Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBMNE:2024:2370

17 april 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Lelystad

Parketnummer: 16.258240.23 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 16 april 2024

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,/

wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,

hierna te noemen: verdachte.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 april 2024.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. M. de Nooij, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S. Meeuwsen, advocaat te Gorinchem, naar voren hebben gebracht.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er op neer dat verdachte op 4 oktober 2023 te Nederhorst den Berg:

1 primair: heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden door met een auto op hem in te rijden dan wel hem aan te rijden,

subsidiair ten laste gelegd als een poging tot zware mishandeling,

meer subsidiair ten laste gelegd als een mishandeling;

2: die [slachtoffer] met de dood heeft bedreigd door tegen hem te zeggen: ‘ik maak je af kankerlijer’.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

VRIJSPRAAK FEIT 1 PRIMAIR EN FEIT 2

Het standpunt van de officier van justitie

Het onder 1 primair ten laste gelegde kan niet wettig en overtuigend worden bewezen.

Het onder 2 ten laste gelegde kan wel wettig en overtuigend worden bewezen.

Het standpunt van de verdediging

Verdachte dient van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak feit 1 primair

De rechtbank komt tot dezelfde conclusie als de officier van justitie en de verdediging, acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.

Vrijspraak feit 2

Op de camerabeelden is te zien dat verdachte op verdachte afloopt en naar hem wijst, terwijl aangever achteruit loopt. Volgens verdachte heeft hij toen gezegd dat aangever zijn gezin met rust moest laten en moest kappen hen te terroriseren. Verdachte erkent dat hij boos was op aangever, maar ontkent dat hij hem heeft bedreigd, zoals aangever heeft verklaard. Nu de bewoordingen waarover verdachte verklaart ook binnen de situatie passen als te zien op de camerabeelden, en de getuige hetgeen gezegd is niet kon verstaan, kan de rechtbank niet vaststellen wat verdachte precies heeft gezegd en zal zij vrijspreken van de onder 3 tenlastegelegde bedreiging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. De standpunten van de raadsman worden besproken in paragraaf 5.3, voor zover dat nodig is.

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen feit 1 subsidiair: n

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 oktober 2023, genummerd PL0900-2023305228, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 54. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

In de aangifte van [slachtoffer] staat als verklaring van deze aangever, zakelijk weergegeven, het volgende:

Ik ben op 4 oktober 2023 aangereden door verdachte. Ik fietste op 4 oktober 2023 op het fietspad aan de Kooikerboog te Nederhorst den Berg, binnen de gemeente Wijdemeren. Ik hoorde een auto. Ik voelde en hoorde een klap. Door de klap werd ik gelanceerd en kwam ik op de weg terecht en lag ik op de grond. Ik voelde gelijk veel pijn aan mijn rug en bil.n

Pagina 5.

In een proces-verbaal van bevindingen omtrent het bekijken van camerabeelden is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende door verbalisant gerelateerd:

Ik zag dat de Randweg een doorgaande weg betrof welke was opgedeeld in twee rijbanen. Ik zag dat zich naast de Randweg een fietspad bevond, welke werd gescheiden door een berm met gras. Ik zag een verstoring in de berm van twee vermoedelijke bandensporen met een tussenafstand welke vergelijkbaar is met een personenauto. Op de camerabeelden zie ik het volgende:

- ik zie een fietser vanaf de rechterzijde van het beeld naar de linkerzijde van het beeld fietsen;

- ik zie een donkerkleurig voertuig met de voorzijde direct na de fietser vanuit dezelfde rijrichting in de richting van de fietser rijden;

- ik zie een zwartkleurig voertuig vanuit de berm over het fietspad heen rijden.

- ik zie aan de bestuurderszijde van het voertuig een persoon op de fiets welke versneld samen op de grond vallen naast het voertuig.n

Pagina 12.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard, zakelijk weergegeven:

Ik ben de bestuurder van de donkerkleurige personenauto die op de beelden te zien is. Ik zag aangever fietsen op het fietspad. Ik ken hem, hij valt ons al lang lastig en dat moest stoppen. Ik reed in mijn auto op de weg naast het fietspad en ben door de berm het fietspad op gereden in de richting van aangever. Aangever klapte toen tegen mijn auto aan.n

De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 2 april 2024.

Bewijsoverwegingen feit 1 subsidiair

De raadsman heeft betoogd dat niet kan worden bewezen dat verdachte op aangever is ingereden dan wel dat hij hem heeft aangereden, zoals dat feitelijk in de tenlastelegging is opgenomen. Dit dient tot een integrale vrijspraak te leiden, aldus de raadsman.

Uit de bewijsmiddelen kan inderdaad niet worden afgeleid dat verdachte op aangever is ingereden. In zoverre zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Echter, uit de bewijsmiddelen volgt wel dat verdachte tegen aangever is aangereden. Dit blijkt onder meer uit de beschrijving van de camerabeelden, die ook ter terechtzitting zijn bekeken. Verdachte stuurde bewust naar het fietspad waar aangever fietste. Hij moest daarvoor eerst over een tussenliggende berm rijden. Op het fietspad kwamen de fietsende aangever en de auto van verdachte met elkaar in botsing. De beelden maken duidelijk dat het voor aangever niet mogelijk was om de auto van verdachte te ontwijken. Deze beelden – in combinatie met de verklaring van verdachte en aangever – geven blijk van een bewuste, agressieve daad van verdachte gericht tegen aangever. De verdediging legt de tenlastelegging heel letterlijk uit – verdachte zou niet tegen aangever zijn aangereden – maar het bewust met de auto de pas afsnijden van een fietser die daardoor de auto niet meer kan ontwijken en waardoor de auto en de fietser met elkaar in botsing komen, kan feitelijk worden omschreven als het aanrijden van die fietser door de auto.

