Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBNHO:2024:3776

17 april 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd

Locatie Alkmaar

Meervoudige raadkamer jeugdstrafzaken

Parketnummer: 15.249594.19

Uitspraakdatum: 28 maart 2024

BESLISSING (ex artikel 6:6:31 Sv) van de rechtbank Noord-Holland, meervoudige raadkamer voor de behandeling van jeugdstrafzaken, naar aanleiding van de op 14 februari 2024 ter griffie van deze rechtbank ingediende vordering van de officier van justitie, welke vordering ertoe strekt dat de rechtbank de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel) van

[de betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Syrië),

volgens het burgerlijk registratie personen ingeschreven op adres [adres] ( [GGzE] ) ,

hier na te noemen de betrokkene,

zal verlengen met zes maanden.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:

  • het vonnis van deze rechtbank van 7 juli 2020 waarbij aan de betrokkene de PIJ-maatregel is opgelegd voor poging tot doodslag. Dit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen;

  • de beslissing van de meervoudige raadkamer voor jeugdstrafzaken van deze rechtbank van 29 augustus 2022, waarbij de maatregel is verlengd met zes maanden;

  • de beslissing van de meervoudige raadkamer voor jeugdstrafzaken van deze rechtbank van 6 december 2022, waarbij de maatregel is verlengd met drie maanden;

  • de beslissing van de meervoudige raadkamer voor jeugdstrafzaken van deze rechtbank van 6 april 2023, waarbij de maatregel is verlengd met zes maanden;

  • de beslissing van de meervoudige raadkamer voor jeugdstrafzaken van deze rechtbank van 4 oktober 2023 waarin de PIJ-maatregel laatstelijk is verlengd met zes maanden;

  • de vordering van de officier van justitie van 14 februari 2024;

  • een ingevolge artikel 6:6:31, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering recent opgemaakt, met redenen omkleed advies, gedateerd 1 februari 2024 en ondertekend door [GZ-psycholoog 1] , als GZ-psycholoog werkzaam bij [GGzE] , en [directeur behandelzaken] , directeur behandelzaken bij [GGzE] , met daarbij als bijlage aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene.

Tijdens de gesloten behandeling in raadkamer van 28 maart 2024 zijn gehoord de betrokkene, zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, de officier van justitie [officier van justitie] , alsmede via een beeld- en geluidverbinding de deskundige [GZ-psycholoog 2] , als GZ-psycholoog werkzaam bij [GGzE] . Tevens was ter zitting aanwezig [vertegenwoordiger Reclassering Nederland] , namens de Reclassering Nederland.

Op grond van artikel 6:6:4 lid 1 jo. 269 lid 1 Sv ziet de rechtbank aanleiding om in dit geval de behandeling achter gesloten deuren te laten plaatsvinden.

Van dat wat op de zitting naar voren is gebracht is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2. Het standpunt van de inrichting

In genoemd verslag en advies van [GGzE] is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:

De behandeling en begeleiding van de betrokkene binnen het kader van de PIJ-maatregel blijven op dit moment noodzakelijk om de komende periode de huidige risicofactoren voldoende te kunnen bewerken, alvorens met het scholings- en trainingsprogramma (hierna: STP) gestart kan worden. Gedurende het verblijf bij [GGzE] staat het middelengebruik van de betrokkene centraal. De betrokkene ervaart stress door zijn verblijf op een klinische afdeling en de afhankelijkheid van de begeleiding die hierdoor ontstaat. De betrokkene gebruikt geregeld cannabis en af en toe drinkt hij alcohol om hiermee om te gaan. In het afgelopen halfjaar is een toename in middelengebruik geconstateerd, waarna de betrokkene is beperkt in zijn verlofmogelijkheden. Om dit te doorbreken is met de betrokkene overeengekomen dat hij met individuele verslavingsbehandeling start, wat eerder door hem werd afgehouden. Na het aanpassen van deze afspraken is het cannabisgebruik echter fors toegenomen. Zonder enig toezicht en dagelijks contact met de begeleiding bestaat de kans dat de betrokkene overmatig zou gaan werken en stresserende factoren hierdoor toenemen. Dit kan resulteren in verminderde zelfredzaamheid en een terugval in overmatig cannabisgebruik. Ook kan er dan niet gemonitord worden of betrokkene zijn antipsychotica inneemt.

De deskundige [GZ-psycholoog 2] heeft op de zitting voormeld advies toegelicht en onderschreven en heeft daaraan – zakelijk weergegeven – toegevoegd dat er de afgelopen week een incident heeft plaatsgevonden waardoor de plaatsing van de betrokkene op beveiligingsniveau 1 is beëindigd en hij naar beveiligingsniveau 2 is teruggeplaatst. Hierdoor komt de focus eerst weer op een aantal behandeldoelen te liggen voordat opnieuw kan worden toegewerkt naar resocialisatie. De betrokkene zal met spoed worden aangemeld voor de behandelingen die zich richten op emotieregulatie en middelengebruik. Op dit moment wordt hierdoor een afronding van de PIJ-maatregel binnen zes maanden niet haalbaar geacht.

3. Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie vordert een verlenging van de termijn van de PIJ-maatregel met zes maanden. De officier van justitie heeft daartoe het volgende naar voren gebracht.

De officier van justitie sluit zich aan bij het advies van [GGzE] . Gelet op de recente ontwikkelingen heeft de officier van justitie getwijfeld de vordering tot verlenging te wijzigen tot een verlenging voor de duur van negen maanden, omdat er nog veel tijd nodig is voor de behandeling van de betrokkene. Tegelijkertijd ziet de officier van justitie dat de betrokkene perspectief nodig heeft. Een langere verlenging zou dit perspectief aan de betrokkene kunnen ontnemen. Bovendien geeft een verlenging van zes maanden een signaal af aan de betrokkene dat er een vinger aan de pols wordt gehouden.

4. Het standpunt van de betrokkene en zijn raadsman

De betrokkene heeft op de zitting naar voren gebracht dat hij een verlenging van zes maanden te lang vindt. Hij zou graag een verlenging willen voor de duur van drie maanden, zodat hij goed gedrag kan vertonen en snel aan het STP kan beginnen. Door een probleem met een begeleider is de betrokkene teruggeplaatst naar beveiligingsniveau 2. De betrokkene vindt dit niet eerlijk en ervaart dit als een straf. De betrokkene ziet zijn middelengebruik niet als een probleem. Hij gebruikt cannabis alleen als hij vrij is en omdat hij binnen de inrichting stress heeft. De betrokkene wil graag verder met zijn leven en de toekomst. Hij vindt dat hij niet gevaarlijk is voor zichzelf en anderen, ook niet als hij cannabis gebruikt.

De raadsman heeft namens de betrokkene benadrukt dat er de afgelopen tijd ook veel goed is gegaan. De betrokkene werkt hard en haalt hier veel plezier uit. Hij heeft ook een lange tijd goed gedrag vertoond. De raadsman betreurt het dat er door het incident nu weer niet richting een afronding van de maatregel gewerkt kan worden. De raadsman stelt dat de PIJ-maatregel in ieder geval niet verlengd dient te worden voor meer dan zes maanden. Een kortere verlenging toont een stuk waardering en vertrouwen aan de betrokkene voor wat hij goed heeft gedaan. De raadsman acht het van belang dat er de komende tijd stappen gezet worden zodat tijdens de volgende zitting meer duidelijk is over het STP en de voorwaardelijke beëindiging.

5. De beoordeling

De rechtbank heeft bij het onderzoek in raadkamer bevonden dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.

De rechtbank is, mede gelet op het verlengingsadvies en de toelichting van de deskundige van oordeel dat aan alle wettelijke vereisten voor verlenging van de PIJ-maatregel is voldaan. De PIJ-maatregel is opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen vereisen nog steeds het voortduren van de PIJ-maatregel. Daarnaast is de PIJ- maatregel - gezien in het licht van de overgelegde rapportage en de toelichting daarop - nog altijd in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de betrokkene.

Het is de rechtbank gebleken dat er de afgelopen maanden een toename in agressie bij de betrokkene is gezien. Recentelijk heeft er ook een incident plaatsgevonden waarbij de betrokkene agressie heeft geuit richting een begeleider van de inrichting. Als gevolg hiervan is de betrokkene door de inrichting teruggeplaatst naar beveiligingsniveau 2. Daarnaast blijkt dat het middelengebruik van de betrokkene nog steeds een grote negatieve rol speelt in zijn behandeltraject, terwijl de betrokkene niet bereid is daarmee te stoppen. Het middelengebruik van de betrokkene vormt één van de belangrijkste risicofactoren, aangezien dit ook een rol heeft gespeeld tijdens het plegen van het indexdelict. Voordat er opnieuw toegewerkt kan worden naar resocialisatie, dient de focus daarom eerst te liggen op de behandeling van de betrokkene op het gebied van emotieregulatie en middelengebruik.

Op grond van wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen zal de rechtbank de PIJ-maatregel verlengen voor de duur van zes maanden, zodat de ontwikkelingen op een relatief korte termijn kunnen worden getoetst. Het is mogelijk niet realistisch om te verwachten dat de PIJ-maatregel na die periode kan worden afgerond, maar wel benadrukt de rechtbank dat de betrokkene tot die tijd zelf stappen kan zetten wat betreft zijn emotieregulatie en middelengebruik. De komende tijd zal in samenwerking met de Reclassering Nederland duidelijk moeten worden wat haalbaar is voor de betrokkene.

6. Toepasselijke wetsbepalingen

De te geven beslissing is gegrond op artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering.

7. De beslissing

De rechtbank:

Verlengt de termijn van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van [de betrokkene] , geboren op [geboortedatum] voor de duur van zes maanden.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Deze beslissing is gegeven door

mr. A.S. van Leeuwen, voorzitter, tevens kinderrechter,

mrs. J.O. Rutten en E.K.A. van den Bos, tevens rechter,

in tegenwoordigheid van mr. S.B. Kuvel, griffier,

en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2024.

Mrs. J.O. Rutten en E.K.A. van den Bos zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Artikel delen