Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBOBR:2021:6102

23 november 2021

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummers: SHE 21/2439, SHE 21/2440, SHE 21/2441 en SHE 21/2442

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 november 2021 in de zaken tussen

EazzyPark B.V.,

Parkvalet B.V.,

FlexOffice B.V.,

GVMT Holding B.V,

alle te Eindhoven,

verzoekers,

(gemachtigde: mr. X.P.C. Wynands en mr. E.F.M. van Loon),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, verweerder,(gemachtigden: mr. T.I. van Term en mr. Y.F. van Dijk- de Wit).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Lock & Fly OG B.V., te Waalre, gemachtigde: mr. M.J.G. Pennings.

Procesverloop

Bij besluiten van 1 september 2021 (bestreden besluiten) heeft verweerder iedere verzoeker afzonderlijk gelast het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van het perceel [adres] voor de exploitatie van een parkeerplaats met een begunstigingstermijn van acht weken na verzending van dit besluit te beëindigen en beëindigd te houden. De dwangsom bedraagt € 10.000,00 per geconstateerde overtreding, met een maximum van € 120.000,00.

Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 9 november 2021 op zitting behandeld. Verzoekers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden, die werden vergezeld door [naam] en [naam] . Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Derde-partij is niet verschenen.

Overwegingen

  1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

  2. Bij brief van 25 mei 2021 heeft derde-partij verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van het pand aan de [adres] . Vanuit het pand en op het omliggende terrein, dat eigendom is van Eindhoven Airport, wordt volgens derde-partij een parkeerbedrijf geëxploiteerd.

3. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het bedrijfsmatig (laten) aanbieden van parkeerfaciliteiten vanuit het pand en op het omliggende terrein om (lang) te parkeren strijdig is met de uit het bestemmingsplan voortvloeiende doeleindenomschrijving. Dit geldt zowel voor het commercieel aanbieden van parkeerplaatsen door middel van valetservice, als voor het commercieel aanbieden van parkeerplaatsen vanuit het pand en omliggend terrein. Verweerder ziet een bevestiging voor dit standpunt in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 25 april 2018 in een eerdere procedure tegen EazzyPark n

ECLI:NL:RVS:2018:1390

. Volgens verweerder is legalisatie niet mogelijk en ook niet wenselijk. Ook om precedentwerking te voorkomen wil verweerder niet meewerken aan legalisatie. Volgens verweerder zijn er geen bijzondere omstandigheden die voortzetting van de illegale situatie wettigen.

4. In de bestreden besluit is aangegeven dat de overtreding is beëindigd indien:

  • vanuit het pand en omliggend terrein aan de [adres] geen mogelijkheid meer wordt geboden om (lang) te parkeren (ook niet door middel van valetservice); het commercieel parkeren en commercieel aanbieden van parkeerplaatsen dient derhalve te worden gestaakt en gestaakt te blijven;

  • alle reclame-uitingen om ter plaatse te komen parkeren zijn verwijderd; (5x blauwe P op het gebouw, bord aan de gevel met Valetparking check inn is verwijderd; 2x bord vanaf 10 euro p. dag; reclamebord tegen de boom met EazzyPark erop is verwijderd);

  • Het bord op het bijbehorende parkeerterrein dat er parkeerplaatsen vrij zijn, is verwijderd.

  • Parkeerbordjes bij de parkeerplaatsen met “EazzyPark” zijn verwijderd;

  • De website https://eazzypark.nl is verwijderd c.q. zodanig is aangepast dat het niet meer mogelijk is om bij of in de omgeving van Eindhoven Airport een parkeerplaats te reserveren.

5. In de bestreden besluiten wordt als grondslag gewezen op artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Volgens verweerder is de vermelding van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo een kennelijke verschrijving die in de beslissingen op bezwaar zal worden hersteld. De voorzieningenrechter zal beoordelen of strijd bestaat met artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Op grond van dit artikel is het verboden zonder een omgevingsvergunning gronden en bouwwerken in strijd met bestemmingsplan te gebruiken en/of te laten gebruiken.

6. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Bedrijventerrein Eindhoven Airport" geldt op het perceel [adres] (het perceel) de bestemming "Bedrijf-2". Op grond van artikel 4 van de planregels zijn op gronden met deze bestemming toegestaan: zelfstandige kantoren en bedrijven die in categorie 1 of 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten vallen. Hierin zijn parkeerbedrijven niet opgenomen.

