Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBOBR:2021:839

23 februari 2021

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummers: SHE 20/3529 en SHE 20/3789

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2021 in de zaken tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser 1

(gemachtigde: mr. A.A.P.M. Theunen),

[eiser] , te [woonplaats] , eiser 2

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gemert-Bakel, verweerder

(gemachtigde: mr. F.T.H. Branten).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam] B.V., te Gemert,

vergunninghouder,

gemachtigde: mr. I. van Geel.

Procesverloop

Bij besluit van 12 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van het gebruik van Voorburcht en Jezuïtenvleugel van Kasteel Gemert naar hotel en appartementen, met interne verbouwing aan de Ridderplein 13, 13a, 13b, 13c, 13d, 13e, 13f, 13 g en 13h, het aanpassen van de termijn voor de tijdelijke bouwbruggen aan het Ridderplein en het realiseren van tijdelijke parkeerplaatsen voor maximaal 10 jaar op de landerijen nabij de Ridder Rutgerlaan.

Eiser 1 heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dat is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer SHE 20/3529. Hij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Ook eiser 2 heeft beroep ingesteld en dat is geregistreerd onder zaaknummer SHE 20/3789.

In de uitspraak van 21 januari 2021 (SHE 20/3548) heeft de voorzieningenrechter het verzoek van eiser 1 gedeeltelijk toegewezen.

De zaken zijn behandeld op de online zitting van 15 februari 2021. Eiser 1 is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Eiser 2 is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens de derde-partij is [naam] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.

- Het kasteel van Gemert ligt aan de westzijde van Gemert. Het is een complex van gebouwen. Het is een rijksmonument. Direct ten oosten van de gebouwen ligt het Ridderplein en (in het verlengde daarvan) de Kerkstraat. Ten westen van het complex liggen landerijen.

  • Vergunninghouder heeft een plan ontwikkeld om in meerdere stappen het kasteel te ontwikkelen (het masterplan ‘Kasteel Gemert’). De gemeenteraad van Gemert heeft dit masterplan goedgekeurd op 30 januari 2020. De eerste fase betrof de verbouwing van de Hoofdburcht. Op 4 oktober 2019 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor deze fase. Hierbij heeft verweerder ook een omgevingsvergunning verleend voor een tijdelijke bouwbrug over de slotgrachten van het kasteel die het kasteelcomplex verbindt met het Ridderplein. Deze vergunning is onherroepelijk.

  • Vergunninghouder heeft op 24 december 2019 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor een interne verbouwing van de Voorburcht en de Jezuïetenvleugel van het kasteel en de aanleg van een tijdelijke parkeerplaats voor een periode van maximaal 10 jaar op de landerijen ten westen van het kasteelcomplex (op de westelijk gelegen open weide van de buitenplaats tussen de Ridder Rutgerlaan en de Scheidiuslaan). Bij de interne verbouwing worden 8 appartementen en een hotel met restaurant en zalen in de genoemde onderdelen van het kasteel gerealiseerd met een verwachte capaciteit van 150.000 bezoekers per jaar. De aanvraag ziet niet op het gebruik of het aanleggen van een terras en ook niet op het aanleggen van een wandelpad tussen de tijdelijke parkeerplaats en de buitengracht van het kasteelcomplex. Omdat de bouw langer duurt, is ook om verlenging van de termijn voor de tijdelijke bouwbrug gevraagd.

  • Op het projectgebied zijn de volgende bestemmingsplannen van toepassing, “Centrumgebied Gemert 2012”, “Woongebied Gemert 2011” en “Parkeren Gemert-Bakel”. In deze plannen heeft het complex de enkelbestemming “Maatschappelijk” en hebben de landerijen de bestemming ‘Agrarisch’ met de dubbelbestemming “Waarde Archeologie 1” en de functieaanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – landgoed” en “specifieke vorm van agrarisch – oude akker”.