Uit de verklaring van verdachte kan niet worden opgemaakt dat hij vol opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is echter wel degelijk sprake. Wanneer een kwetsbare verkeersdeelnemer, zoals een fietser, op een dergelijke agressieve wijze wordt aangereden bestaat de aanmerkelijke kans dat die fietser door de botsing of de val zwaar lichamelijk letsel oploopt. Deze gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op dat gevolg dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard. Dat dit relatief goed is afgelopen, is niet aan verdachte te danken.

De rechtbank concludeert dat de onder 1 subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

1 subsidiair

op 4 oktober 2023 te Nederhorst den Berg, gemeente Wijdemeren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een personenauto tegen die [slachtoffer] is aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:

poging tot zware mishandeling

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:

- een gevangenisstraf van 30 dagen, met aftrek van het voorarrest, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf voor de duur van 140 uren (subsidiair 70 dagen hechtenis).

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft aangevoerd dat in geval van een bewezenverklaring het opleggen van een taakstraf passend zou zijn.

Het oordeel van de rechtbank

Aard en ernst van de feiten

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door het fietsende slachtoffer aan te rijden met zijn auto. De verklaringen in het dossier van onder meer verdachte en het slachtoffer geven blijk van een lopend conflict. Verdachte wilde het slachtoffer naar eigen zeggen doen stoppen met het terroriseren van zijn gezin. Dat verdachte uit boosheid en frustratie heeft gehandeld, is te zien op het moment dat hij uit zijn auto stapt nadat hij het slachtoffer heeft aangereden. Hij spreekt het terugdeinzende slachtoffer dan boos toe. Op de camerabeelden is te zien hoe gevaarlijk de agressieve daad van verdachte, die zijn auto als wapen heeft gebruikt, is geweest. Dit had heel anders kunnen aflopen, met ernstiger letsel tot gevolg. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden, en hem bovenal pijn en angst bezorgd.

Persoon van verdachte en zijn omstandigheden

Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 27 februari 2024. Hieruit volgt dat verdachte enkele malen eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder eenmaal voor een geweldsdelict, maar die veroordelingen dateren uit een verder verleden.

De op te leggen straf

Gelet op de aard en de ernst van het feit, komt het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden in beeld. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel dan wel zeer zwaar lichamelijk letsel, met behulp van een wapen, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 respectievelijk 8 maanden. Nu het een poging betreft, zou een derde van de straf afgetrokken moeten worden. De rechtbank zal echter, gelet op het navolgende, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.

De rechtbank vindt de door de officier van justitie gevorderde strafmodaliteiten op zichzelf passend. De rechtbank zal bij de straf echter meer nadruk leggen op de beoogde preventieve werking. De rechtbank vindt het namelijk belangrijk dat verdachte niet wederom overgaat tot dergelijke agressieve en gevaarlijke delicten. Weliswaar is er kennelijk sinds het bewezenverklaarde niets meer voorgevallen tussen verdachte en het slachtoffer, maar zij hebben een negatieve historie en kunnen elkaar nog steeds tegenkomen in het dagelijkse leven. Daarom kiest de rechtbank voor een hoger voorwaardelijk strafdeel dan de officier van justitie heeft gevorderd en legt een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar op. Met deze voorwaardelijke gevangenisstraf wordt bovendien de ernst van het feit benadrukt; op het plegen van dergelijke strafbare feiten wordt met het opleggen van gevangenisstraffen gereageerd.

Daarnaast is vergelding voor dit strafbare feit op zijn plaats en verdient verdachte een straf waar hij ook direct iets van merkt. De rechtbank acht het opleggen van een taakstraf voor de duur van 100 uren (bij niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis) passend.

De rechtbank zal het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:

Vrijspraak

- verklaart het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Bewezenverklaring

- verklaart het onder 1 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

- verklaart het onder 1 subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;

- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 100 (honderd) uren;

- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;

- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden;

- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;

- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door mr. V.A. Groeneveld, voorzitter, mr. H. den Haan en

mr. T. van Haaren-Paulus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 april 2024.

De voorzitter en de griffier zijn buiten staat het vonnis te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:


1
hij op of omstreeks 4 oktober 2023 te Nederhorst den Berg, gemeente Wijdemeren
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
met een personenauto op die [slachtoffer] is ingereden, althans tegen die [slachtoffer] is
aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:

hij op of omstreeks 4 oktober 2023 te Nederhorst den Berg, gemeente Wijdemeren
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een personenauto op die [slachtoffer] is ingereden, althans tegen die [slachtoffer] is
aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 4 oktober 2023 te Nederhorst den Berg, gemeente Wijdemeren
[slachtoffer] heeft mishandeld door met een personenauto op die [slachtoffer] in te
rijden, althans tegen die [slachtoffer] aan te rijden;

2
hij op of omstreeks 4 oktober 2023 te Nederhorst den Berg, gemeente Wijdemeren
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door (dreigend) richting die [slachtoffer] te lopen en/of die [slachtoffer] dreigend de
woorden toe te voegen "ik maak je af kankerlijer", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking,

Artikel delen