RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6114
[eiseres] , als wettelijk vertegenwoordiger van [naam] , uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. P. van Baaren),
en
(gemachtigde: mr. A.S.R. Bisesser-Chigharoe).
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de hoogte van de toegekende uitkering.
1.1.Met het besluit van 11 november 2022 heeft verweerder een uitkering toegekend op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg). Met het bestreden besluit van 11 april 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2024 op zitting behandeld. Partijen hebben kenbaar gemaakt niet bij de behandeling aanwezig te zijn.
Waar gaat deze zaak over?
2. Verweerder heeft een aanvraag van eiseres, voor haar minderjarige dochter, voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven gehonoreerd en een vergoeding van
€ 2.500,- (letselcategorie 2) toegekend. Verweerder vindt het aannemelijk dat de dochter van eiseres tussen 2013 en 2021 huiselijk geweld waarnam. Door dit geweldsmisdrijf liep zij ernstig letsel op.
Wat zijn de regels?
3. Het wettelijk kader wordt gevormd door de Wsg en het daarop gebaseerde beleid. De belangrijkste toepasselijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres vindt dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het waarnemen van langdurige mishandelingen van de minderjarige horen in letselcategorie 3 en niet in letselcategorie 2. Volgens eiseres is het geweld tegen haar dochter gepleegd, zodat zij zelf slachtoffer is van een ernstig geweldsmisdrijf. Eiseres vindt het onjuist dat haar dochter wordt gezien als waarnemer. Door de jarenlange mishandeling van eiseres heeft haar dochter een trauma opgelopen. Hierdoor kan gesteld worden dat sprake is van geestelijke mishandeling tegen de minderjarige. Dit is niet verdisconteerd in de hoogte van de toegekende uitkering. Eiseres verwijst ook naar het leerstuk van voorwaardelijke opzet.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het besluit over de (hoogte van) de uitkering beslissingsruimte heeft. De rechtbank moet dat besluit terughoudend toetsen. Dat betekent dat de rechtbank beoordeelt of het besluit van verweerder om uitkering in categorie 2 te verlenen, niet redelijk zou zijn. Volgens vaste rechtspraak zijn de beleidsregels die verweerder daarbij hanteert in ieder geval niet onredelijk.n
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:568.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid kan stellen dat, de dochter van, eiseres niet in aanmerking komt voor een uitkering op basis van een hogere letselcategorie. Uit de beleidsregels volgt dat kinderen die stelselmatig huiselijk geweld waarnemen worden aangemerkt als slachtoffer in de zin van de Wsg.n
Artikel 3 lid 1 van de Wsg.
7. Dat sprake is van strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur is de rechtbank niet gebleken. Eiseres heeft dit standpunt ook niet onderbouwd.
8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen uitkering op basis van een hogere letselcategorie krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Hoeijmans, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2024.
griffier |
rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Artikel 3, lid 1
1- Uitkering kan worden gedaan
a. aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen;
1.3 Psychisch letsel door getuige zijn
Algemeen
Het Schadefonds kent ook tegemoetkomingen toe voor psychisch letsel dat iemand oploopt door getuige te zijn van een geweldsmisdrijf of direct geconfronteerd te zijn met de gevolgen van een geweldsmisdrijf. Als iemand een geweldsmisdrijf heeft waargenomen of een slachtoffer onverwachts op de plaats delict heeft aangetroffen wordt zo’n ‘waarnemer’ aangemerkt als een slachtoffer in de zin van artikel 3 lid 1 van de Wet.
Stelselmatig waarnemen van huiselijk geweld
Kinderen die huiselijk geweld stelselmatig waarnemen merkt het Schadefonds aan als slachtoffer in de zin van artikel 3 lid 1 van de Wet.
Bij kinderen tot 12 jaar, die huiselijk geweld stelselmatig waarnemen, vooronderstelt het Schadefonds ernstig psychisch letsel.
De uitkering aan de waarnemer
De ernst van het psychisch letsel van de waarnemer moet objectief worden vastgesteld. Als het psychisch letsel ernstig is, dan bepaalt het Schadefonds welke letselcategorie hierbij past. Deze letselcategorie bepaalt dan de hoogte van de uitkering.
Een kind (jonger dan 12 jaar) dat huiselijk geweld stelselmatig heeft waargenomen krijgt een uitkering voor psychisch letsel, dat past in letselcategorie 2.
Bij een kind van 12 tot 18 jaar, dat huiselijk geweld stelselmatig heeft waargenomen, moet de ernst van het psychisch letsel objectief worden vastgesteld. Als het psychisch letsel ernstig is, dan bepaalt het Schadefonds welke letselcategorie hierbij past. Deze letselcategorie bepaalt dan de hoogte van de uitkering