Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBOVE:2024:2097

17 april 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Zwolle

Zaaknummer: 10955568 \ CV EXPL 24-809

Vonnis van 2 april 2024

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats],

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser],

gemachtigde: Goldenstein Legal,

tegen

de rechtspersoon naar buitenlands recht [gedaagde] LTD.,

gevestigd te [vestigingsplaats], Malta,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde],

niet verschenen.

De procedure

1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding, uitgebracht op 23 januari 2024, met producties 1 tot en met 5,

- het tegen de gedaagde partij verleende verstek.

1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.

De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht

2.1.Omdat [gedaagde] in het buitenland is gevestigd heeft deze zaak een internationaal karakter. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of hij bevoegd is om deze zaak in behandeling te nemen (of de kantonrechter rechtsmacht heeft) en zo ja, welk recht op deze zaak van toepassing is.

2.2.Voor het bepalen van de rechtsmacht is de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 over de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: de verordening) van toepassing. Aangezien [gedaagde] gevestigd is op het grondgebied van een lidstaat van de verordening, namelijk Malta, betekent dat dat de internationale bevoegdheid van deze rechtbank alleen maar kan volgen uit een bevoegdheidsregel van de verordening.

2.3.In afdeling 4 van Hoofdstuk II van de verordening (artikelen 17 tot en met 19) staat een aparte regeling voor de bevoegdheid van de rechter voor overeenkomsten die door consumenten zijn gesloten. Op grond van artikel 17 lid 1 van de verordening is deze afdeling van toepassing indien er voldaan is aan drie voorwaarden, namelijk dat:

- een van de contractanten een consument is die handelt in een kader dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd,

- er daadwerkelijk een overeenkomst is gesloten tussen deze consument en een bedrijfs- of beroepsmatig handelende persoon, en

- deze overeenkomst onder een van de in artikel 17 lid 1 sub a) tot en met c) van de verordening categorieën valt.

Deze voorwaarden zijn cumulatief, wat betekent dat aan al deze drie voorwaarden moet zijn voldaan om de bevoegdheid te kunnen vaststellen volgens de regels die gelden voor overeenkomsten die zijn gesloten door consumenten (HvJEU 2 april 2020, ECLI:EU:C:

2020:264, r.o. 45).

2.4.De kantonrechter is van oordeel dat aan de hiervoor genoemde vereisten is voldaan. Daarom is de kantonrechter op grond van artikel 18 lid 1 van de verordening bevoegd om deze zaak te behandelen. Dat artikel bepaalt namelijk kort gezegd dat een consument een vordering kan instellen voor het gerecht van zijn of haar woonplaats.

2.5.De vraag naar welk recht op deze zaak van toepassing is moet worden beantwoord aan de hand van de regels die daarvoor zijn gegeven in de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I). [eiser] heeft namelijk een overeenkomst met [gedaagde] gesloten en zijn primaire vorderingen zien op nietigheid dan wel vernietiging van die overeenkomst en terugbetaling van de door hem betaalde bedragen. De vordering van [eiser] is daarmee duidelijk gebaseerd op een overeenkomst, ook al baseert [eiser] deze vorderingen ook op de stelling dat [gedaagde] zich bij de totstandkoming en de uitvoering van die overeenkomst schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken, wat in het Nederlandse recht een vorm is van onrechtmatig handelen. De andere vorderingen van [eiser] zijn ook onlosmakelijk verbonden met de overeenkomst die [eiser] sloot met [gedaagde]. Naar het oordeel van de kantonrechter is hier dan ook sprake van een zaak die betrekking heeft op een of meer verbintenissen uit overeenkomst als bedoeld in Rome I.

2.6.Volgens de hoofdregel van artikel 3 van Rome I wordt een overeenkomst beheersd door het recht dat de partijen hebben gekozen. Voor consumentenovereenkomsten zijn in artikel 6 van Rome I echter bijzondere regels gegeven.

2.7.Hiervoor heeft de kantonrechter al geoordeeld dat [eiser] de overeenkomst met [gedaagde] heeft gesloten als consument. Er is dus sprake van een consumentenovereenkomst als bedoeld in artikel 6 van Rome I. Volgens de hoofdregel van het eerste lid van artikel 6 van Rome I wordt de overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] beheerst door Nederlands recht, kort gezegd omdat [eiser] in Nederland woont en [gedaagde] zich richt op de Nederlandse markt en in dat verband de overeenkomst met [eiser] ook tot stand is gekomen. Het Nederlandse recht is daarom het toepasselijke recht.

