Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBDHA:2024:5826

22 april 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 23/4533


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2024 in de zaak tussen


[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. van Baaren),

en

Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. A.S.R. Bisesser-Chigharoe).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven.

1.1.Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 11 november 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 april 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.

1.2.Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.3.De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2024 op zitting behandeld. Partijen hebben kenbaar gemaakt niet bij de behandeling aanwezig te zijn.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?

2. Eiseres heeft in juni 2022 een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven, omdat zij in de periode tussen 2000 en 2003 stelselmatig is mishandeld door haar toenmalige partner. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen omdat eiseres aanvraag niet binnen de wettelijke termijn van tien jaar na het gebeurde is ingediend.

Wat zijn de regels?

3. Het wettelijk kader wordt gevormd door de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg) en het daarop gebaseerde beleidn

Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (de Beleidsbundel), te vinden op www.schadefonds.nl.

. De belangrijkste toepasselijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Wat vindt eiseres in beroep?

4. Eiseres stelt dat het bestreden besluit onjuist en in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is. De gronden kunnen het besluit niet dragen. Volgens eiseres gaat het er om of haar aanvraag in behandeling moet worden genomen vanwege overschrijding van de tienjaarstermijn. Eiseres betoogt dat zij in oktober 2021 ook een aanvraag heeft ingediend die buiten de tienjaarstermijn lag, maar dat bij die aanvraag geen enkele medische onderbouwing is gevraagd. Deze eerdere aanvraag was ook al onder het aangescherpte beleid van 1 augustus 2021.

4.1.Eiseres betoogt dat haar aanvraag die ziet op geweld in de relationele sfeer in de periode 2000 en 2003 te laat is ingediend, omdat zij pas na de termijn is ontwaakt uit haar psychische slaap. Haar tijd gaat lopen op het moment dat zij ontwaakt. Bij de eerste aanvraag is niet om medische documenten is gevraagd terzake het ontwaken van eiseres uit haar psychische slaap. Om dit nu bij de tweede aanvraag wel te doen is volgens eiseres in strijd met het zorgvuldigheidsvereiste.

Wat vindt verweerder in beroep?

5. Volgens verweerder moet een aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds worden ingediend binnen tien jaar na de dag waarop het misdrijf is gepleegd. Een na afloop van de termijn ingediende aanvraag kan toch in behandeling worden genomen als blijkt dat de aanvraag zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd. Verweerder acht de door eiseres opgegeven reden voor de termijnoverschrijding niet verschoonbaar.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

6. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het besluit over de uitkering beslissingsruimte heeft. De rechtbank moet dat besluit terughoudend toetsen. Volgens vaste rechtspraak zijn de beleidsregels die verweerder daarbij hanteert in ieder geval niet onredelijk.n

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:568.

Verweerder mag daar dus van uitgaan. Verweerder heeft die beleidsregels hier ook toegepast.

7. Een aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds moet binnen tien jaar na de dag waarop het geweldsmisdrijf is gepleegd worden ingediend.n

Artikel 7 van de Wsg en de beleidsregels.

De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres de aanvraag te laat heeft ingediend. De vraag die bij de rechtbank voorligt is of verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen de aanvraag niet alsnog in behandeling te nemen, omdat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.

7.1.Uit de Beleidsbundel volgt dat een na afloop van de termijn ingestelde aanvraag toch wordt behandeld als de aanvraag zo spoedig mogelijk is ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd. Het niet op de hoogte zijn van het Schadefonds is geen geldige termijnoverschrijding. Psychische overmacht kan dit wel zijn. Er moet dan wel sprake zijn van omstandigheden die verband houden met het misdrijf en die de aanvrager redelijkerwijs hebben verhinderd eerder een aanvraag bij het Schadefonds in te dienen. Van een aanvrager wordt verwacht dat zij haar aanvraag zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs mogelijk indient nadat zij bekend is geworden met de gevolgen van het misdrijf en een zodanige fase van het verwerkingsproces heeft bereikt dat de aanvrager in staat is om een aanvraag in te dienen. De aanvrager moet de opgegeven reden voor termijnoverschrijding onderbouwen. Dit kan bijvoorbeeld met medische informatie.