  • Eiser 1 woont aan de Kerkstraat op hemelsbreed ongeveer 175 meter van het dichtstbijzijnde deel van het kasteelcomplex waar het bestreden besluit betrekking op heeft en op ongeveer 130 meter van de aansluiting van het kasteelcomplex over de tijdelijke bouwbrug op het Ridderplein. Eiser 1 heeft geen direct zicht op de tijdelijke bouwbrug en ook niet op het deel van het kasteelcomplex waar het bestreden besluit betrekking op heeft. Hij woont (hemelsbreed) op ongeveer 200 meter van de locatie van de tijdelijke parkeerplaats. Eiser 2 woont in een appartementencomplex aan het plantsoen direct achter de gebouwen aan het Ridderplein. Hij kan over die gebouwen heen het dak van de Hoofdburcht zien. Hij heeft nagenoeg geen direct zicht op het deel van het kasteelcomplex waar het bestreden besluit betrekking op heeft. Het kasteelcomplex ligt op ongeveer 200 meter afstand van het appartement van eiser 2. Hij woont (hemelsbreed) op ongeveer 300 meter van de locatie van de tijdelijke parkeerplaats.

  • Het bestreden besluit is voorbereid met de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure omdat het gaat om een wijziging van een rijksmonument. Beide eisers hebben zienswijzen ingediend naar aanleiding van het ontwerpbesluit.

  • In de Kerkstraat geldt eenrichtingsverkeer. Verweerder is voornemens om een verkeersbesluit te nemen waardoor al het bouwverkeer van en naar de aansluiting via de tijdelijke bouwbrug op het Ridderplein wordt afgewikkeld langs het Ridderplein en dus niet langs de Kerkstraat.

2. In het bestreden besluit heeft verweerder toestemming verleend voor bouwen, afwijken van het bestemmingsplan en het wijzigen van het rijksmonument (de toestemmingen bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, c en f van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, verder Wabo). Verweerder verleent toestemming voor het afwijken van het bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2⁰, van de Wabo in samenhang met artikel 4, onderdeel 9 en 11 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

3. De rechtbank kan pas inhoudelijk ingaan op de door eisers aangevoerde beroepsgronden, als vast staat dat zij beroep kunnen instellen. Op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen eisers alleen beroep instellen als ze een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hen in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.

4.1Eiser 1 heeft geen zicht op het kasteelcomplex waar het bestreden besluit betrekking op heeft. Hij woont ook op een relatief grote afstand van dit deel en van de locatie waar de tijdelijke parkeerplaats zou moeten komen. De rechtbank kan, zolang het verkeersbesluit niet is genomen, niet uitsluiten dat bouwverkeer in één richting langs de woning aan de Kerkstraat zal rijden. De rechtbank is echter van oordeel dat dit bouwverkeer in de Kerkstraat deel uitmaakt van het normale doorgaande verkeer. Dat betekent dat het bestreden besluit geen gevolgen van enige betekenis oplevert voor eiser 1, want hij ondervindt deze gevolgen al door het normale doorgaande verkeer. Dit is onvoldoende om aan te nemen dat eiser 1 een eigen rechtstreeks belang heeft. Eiser 1 heeft nog aangevoerd dat, als het tijdelijke parkeerterrein niet kan worden gebruikt, bezoekers zullen parkeren op het parkeerterrein achter zijn huis en dat hij daarom belanghebbende is. Dit maakt hem echter nog geen belanghebbende bij het besluit tot verlening van een omgevingsvergunning voor het tijdelijke parkeerterrein. Als zijn vrees bewaarheid wordt, kan hij wel verzoeken om handhaving van de verplichting om te parkeren op eigen terrein. De rechtbank is van oordeel dat eiser 1 geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb is.

4.2De rechtbank is ook van oordeel dat eiser 2 geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb is. Ook eiser 2 woont te ver van het kasteelcomplex en de landerijen en heeft nagenoeg geen zicht op het deel van het kasteelcomplex waar het bestreden besluit betrekking op heeft. Hij heeft geen eigen rechtstreeks belang.

4.3Beide eisers zijn bijzonder betrokken bij het lot van het kasteel van Gemert en de omliggende landerijen. Dat waardeert de rechtbank maar deze persoonlijke betrokkenheid is niet voldoende om een belang op te leveren in de zin van de Awb.