De inhoudelijke beoordeling

2.8. [eiser] vordert primair een verklaring voor recht dat de tussen partijen gesloten kansspelovereenkomst nietig is op grond van artikel 3:40 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW), dan wel dat die overeenkomst vernietigbaar is op grond van dat wetsartikel. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] zonder vergunning online kansspelen aangeboden en daarmee in strijd gehandeld met een dwingende wetsbepaling, namelijk artikel 1 lid 1 onder a van de Wet op de kansspelen (hierna: de Wok).

2.9.De kantonrechter is van oordeel dat de tussen partijen gesloten kansspelovereenkomst nietig is, en niet vernietigbaar. Voor dit oordeel is het volgende van belang. Een overeenkomst die in strijd is met een dwingende wetsbepaling is op grond van artikel 3:40 lid 2 BW nietig, tenzij die dwingende wetsbepaling strekt ter bescherming van één van de partijen bij een meerzijdige rechtshandeling. Uit de wetsgeschiedenis van de Wok blijkt wat het doel van de wetgever is:“(…) het reguleren en beheersen van kansspelen, met bijzondere aandacht voor het tegengaan van gokverslaving, het beschermen van de consument en het tegengaan van illegaliteit en criminaliteit.”n

Kamerstukken II 2002/03, 24036 en 24557, nr. 280, p. 2

Ook worden witwassenn

Kamerstukken II 2009/10, 32264, 3, p.1.

en frauden

Kamerstukken II 2013/14, 33996, 3, p. 2.

als doelen van de wetgever genoemd. Naast bescherming van de consument heeft de Nederlandse kansspelwetgeving dus ook het doel om algemene belangen te beschermen. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de verbodsbepaling van artikel 1 lid 1 sub a van de Wok enkel strekt ter bescherming van één van de partijen bij een meerzijdige rechtshandeling. Naar het oordeel van de kantonrechter is een in strijd met dit wetsartikel gesloten kansspelovereenkomst daarom niet vernietigbaar is.

2.10.Naar het oordeel van de kantonrechter is een in strijd met artikel 1 lid 1 sub a Wok gesloten kansspelovereenkomst nietig. Voor dit oordeel is het volgende van belang. De Wok verbiedt het gelegenheid geven tot deelname, en het deelnemen, aan een kansspel zonder dat daartoe een vergunning is verkregen. Ook is het gelegenheid geven tot deelname aan een kansspel zonder vergunning strafbaar gesteld in de Wok. Dit heeft te maken, zo blijkt uit de hiervoor aangehaalde wetgeschiedenis, met de vele bezwaren die zijn verbonden aan het ongecontroleerd plaatsvinden van gokken. Een in strijd met de Wok gesloten kansspelovereenkomst is dan ook in een zodanige mate ongewenst, dat nietigheid van die overeenkomst het gevolg moet zijn.

2.11.De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht dat de tussen partijen gesloten kansspelovereenkomst nietig is, zal gelet op het voorgaande worden toegewezen. Het door [eiser] in het kader van de kansspelovereenkomst aan [gedaagde] betaalde bedrag is gelet op de nietigheid onverschuldigd betaald. Terugbetaling van dat bedrag zal dan ook worden toegewezen, nu de hoogte daarvan niet weersproken is.

2.12. [eiser] vordert ook primair een verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig ten opzichte van hem heeft gehandeld. Deze vordering komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal dan ook worden toegewezen.

2.13.Aangezien het primair door [eiser] gevorderde wordt toegewezen, komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling van de subsidiair door [eiser] ingestelde vorderingen.

2.14. [eiser] vordert de wettelijke rente over het verliesbedrag vanaf 15 mei 2023, de dag waarop [eiser] [gedaagde] heeft aangemaand om tot terugbetaling over te gaan. Wettelijke rente is pas verschuldigd wanneer er sprake is van verzuim. Op het moment van aanmaning was van verzuim nog geen sprake. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.

De proceskosten

2.15. [gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:

- kosten van de dagvaarding

135,97

- griffierecht

248,00

- salaris gemachtigde

339,00

(1,00 punten × € 339,00)

- nakosten

135,00

(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)

Totaal

857,97

De beslissing

De kantonrechter

3.1.verklaart voor recht dat de tussen [eiser] en [gedaagde] gesloten kansspelovereenkomst nietig is,

3.2.veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 8.558,49, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 23 januari 2024 totdat volledig is betaald,

3.3.verklaart voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig tegenover [eiser] heeft gehandeld,

3.4.veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 971,54 aan buitengerechtelijke incassokosten,

3.5.veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 857,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

3.6.verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

3.7.wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2024. (wv)

Artikel delen