7.2.Eiseres heeft betoogt dat de termijnoverschrijding voortkomt uit het feit dat zij pas later psychisch is ontwaakt. Eiseres heeft dit verder niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Zij heeft ook geen medische informatie, zoals verweerder heeft verzocht, verstrekt. Eiseres vindt dat, net als bij haar eerdere aanvraag, zonder meer moet worden geaccepteerd dat zij nu pas is ontwaakt uit haar psychische slaap. En dat het in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel om bij deze aanvraag wel om medische gegevens te vragen. Verweerder heeft toegelicht dat bij de eerdere aanvraag geen sprake was van overschrijding van de tienjaarstermijn omdat die zag op geweld tot 2021. De rechtbank is van oordeel dat nu eiseres niet – met medische informatie – heeft onderbouwd dat sprake is van psychische overmacht, verweerder niet kon oordelen dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank is ook niet gebleken dat sprake is van schending van het zorgvuldigheidsbeginselen, of van andere algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr.S. Hoeijmans, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2024.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wet schadefonds geweldsmisdrijven

Artikel 7

Een aanvraag voor een uitkering moet bij de commissie worden ingediend binnen tien jaar na de dag waarop het misdrijf is gepleegd. Wordt de aanvraag door een nabestaande gedaan, dan begint die termijn te lopen van de dag van het overlijden. Een na afloop van de termijn ingediende aanvraag wordt niettemin behandeld, indien blijkt dat de aanvraag zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd.

Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven

Overige wettelijke criteria

B. Indieningstermijn

Voor slachtoffers en naasten geldt dat een aanvraag moet worden ingediend binnen tien jaar na de dag waarop het geweldsmisdrijf is gepleegd. Voor een nabestaande begint deze termijn te lopen van de dag van het overlijden van het slachtoffer. Dit staat in artikel 7 van de Wet. In het geval van minderjarige slachtoffers begint het tellen van de indieningstermijn van 10 jaar vanaf meerderjarigheid (18 jaar). Hetzelfde geldt voor minderjarige nabestaanden en naasten.

Overschrijding indieningstermijn

Indien de aanvraag niet binnen tien jaar na de dag waarop het geweldsmisdrijf is gepleegd wordt ingediend, wordt de aanvraag afgewezen, tenzij de aanvrager een geldige reden heeft voor het feit dat hij de aanvraag niet eerder indiende. Het Schadefonds beoordeelt dan of de aanvraag toch in behandeling kan worden genomen. Een na afloop van de termijn ingediende aanvraag wordt toch behandeld als de aanvraag zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd.

Het niet op de hoogte zijn van het bestaan van het Schadefonds is geen geldige reden voor overschrijding van de indieningstermijn. Psychische overmacht kan wel een geldige reden voor een te laat ingediende aanvraag zijn. Er moet dan wel sprake zijn van omstandigheden die verband houden met het misdrijf en die de aanvrager redelijkerwijs hebben verhinderd eerder een aanvraag bij het Schadefonds in te dienen. Daarbij kan in de eerste plaats aan minderjarige slachtoffers van zedenmisdrijven worden gedacht. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt namelijk dat deze groep aanvragers (over het algemeen zedenslachtoffers) vaak een lange periode klachten ervaart en een lange tijd nodig heeft om de gebeurtenis(sen) te verwerken.

Van een aanvrager wordt verwacht dat hij zijn aanvraag zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs mogelijk indient nadat hij bekend is geworden met de gevolgen van het misdrijf en een zodanige fase van het verwerkingsproces heeft bereikt dat de aanvrager in staat is om een aanvraag in te dienen.

De aanvrager moet de opgegeven reden voor termijnoverschrijding onderbouwen. Dat kan bijvoorbeeld doormiddel van:

• medische informatie over een (op latere leeftijd gestarte) behandeling voor psychische klachten die verband houden met het misdrijf

• een op latere datum gedane aangifte of melding bij de politie Indien er lange tijd zit tussen het misdrijf en de aanvraag bestaat de kans dat de aanvraag niet goed te beoordelen is. Hoe langer geleden het misdrijf plaatsvond, hoe moeilijker het is om bepaalde stukken, zoals het proces-verbaal, te achterhalen. Dit kan leiden tot een afwijzing van de aanvraag.

Artikel delen