5.1Normaliter zou het beroep van eisers niet-ontvankelijk zijn, ook al hebben zij zienswijzen ingediend tegen het ontwerpbesluit. Op 14 januari 2021 heeft het Europese Hof van Justitie (EHvJ) een arrest (ECLI:EU:C:2021:7) gewezen over de vraag of het Nederlandse bestuursprocesrecht wel in overeenstemming is met het Verdrag van Aarhus. Gelet op het arrest heeft de rechtbank zich afgevraagd of eisers toch toegang zouden moeten hebben tot de bestuursrechter en of zij dus kunnen procederen over het bestreden besluit. Dan moet het wel gaan om een zaak waar het Verdrag van Aarhus op van toepassing is.

5.2Het Verdrag van Aarhus is van toepassing op besluiten genoemd in bijlage I bij het Verdrag of besluiten over activiteiten die een aanzienlijk effect op het milieu kunnen hebben. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit niet ziet op een activiteit vermeld in bijlage I van het Verdrag van Aarhus en ook niet op een activiteit met een aanzienlijk effect op het milieu. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het bouwverkeer bij de interne verbouwing van het kasteel niet zodanig omvangrijk is dat sprake is van een aanzienlijk milieueffect. Het hotel in het kasteelcomplex is een B-inrichting in de zin van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Voor het oprichten van het hotel is geen omgevingsvergunning vereist als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder e, van de Wabo.

5.3Voor het nemen van het bestreden besluit is ook geen milieueffectrapport verplicht op grond van bijlage C van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Verweerder hoeft niet vooraf te beoordelen of een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. De rechtbank beschouwt dit project niet als het realiseren van een hotelcomplex buiten stedelijk gebied als bedoeld in categorie D10 eerste kolom, van de bijlage bij het Besluit m.e.r en het is dus geen activiteit als bedoeld in bijlage D van het Besluit m.e.r. Bovendien is de verwachte capaciteit lager dan 250.000 bezoekers. Eisers verwijten vergunninghouder een salamitactiek toe te passen en voor een veel meer omvattend plan steeds in stukjes vergunning aan te vragen. Als de rechtbank het bestreden besluit zou bundelen met de omgevingsvergunning voor de verbouwing van de Hoofdburcht, dan komt de rechtbank nog steeds niet tot een ander oordeel. De rechtbank kan niet op voorhand uitsluiten dat in de toekomst wel een project wordt aangevraagd, waarbij een milieueffectrapport moet worden gemaakt of verweerder moet beoordelen of een milieueffectrapportage moet worden opgesteld, al dan niet in samenhang met de reeds vergunde activiteiten. Dit wil echter niet zeggen dat in deze zaak een milieueffectbeoordeling moet plaatsvinden en ook niet dat in deze zaak met het oog daarop is voorzien in inspraak. Daarom is geen sprake van een activiteit als bedoeld in onderdeel 20 van bijlage 1 van het Verdrag van Aarhus.

6. Het Verdrag van Aarhus is in deze zaak niet van toepassing. Het arrest van het EHvJ leidt daarom niet tot een ander oordeel. De rechtbank verklaart de beroepen van eisers niet-ontvankelijk omdat zij niet zijn aan te merken als belanghebbenden. Met deze uitspraak is de schorsing in de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 21 januari 2021 van de baan en kan vergunninghouder gebruik maken van de omgevingsvergunning die in het bestreden besluit is verleend. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.M. Emons, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 23 februari 2021.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Artikel 6, eerste lid van het Verdrag van Aarhus

Elke Partij:

a. past de bepalingen van dit artikel toe ten aanzien van besluiten over het al dan niet toestaan van voorgestelde activiteiten vermeld in bijlage I;

b. past, in overeenstemming met haar nationale wetgeving, de bepalingen van dit artikel ook toe op besluiten over niet in bijlage I vermelde voorgestelde activiteiten die een aanzienlijk effect op het milieu kunnen hebben. Hiertoe bepalen de Partijen of een dergelijke voorgestelde activiteit onder deze bepalingen valt;

Bijlage I onderdeel 20 van het Verdrag van Aarhus

Activiteiten die niet vallen onder de voorgaande paragrafen 1 tot en met 19 wanneer in inspraak is voorzien ingevolge een procedure voor milieu-effectbeoordeling in overeenstemming met nationale wetgeving.

Artikel delen