Uit het bepaalde in artikel 4.1, aanhef en onder q, van de planregels volgt dat parkeervoorzieningen alleen zijn toegestaan, als deze ten dienste staan van het gebruik van zelfstandige kantoren en bedrijven genoemd in artikel 4.1. Het is dus niet toegestaan om parkeergelegenheid aan derden te verhuren die geen bedrijf of kantoor in het gebouw hebben.

Op grond van artikel 4.5.2, aanhef en onder i, van de planregels wordt tot een gebruik, strijdig met de bestemmingsomschrijving van artikel 4.1, in ieder geval gerekend het gebruik, in gebruik geven of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken en/of gebouwen ten behoeve van een parkeerbedrijf.

De definitie van parkeerbedrijf staat in artikel 1.55 van de planregels: het bedrijfsmatig aanbieden van parkeerplaatsen in een bebouwde voorziening of op een onbebouwde voorziening, anders dan voor werknemers en bezoekers van het eigen bedrijf. Het betreft in ieder geval autoparkeerterreinen en/of parkeergarages met code 5221 (SBI-2008).

Reikwijdte verzoek

7.1Verzoekers vragen de voorzieningenrechter de bestreden besluiten te schorsen tot zes weken nadat de Afdeling in hoger beroep einduitspraak doet.

7.2De voorzieningenrechter van de rechtbank kan een voorlopige voorziening treffen hangende de beslissing op een bezwaar door een bestuursorgaan of hangende de uitspraak op een beroep dat aanhangig is bij de rechtbank. In dit geval hangt het verzoek samen met het tegen de bestreden besluiten aanhangige bezwaar. In algemene zin, en ook in dit geval, is het treffen van een voorlopige voorziening die verder gaat dan de fase waarin de hoofdzaak zich bevindt te verstrekkend van aard. Dat volgens verzoekers sprake is van apert onrechtmatige besluiten, kan er niet toe leiden dat het wettelijke systeem wordt doorbroken. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen zoals door verzoekers verzocht. De voorzieningenrechter zal hierna beoordelen of aanleiding bestaat de bestreden besluiten te schorsen totdat verweerder op het aanhangige bezwaar zal hebben beslist.

Overtreding

8.1Verzoekers betwisten dat sprake is van strijd met het bestemmingsplan. EazzyPark is een onderneming die zich in de kern bezighoudt met het verhuren, dan wel beschikbaar stellen van parkeergelegenheid aan bedrijven en aan particulieren en autopoets- en wasactiviteiten. Volgens verzoekers is van het tegen betaling (laten) parkeren van auto’s van reizigers ter plaatse van het perceel geen sprake. Verweerder heeft dit ook niet aangetoond. Het perceel wordt enkel gebruikt voor kantoordoeleinden met de daarbij behorende voorzieningen. Verzoekers stellen een parkeerbedrijf te zijn, maar niet als bedoeld in de planregels. EazzyPark heeft een splitsing aangebracht in de bedrijfsactiviteiten, te weten het kantoorgedeelte en het daarvoor benodigde parkeren en het langdurig parkeren tijdens het gebruik maken van luchtvaartdiensten van het vliegveld anderzijds. De innameplek van auto’s kwalificeert niet als parkeerbedrijf in de zin van de planregels. Volgens verzoekers blijkt uit het inspectierapport niet dat ter plaatse tegen betaling aan EazzyPark auto's staan geparkeerd. Uit de foto's volgt evenmin voor welke doeleinden de auto's op het perceel geparkeerd staan.

8.2Verweerder stelt dat de innameplek op het perceel als onderdeel van de bedrijfsvoering (valetservice en shuttleservice) als geheel maakt, dat ter plaatse de planregels worden overtreden. Het met de planregels strijdige gebruik kan volgens verweerder niet zo eng worden uitgelegd dat enkel het (laten) gebruiken en in gebruik geven van de gronden voor commercieel parkeren, dus alleen het daadwerkelijk ter plaatse tegen betaling parkeren, als strijdig wordt aangemerkt.

8.3De bewoordingen van de artikelen 4.1 en 1.55 van de planregels, in onderlinge samenhang gelezen, duiden erop dat deze planregels betrekking hebben op het parkeren op de locatie zelf. Parkeervoorzieningen zijn niet toegestaan als deze worden verhuurd aan derden die geen bedrijf of kantoor in het gebouw hebben. Een parkeerbedrijf houdt zich volgens de definitie bezig met het bedrijfsmatig aanbieden van parkeerplaatsen in een bebouwde voorziening of op een onbebouwde voorziening, anders dan voor werknemers en bezoekers van het eigen bedrijf.

