Menu

Filter op
content
Omgevingsweb

ECLI:NL:RBGEL:2022:6024

25 oktober 2022

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: ARN 21/2902

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2022

in de zaak tussen

[Eiser A] , als executeur van de nalatenschap van [B], uit [plaats B] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Oldebroek

(gemachtigde: K. Weijens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of het beroep van eiser, ingesteld bij brief van 10 juni 2021, tegen een besluit van het college van 9 september 2015 ontvankelijk is. In dit besluit heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van het gebruik van een bestaand gebouw naar een groepsaccommodatie op het perceel Broekeroordsweg 9 in ’t Loo Oldebroek.

1.1.Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.2.De rechtbank heeft het beroep op 5 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiser tijdig beroep ingesteld?

2. Het besluit van 9 september 2015 is voorbereid met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, dat wil zeggen: met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

2.1.De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, van de Awb ter inzage is gelegd.

In het verweerschrift stelt het college dat het besluit van 9 september tot en met 21 oktober (lees: 2015) ter inzage heeft gelegen. Het beroepschrift is op 10 juni 2021 per aangetekende post verzonden en op 11 juni 2021 door de rechtbank ontvangen. Dat is enkele jaren na het verstrijken van de beroepstermijn en dus te laat.

Is de termijnoverschrijding verschoonbaar?

3. In beginsel wordt een beroep dat te laat is ingesteld niet-ontvankelijk verklaard. Dat is slechts anders in uitzonderlijke gevallen, wanneer de indiener van het beroepschrift geen verwijt kan worden gemaakt.

3.1.Eiser voert aan dat, gelet op het arrest Stichting Varkens in Noodn

HvJEU 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:7.

, het ervoor dient te worden gehouden dat in dit geval een fout is gemaakt bij de bekendmaking van het besluit van 9 september 2015. Het dient er volgens eiser namelijk voor te worden gehouden dat ook beroep tegen de uiteindelijke beschikking kan worden ingediend als er geen zienswijze is ingebracht tegen de ontwerpbeschikking. Dit is ten onrechte niet vermeld. Als gevolg hiervan heeft hij geen beroep ingesteld, aldus eiser.

3.2.Dit betoog slaagt niet. In het arrest Varkens in Nood oordeelde het Hof van Justitie dat artikel 9, tweede lid, van het Verdrag van Aarhus zich ertegen verzet dat de ontvankelijkheid van het daarin bedoelde beroep in rechte, dat wordt ingesteld door niet-gouvernementele organisaties die deel uitmaken van het in artikel 2, punt 5, van dat verdrag bedoelde ‘betrokken publiek’, afhankelijk wordt gesteld van hun deelname aan de voorbereidingsprocedure voor het bestreden besluit (…).n

Punt 59 van dit arrest.

Verder oordeelde het Hof dat artikel 9, derde lid, van dat verdrag zich ertegen verzet dat de leden van het in artikel 2, punt 4, van dit verdrag bedoelde “publiek” geen toegang tot de rechter kunnen hebben om zich te beroepen op ruimere rechten op inspraak in het besluitvormingsproces die alleen door het nationale milieurecht van een lidstaat worden verleend.n

Punt 52 van dit arrest.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft naar aanleiding van dit arrest overwogen dat in alle gevallen waarin in omgevingsrechtelijke zaken de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure is toegepast, artikel 6:13 van de Awb niet zal worden tegengeworpen aan belanghebbenden.n

ABRvS 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786.

De Afdeling begrijpt het oordeel van het Hof in dit arrest, in het bijzonder de punten 47 tot en met 52, zo dat wanneer het nationale milieurecht ruimere rechten op inspraak in het besluitvormingsproces verleent dan aan ‘het betrokken publiek’ en aan een ieder het recht geeft zienswijzen over een ontwerpbesluit naar voren te brengen, artikel 9, derde lid, van het verdrag zich ertegen verzet dat leden van het publiek die een zienswijze hebben ingediend de toegang tot de rechter wordt onthouden.n

ABRvS 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953.

Dit betekent dat de regeling van het beroepsrecht op het terrein van het omgevingsrecht moet worden gewijzigd. Zolang zo’n wijziging van de wet er niet is, ligt het op de weg van de bestuursrechter die de bevoegde rechter is om over deze besluiten te oordelen om te voorzien in een oplossing. Dat heeft de Afdeling gedaan. Aan degene die bij een besluit geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, maar die tegen het ontwerpbesluit op basis van de hem in het nationale omgevingsrecht gegeven mogelijkheid wel een zienswijze heeft ingediend, zal in beroep niet worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is. Ook de niet-belanghebbende die verschoonbaar geen of te laat een zienswijze heeft ingebracht tegen het ontwerpbesluit zal niet worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is.

3.3.In de zaak van eiser gaat het echter niet om het eventueel tegenwerpen van artikel 6:13 van de Awb dan wel de vraag of hij belanghebbende is maar om de vraag of redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest ten aanzien van het te laat indienen van zijn beroepschrift. Oftewel, of toepassing mag worden gegeven aan artikel 6:11 van de Awb. Uit het arrest Varkens in Nood of de daarop gebaseerde rechtspraak van de Afdeling volgt niet dat een termijnoverschrijding omdat destijds het niet indienen van een zienswijze bij de ontvankelijkheidsbeoordeling zou zijn tegengeworpen, verschoonbaar zou zijn. Die consequentie zou naar het oordeel van de rechtbank ook een te vergaande inbreuk op de rechtszekerheid hebben.

3.4.Gelet op het voorgaande en nu eiser geen andere omstandigheden heeft gesteld voor het indienen van het beroepschrift buiten de daarvoor gestelde termijn, is de rechtbank van oordeel dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Rosmalen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2022

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Artikel delen