Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBDHA:2024:5776

22 april 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 23/3059


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2024 in de zaak tussen


[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. B.N. van Hoek),

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. W.M. Logtenberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder op eisers verzoek om openbaarmaking op grond van de Wet open overheid (Woo).

1.1.Verweerder heeft dit verzoek met het besluit van 17 augustus 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 4 april 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van het verzoek gebleven.

1.2.De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?

2. Eiser heeft bij verweerder een Woo-verzoek ingediend. Hij heeft verzocht om een kopie van documenten inzake de financiering van de fractie van Hart voor Den Haag/Groep de Mos, de subsidieverlening aan Stichting Vrienden van De Mos/Stichting Fonds Toekomst Den Haag Lokaal en verstrekking van gelden aan andere organisaties en of personen in relatie tot Hart voor Den Haag/Groep de Mos.

3. Verweerder heeft na onderzoek vastgesteld dat een deel van het verzoek, namelijk de financiering van de fractie, betrekking heeft op informatie die berust bij een ander bestuursorgaan, namelijk bij de gemeenteraad. Eisers verzoek is voor dit gedeelte, op grond van artikel 4.2 van de Woo, doorgezonden aan de gemeenteraad. Voor wat betreft het subsidiegedeelte heeft verweerder een zoekslag gedaan. Er zijn geen subsidievertrekkingen gevonden aan stichtingen of andere aan Hart voor Den Haag/Groep de Mos gelieerde partijen. Het verzoek van eiser is afgewezen omdat er geen documenten zijn aangetroffen. Ook in bezwaar zijn geen documenten aangetroffen.

Wat vindt eiser in beroep?

4. Eiser betoogt dat zijn verzoek betrekking heeft op het toezicht op de financiering van de Groep De Mos/Hart voor Den Haag. Dat verzoek heeft betrekking op de documenten die zich bevinden in de administratie van de gemeente Den Haag en die administratie valt volgens eiser onder de verantwoordelijkheid van verweerder. De adviescommissie bezwaarschriften heeft zich ten onrechte alleen gebaseerd op de stelling dat het verzoek betrekking heeft op de subsidie. Het gaat eiser juist om de documenten die zich bevinden in de administratie van de gemeente en niet in de administratie van de griffie. Het Woo-verzoek van eiser is breder dan alleen het subsidiedeel. Eiser stelt ook dat verweerder de Woo niet juist heeft toegepast voor wat betreft de ondersteuning aan hem. Van de contactfunctionaris mag een meer hulpverlenende houding verwacht worden.

5. Eiser betoogt ook dat het ongeloofwaardig is dat de gemeentelijke accountantsdienst (GAD) geen informatie tot haar beschikking heeft die onder de reikwijdte van de Woo valt. Eiser heeft verwezen naar verslagen waaruit blijkt dat in 2015 per abuis de vertegenwoordiging voor 9 vergaderingen dubbel is uitbetaald en dat dit in 2016 nog niet is terugbetaald. Deze politiek gevoelige kwestie is volgens eiser iets voor de griffie en de politieke partij zelf. Maar volgens eiser is het ook de wethouder of burgemeester die aangesproken kan worden als er niet wordt opgetreden tegen het niet terugbetalen van dubbele vergoedingen. Eiser meent dat het een echt niet functioneerde GAD en afdeling financiën zijn als er geen signaal naar de bestuurlijk verantwoordelijke politicus is gegaan. Het is daarom niet aannemelijk dat de GAD geen onderliggende informatie in haar bezit zou hebben specifiek over de bevindingen zelf en als over het informeren van de bestuurlijke lijn tot aan hoog (verantwoordelijk) niveau.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

6. Het beroep van eiser richt zich tegen het Woo-verzoek voor zover dat betrekking heeft op het toezicht op de financiering van de Groep De Mos/Hart voor Den Haag. Het beroep richt zich niet op het subsidiegedeelte.

7. Volgens vaste jurisprudentie is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat bepaalde documenten niet onder hem berusten en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig overkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat die documenten toch onder het bestuursorgaan berusten.n

Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1058 en 17 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1427.

8. Verweerder heeft op zitting toegelicht dat de financiering van de fractie geschiedt via de, door de raad vastgestelde, verordening fractieondersteuning 2023. De verordening kent geen bevoegdheden voor het college. De GAD maakt deel uit van de organisatie van de raad en niet van het college. Verweerder heeft betoogt dat de GAD geen verantwoording aflegt aan het college en dat het een duaal stelsel is met bewust gescheiden onderdelen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft toegelicht dat de door eiser gevraagde documenten met betrekking op het toezicht op de financiering van de Groep de Mos/Hart voor Den Haag, niet bij haar berust. Verweerder heeft het Woo-verzoek naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet te beperkt opgevat. Het enkele feit dat eiser het ongeloofwaardig vindt dat bevindingen van de GAD niet bij verweerder terechtkomen, is onvoldoende om aannemelijk te maken dat de gevraagde documenten toch onder verweerder berusten.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2024.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Artikel delen