8.4Verzoekers hebben niet betwist dat auto’s van bezoekers van de luchthaven het perceel opkomen en daar worden overgenomen om elders langdurig geparkeerd te worden. Dit blijkt ook uit de verslagen van de uitgevoerde controles. In afwachting van het langdurig parkeren op een andere locatie bevinden de auto’s zich, zo hebben verzoekers ter zitting bevestigd, gedurende enige tijd, tot maximaal één uur, op het perceel. Anders dan verzoekers menen, valt dit parkeren op het perceel, voordat de auto's naar elders worden gereden om ze daar langdurig te parkeren, onder het "aanbieden van parkeerplaatsen op een onbebouwde voorziening", zoals beschreven in de planregels.

8.5Verweerder heeft terecht vastgesteld dat, voor zover het gaat om het valetparking, sprake is van een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Verweerder is in beginsel verplicht hiertegen op te treden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit het inspectierapport op overtuigende wijze blijkt dat het terrein [adres] voor valetparking wordt gebruikt.

8.6De redenering van verweerder dat sprake is van een parkeerbedrijf als het pand [adres] enkel zou worden gebruikt als kantoor van een parkeerbedrijf, volgt de voorzieningenrechter niet. De planregels leiden niet tot een dergelijke uitleg. Parkeren door werknemers en bezoekers van een kantoor, ook het kantoor van een parkeerbedrijf, is toegestaan. Ook het vanuit het kantoor organiseren van shuttlevervoer, waarbij klanten hun auto elders parkeren en van en naar de luchthaven worden gebracht, is niet strijdig met de aan het perceel gegeven bestemming.

Integrale afweging

9.1Verzoekers voeren aan dat verweerder niet heeft gereageerd op hun brief van 9 oktober 2013 met uitleg en na negen jaar "stilzitten" op 1 september 2021 plotseling overgaat tot handhaving. Dat verzoekers vervolgens binnen acht weken de overtreding moet beëindigen, achten verzoekers onredelijk. Er is grote behoefte aan de diensten die EazzyPark aanbiedt. Er worden op het bedrijventerrein geen parkeerknelpunten ervaren. Niet valt in te zien waarom legalisatie niet mogelijk zou zijn of geen tijdelijke vergunning zou kunnen worden verleend, nu deze activiteiten geen afbreuk zullen doen aan de verkeersveiligheid en de verkeersafwikkeling.

9.2Verweerder wijst in het bestreden besluit op de beginselplicht tot handhaving. Het belang van verzoekers is gelegen in het generen van inkomsten. Verweerder acht losse commerciële parkeerinitiatieven niet wenselijk, vanwege de meerdere losse verkeersbewegingen (en zoekverkeer). Zeker in combinatie met valetservice zijn er meerdere verkeersbewegingen. In de in ontwikkeling zijnde parkeervisie luchthavengebied wordt aangegeven dat reizigers alleen op legale parkeerplaatsen moet kunnen parkeren die het liefst geclusterd zijn op strategische locaties en bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Dat is hier volgens verweerder niet het geval. Ook wijst verweerder op de precedentwerking.

9.3De voorzieningenechter overweegt dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift in de regel van deze bevoegdheid gebruik zal moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen, indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden in een concreet geval zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden behoort te worden afgezien.

9.4Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder in de bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat hij, onder meer gelet op de toename aan verkeersbewegingen als gevolg van de aangeboden vorm van valetparking, geen medewerking wil verlenen aan legalisatie. Op dit moment ligt er bij verweerder geen aanvraag waarin wordt verzocht (tijdelijk) medewerking te verlenen en waarin het argument van verzoekers, dat geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling en dat er een grote behoefte bestaat aan deze vorm van parkeren, gewogen kan worden. De enkele omstandigheden dat verweerder geruime tijd niet handhavend is opgetreden maakt niet dat verweerder niet meer zou mogen optreden. Zoals verweerder heeft aangegeven is in dit geval door de derde-partij een verzoek om handhaving gedaan, waarop verweerder gehouden is een besluit te nemen.

Dit betoog faalt.

