

7.8De gemeenteraad stelt zich daarnaast door middel van verschillende argumenten op het standpunt dat geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening, omdat het gevaar bestaat dat Natura 2000-gebied de Brabantse Wal aangetast zal worden als gevolg van het initiatief. Uit de uitspraak van de ABRvS van 23 december 2020n

ABRvS 23 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3071, r.o. 9.3.

kan worden afgeleid dat het beschermen van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden aangemerkt kan worden als een ruimtelijk relevant belang, dat meegenomen mag worden bij de beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank is echter van oordeel dat de gemeenteraad ook dit standpunt onvoldoende met objectieve en verifieerbare gegevens heeft onderbouwd. Daarnaast stellen zij zich ten onrechte op het standpunt dat het bedrijf door de uitbreiding van het bouwvlak dichterbij het Natura 2000-gebied komt te liggen. Zoals eiser terecht stelt wordt het bouwblok niet in de richting van dat gebied uitgebreid.

8. Conclusie

8.1Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.

8.2De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat het aan de gemeenteraad is om – met inachtneming van alle stukken die door eiser zijn overgelegd – opnieuw te onderzoeken of een vvgb afgegeven kan worden voor het initiatief en daarbij te motiveren of het initiatief al dan niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Nu de weigering van de vvgb geen stand kan houden, kan de weigering van de omgevingsvergunning, die alleen gegrond is op dat besluit, evenmin stand houden. Het college zal, nadat de raad een besluit over de vvgb heeft genomen, een nieuw besluit moeten nemen op de aanvraag van eiser, met inachtneming van deze uitspraak.

8.3Omdat het beroep van eiser gegrond wordt verklaard, bepaalt de rechtbank dat het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht voor het beroep vergoedt.

8.4Daarnaast zal het college worden veroordeeld in de door eiser gemaakte proceskosten. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank deze proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep gegrond;

  • vernietigt het bestreden besluit;

  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden;

  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.

Deze uitspraak is gedaan door drs. mr. E.J. Govaers, voorzitter, en mr. R.P. Broeders en mr. R.A. Karsten-Badal, leden, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 6 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Wettelijk kader

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.

Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.

Artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk.

Artikel 2.20a van de Wabo
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit waarvoor voor het verlenen van de omgevingsvergunning een verklaring vereist is als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, wordt de omgevingsvergunning voor die activiteit geweigerd indien de verklaring is geweigerd.

Artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo

In bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen wordt een omgevingsvergunning niet verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft. Bij een maatregel als bedoeld in de eerste volzin worden slechts categorieën gevallen aangewezen waarin voor het verrichten van de betrokken activiteit een afzonderlijke toestemming van het aangewezen bestuursorgaan wenselijk is gezien de bijzondere deskundigheid die dat orgaan ten aanzien van die activiteit bezit of de verantwoordelijkheid die dat orgaan draagt voor het beleid dat betrekking heeft op de betrokken categorie activiteiten. Bij die maatregel kan worden bepaald dat het aangewezen bestuursorgaan categorieën gevallen kan aanwijzen waarin de verklaring niet is vereist.

Besluit omgevingsrecht (Bor)

Artikel 6.5 van het Bor

  1. Voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, wordt de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de wet wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, niet verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft, tenzij artikel 3.2, aanhef en onder b, van dit besluit of artikel 3.36 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is.

  2. De verklaring kan slechts worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening.

  3. De gemeenteraad kan categorieën gevallen aanwijzen waarin een verklaring niet is vereist.

Artikel delen