Schending Unierecht en misbruik van bevoegdheid

10.1Verzoekers voeren aan dat de gemeente Eindhoven al circa 10 jaar lang vrijwel alles in het werk stelt om alle concurrenten van Eindhoven Airport N.V. op het gebied van parkeerdiensten in het luchthavengebied van de relevante markt te verdringen in een kennelijke poging een economische machtspositie respectievelijk een monopolie voor Eindhoven Airport te creëren. Verzoekers stellen dat verweerder zijn publiekrechtelijke bevoegdheden aanwendt om zijn belangen als aandeelhouder van Eindhoven Airport N.V. te dienen. Daarmee misbruikt verweerder zijn bevoegdheid. Verzoekers kondigen aan de handelwijze van de gemeente Eindhoven voor te leggen aan de Europese Commissie door het indienen van een formele klacht, waartoe de eerste informele gesprekken reeds met de Europese Commissie zijn gevoerd.

10.2Verweerder wijst, in reactie op de stelling over misbruik van bevoegdheid, op een uitspraak van de Afdeling van 10 juli 2019n

ECLI:NL:RVS:2019:2355

op een hoger beroep van Eazzypark B.V. Daarin heeft de Afdeling geoordeeld dat niet gebleken is dat financiële aspecten een rol hebben gespeeld in de door verweerder in die zaak gemaakte afweging. Uit de omstandigheid dat de gemeente eigen financiële belangen heeft volgt, wat daar verder van zij, niet dat die belangen bij de belangenafweging voor verweerder doorslaggevend zijn geweest. Verweerder stelt dat in een procedure zoals deze, waarin wordt aangevoerd dat de bestemmingsplanregeling in strijd is een hogere (unierechtelijke regeling), het bestemmingsplan slechts onverbindend dient te worden geacht en buiten toepassing te worden gelaten, indien de bestemmingsregeling evident in strijd is met een hogere regel.

10.3Verzoekers hebben ter zitting toegelicht dat zij met deze grond beogen te stellen dat het handelen van verweerder in de loop der jaren duidt op strijdigheid met het Unierecht en dat verweerder vanwege deze bijzondere omstandigheid in dit geval van handhavend optreden had moeten afzien. Verzoekers stellen dat de bestreden besluiten tot gevolg hebben dat de nuttige werking van het mededingingsrecht wordt gefrustreerd.

10.4De voorzieningenrechter is van oordeel dat de beantwoording van deze vraag fundamenteel van aard is en zich naar zijn aard minder goed leent voor een beoordeling in het kader van een voorlopige voorzieningsprocedure. Bovendien komt het de voorzieningenrechter geraden voor dat verweerder eerst een gemotiveerd standpunt inneemt over wat verzoekers in dit kader aanvoeren, voordat de rechtbank daar een oordeel over geeft.

Betrokken partijen

11.1Verzoekers voeren aan dat verweerder het vennootschappelijke onderscheid tussen verschillende entiteiten met eigen rechtspersoonlijkheid miskent, door GVMT als eigenaar van EazzyPark aan te spreken voor een overtreding van EazzyPark. Voor Parkvalet geldt dat zij niet in strijd met de planregels handelt. Ook FlexOffice is geen overtreder en heeft het, als verhuurder van het pand aan EazzyPark en Parkvalet, niet in haar macht om de overtreding te beëindigen.

Verweerder stelt dat GVMT Holding B.V. de overkoepelende holding is. Zij is bestuurder van GVMP Holding en deze laatste is weer bestuurder van EazzyPark, Parkvalet en FlexOffice. Door de activiteiten in strijd met het bestemmingsplan te (laten) gebruiken is zij overtreder. Verder heeft zij het in haar macht om de overtreding te laten beëindigen. GVMP Holding B.V. is bestuurder en enig aandeelhouder van EazzyPark BV, Parkvalet

B.V. en FlexOffice B.V. Door de activiteiten in strijd met het bestemmingsplan te

gebruiken is zij overtreder. Ook zij heeft het in haar macht om de overtreding te

beëindigen. Verweerder heeft FlexOffice als overtreder aangemerkt, omdat zij als huurder van het pand [adres] en het omliggende parkeerterrein dit pand en terrein in strijd met het bestemmingsplan laat gebruiken. Ook zij heeft het in haar macht om de overtreding te (laten) beëindigen, aldus verweerder.

11.3De geschonden norm is in dit geval is artikel 2, eerste lid, onder c, van de Wabo. Op grond van dit artikel is het verboden zonder een omgevingsvergunning gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken en/of te laten gebruiken. Hieruit volgt dat feitelijke overtreder(s) en diegene die gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan laten gebruiken kunnen worden aangeschreven als overtreders. Hierbij is het van belang dat de overtreder het in zijn macht moet hebben om de overtreding te beëindigen.

11.4Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan uit de toelichting van verweerder in het verweerschrift op de samenhang tussen de verschillende ondernemingen en hun betrokkenheid bij de overtreding worden afgeleid, dat zij alle bij machte zijn de overtreding te beëindigen. Verweerder heeft derhalve terecht alle verzoekers als overtreders aangemerkt. Uit verweerders besluiten dient wel eenduidig te blijken waarom iedere verzoeker afzonderlijk als overtreder kan worden aangemerkt. Verweerder zal hieraan bij het nemen van de beslissing op bezwaar aandacht moeten besteden. Dit heeft verweerder ter zitting ook toegezegd.

Onduidelijke last

12.1Verzoekers stellen dat het onduidelijk is op welke overtreding precies gedoeld wordt in de last. Uit de last blijkt onvoldoende duidelijk wat als afzonderlijke overtreding wordt gezien. De dwangsom zou daardoor snel kunnen vollopen. Voorts stellen verzoekers dat de herstelmaatregelen te verstrekkend zijn. Dit is in strijd met artikel 5:32a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De planregels laten op zichzelf toe dat reclame wordt gemaakt voor EazzyPark. Ook is parkeren voor bezoekers van het kantoor ter plaatse toegestaan. EazzyPark heeft verschillende locaties die gewoon gebruikt mogen worden als parkeervoorziening. De planregels verzetten zich ook niet tegen het reserveren van een parkeerplaats. De last is ook niet handhaafbaar.

12.2Verweerder heeft in het bestreden besluit uitgelegd wanneer de overtreding beëindigd zal zijn. Volgens verweerder moet aan alle onderdelen (zie rechtsoverweging 4) zijn voldaan, wil geen sprake meer zijn van een overtreding. Daarmee is voldoende duidelijk wanneer sprake is van een overtreding. Als er dus ten aanzien van één van deze onderdelen zou worden vastgesteld dat geen sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan, zou geen dwangsom kunnen worden verbeurd.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder het aanbrengen van de fysieke (reclame)aanduidingen en borden voor parkeren terecht heeft aangemerkt als onderdeel van het verboden gebruik als parkeerbedrijf en daarmee in strijd is met artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Dat geldt ook voor de website voor zover daarmee het verboden gebruik mogelijk wordt gemaakt. Omdat het aanbieden van shuttleparking niet in strijd is met de planregels, zal verweerder de last in zoverre nog wel moeten verduidelijken.

De door verweerder in de bestreden besluiten genoemde herstelmaatregelen zijn niet te vertrekkend om de geconstateerde overtreding ongedaan te maken.

Begunstigingstermijn

13.1Verzoekers voeren aan dat een begunstigingstermijn van acht weken apert onredelijk is. Verweerder heeft negen jaren "stilgezeten". Ook is de termijn onredelijk in verband met het huurrechtelijke geschil tussen FlexOffice en Eindhoven Airport, dat de huur tegen 1 april 2023 heeft opgezegd. FlexOffice en EazzyPark hebben vertrouwen in een goede afloop van die gerechtelijke procedure, waarin levering van het pand (schadevergoeding) in natura wordt gevorderd. Het is niet mogelijk voor de opzeggingsdatum van 1 april 2023 een alternatieve locatie te hebben gevonden.

13.2Verweerder stelt dat een begunstigingstermijn van acht weken voldoende is om de overtreding te beëindigen.

De begunstigingstermijn dient om een overtreder gelegenheid te bieden om de overtreding ongedaan te maken, zonder dat een dwangsom wordt verbeurd. Zij is niet bedoeld om de gelegenheid te bieden om te zoeken naar alternatieven voor de bedrijfsvoering. De omstandigheid dat verweerder negen jaren heeft stilgezeten kan alleen om die reden al geen rol spelen bij de beoordeling van de lengte van die termijn.

Verzoekers hebben niet aannemelijk gemaakt dat het beëindigen van de overtreding niet binnen een termijn van acht weken mogelijk is. De voorzieningenrechter acht een begunstigingstermijn van acht weken redelijk.

Dit betoog faalt.

Hoogte dwangsom

14.1Verzoekers voeren aan dat verweerder de hoogte van de dwangsommen onvoldoende heeft gemotiveerd. Gelet op de snelheid van controles zal het maximum snel zijn bereikt. Door corona kunnen niet alle verzoekers € 120.000,00 betalen. Verzoeksters hebben ter onderbouwing van dit standpunt een verklaring van hun accountant overgelegd. Verzoeker wijzen erop dat bij iedere overtreding vier maal een dwangsom wordt verbeurd, vanwege het aantal ondernemingen dat als overtreder is aangemerkt.

14.2Verweerder heeft, blijkens het bestreden besluit, bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom in aanmerking genomen dat EazzyPark ook andere terreinen gebruikt om auto’s van parkerende klanten te parkeren. Verweerder stelt dat EazzyPark zelf heeft aangegeven een minimale parkeercapaciteit te hebben van 2.500 parkeerplaatsen.

De hoogte van de dwangsom moet in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging. Verweerder mag daarbij rekening houden met de omstandigheid dat er andere parkeerterreinen zijn die worden gebruikt om auto’s van klanten te parkeren en met de daarmee gegenereerde inkomsten. De opgelegde dwangsom is, gelet hierop, niet te hoog vastgesteld. De dwangsom dient een voldoende prikkel te zijn om de overtreding te beëindigen.

Uit de bestreden besluiten blijkt niet dat verweerder er rekening mee heeft gehouden dat de dwangsom door alle verzoekers afzonderlijk wordt verbeurd, waarmee de dwangsom feitelijk een factor vier hoger uitvalt. Weliswaar is sprake van afzonderlijke overtreders, maar de overtreding van een van hen leidt wel tot een betalingsverplichting van elk van hen. Iedere geconstateerde overtreding leidt voor verzoekers samen tot het verbeuren € 40.000,00 en tot een maximaal door verzoekers samen te verbeuren dwangsom van € 480.000,00.

Ter zitting heeft verweerder dit bevestigd, maar desgevraagd aangegeven geen aanleiding te hebben gezien om te bepalen dat het betalen van een verbeurde dwangsom bevrijdend werkt voor de andere overtreders.

Omdat, gelet hierop, niet kan worden uitgesloten dat de hoogte van de dwangsom disproportioneel is, had verweerder zich bij het opleggen van de dwangsommen over deze cumulatie moeten beraden en zijn besluiten op dit punt van een voldoende draagkrachtige motivering moeten voorzien, waarbij verweerder rekening had moeten houden met de onderlinge samenhang van de aangeschreven ondernemingen. Anders dan verweerder ter zitting heeft aangegeven is dit geen kwestie die (achteraf) bij de invordering bekeken zou moeten worden. Verweerder zal daarom in de beslissing op bezwaar alsnog op dit aspect in moeten gaan.

De voorzieningenrechter wijst erop dat de door verzoekers ingebrachte verklaring van de account erg summier is. Van verzoekers mag worden verwacht dat zij hun standpunt nader onderbouwen met financiële stukken waaruit de draagkracht van de ondernemingen blijkt.

Conclusie

15. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat de bestreden besluiten, gelet op wat is overwogen in de rechtsoverwegingen 8.6, 11.4, 12.3 en 14.3, niet van een voldoende draagkrachtige motivering zijn voorzien. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat niet op voorhand vast de bestreden besluiten geheel in stand kunnen blijven. Omdat niet valt uit te sluiten dat verzoekers zich, enkel om het financiële risico te beperken, genoodzaakt zullen zien om hun activiteiten te beëindigen, zonder dat hun bezwaren inhoudelijk voldoende behandeld zijn, ziet de voorzieningenrechter bij afweging van alle betrokken belangen aanleiding om de verzoeken toe te wijzen en de voorlopige voorziening te treffen dat de bestreden besluiten geheel worden geschorst tot de beslissing op bezwaar. Met het oog op eventuele vervolgprocedures komt het de voorzieningenrechter geraden voor dat verweerder voor iedere overtreder afzonderlijk, maar wel gelijktijdig, een beslissing op bezwaar neemt.

16. Omdat de verzoeken worden toegewezen, zal de voorzieningenrechter bepalen dat verweerder verzoekers het door hen betaalde griffierecht moet vergoeden.

17. Omdat de verzoeken worden toegewezen, krijgen verzoekers eveneens een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt, met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 748,00, bij een wegingsfactor van 1,5, omdat van samenhangende zaken sprake is. Toegekend wordt daarom een bedrag van € 2.244,00.

Beslissing

De voorzieningenrechter:

  • schorst de bestreden besluiten tot de beslissingen op bezwaar;

  • bepaalt dat verweerder verzoekers het door hen betaalde griffierecht van in totaal € 929,00 (€ 49,00 + €360,00 + € 360,00 + € 160,00) moet vergoeden;

  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 2.244,00.

Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op

23 november 2021.

griffier

voorzieningenrechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Artikel delen