Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBDHA:2023:89

9 januari 2023

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 22/1475

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], België, eiseres

(gemachtigde: mr. M.B. Ullah),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om naturalisatie afgewezen.

Bij besluit van 20 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 januari 2023.

Eiseres is verschenen vergezeld door haar echtgenoot [A] en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?

1. Verweerder heeft het naturalisatieverzoek van eiseres afgewezen omdat er ernstige vermoedens bestaan dat zij een gevaar vormt voor de openbare orde in de zin van artikel 9, eerste lid, onder a, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) omdat in Turkije een strafvervolging tegen eiseres loopt. Verder kan verweerder de nationaliteit en identiteit van eiseres niet vaststellen, omdat eiseres niet een kopie van een geldig Turks paspoort heeft overgelegd. Eiseres is het daarmee niet eens.

Wat vindt eiseres?

2. De strafvervolging is enkel ingesteld omdat zij deel uitmaakt van de Gülenbeweging. Dat is in Nederland geen strafbaar feit. In Nederland zou zij daarvoor niet vervolgd kunnen worden. Verder kan zij geen kopie van een geldig paspoort overleggen omdat de Turkse overheid daaraan weigert mee te werken.

Eiseres vindt haar situatie dermate bijzonder dat verweerder een uitzondering dient te maken op zijn beleid. Zij dient te worden behandeld als ware zij in het bezit van een verblijfsvergunning asiel. Er is sprake van bewijsnood. Eiseres heeft een verblijfsvergunning regulier, maar is een vluchteling omdat zij enkel vervolgd wordt voor het verspreiden van haar geloofsovertuiging. Zij was niet politiek actief.

Van eiseres kan niet worden verwacht dat zij terugkeert naar Turkije om een paspoort aan te vragen. Zij zal daar, als behorende tot ‘niveau 3’-verdachten

Eiseres stelt dat de Turkse autoriteiten 7 niveaus van betrokkenheid bij de Gülenbeweging onderscheiden. Niveau 3 betreft ideologen die de Gülen ideologie omarmen en uitdragen in hun omgeving.

, worden veroordeeld tot een jarenlange gevangenisstraf in een proces dat niet voldoet aan de maatstaven van artikel 6 EVRM. Ook bestaat het gevaar dat zij zal worden gemarteld.

Eiseres zit in een vicieuze cirkel die enkel met verlening van het Nederlanderschap doorbroken kan worden.

Uit ambtsberichten over Turkije blijkt dat de Turkse overheid weigert paspoorten van (vermeende) Gülenisten te verlengen. Eiseres heeft zich gewend tot een Turkse advocaat om te proberen een paspoort te verkrijgen. Hij heeft gerapporteerd dat het onmogelijk is om een paspoort te verkrijgen omdat eiseres wordt vervolgd voor lidmaatschap van een terroristische organisatie en dat ook het laten verwijderen van het arrestatiebevel wettelijk en praktisch onmogelijk is.

Eiseres stelt tot slot dat zij ten onrechte niet op haar bezwaren is gehoord.

Wat vindt verweerder?

3. Op grond van paragraaf 5.6 van de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 wordt aan de verzoeker niet tegengeworpen de bestraffing van een gedraging die naar Nederlands recht geen misdrijf vormt. Ook dient op grond van deze paragraaf te worden beoordeeld of de buitenlandse beoordeling van een misdrijf vergelijkbaar is met de Nederlandse beoordeling.

Verweerder kan echter niet op de uitkomst van de in Turkije openstaande strafzaak vooruit lopen. Omdat de uitkomst nog niet vaststaat kan verweerder niet beoordelen of de buitenlandse beoordeling vergelijkbaar is met de Nederlandse beoordeling.

Nu er nog steeds serieuze verdenkingen bestaan dat eiseres een misdrijf heeft gepleegd, moet geconcludeerd worden dat er ernstige vermoedens bestaan dat eiseres een gevaar vormt voor de openbare orde.

De omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd zijn niet dermate bijzonder dat die een reden vormen om af te wijken van het openbare orde beleid. De beoordeling van de omstandigheden die eiseres noemt kunnen alleen tot de conclusie leiden dat eiseres geen gevaar voor de openbare orde vormt. Deze omstandigheden zullen echter door de Turkse strafrechter beoordeeld worden en daarop kan niet vooruit gelopen worden.

Verder vindt verweerder dat de nationaliteit en de identiteit van eiseres niet vast staat omdat zij geen geldig Turks paspoort heeft overgelegd. Aan eiseres is nimmer een verblijfsvergunning op basis van asielgerelateerde gronden verleend. Van eiseres mag dus verwacht worden dat zij zich went tot de autoriteiten van haar land van herkomst, dan wel af te reizen naar haar land van herkomst, om een paspoort aan te vragen.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

Partijen zijn het er over eens dat de bestraffing van een gedraging die naar Nederlands recht geen misdrijf vormt eiseres niet kan worden tegengeworpen. Ook zijn zij het erover eens dat, in geval van veroordeling voor een misdrijf in het buitenland, alleen sprake is van “een gevaar voor de openbare orde’ indien de in het buitenland opgelegde straf vergelijkbaar is met de Nederlandse beoordeling van het feit.

Verweerder stelt echter terecht dat hij op de uitkomst van de openstaande strafzaak van eiseres in Turkije niet vooruit kan lopen. Hij kan dan ook niet beoordelen of de Turkse beoordeling van de eiseres verweten feiten vergelijkbaar is met de Nederlandse beoordeling.

Nu er tegen eiseres een strafzaak openstaat wegens een misdrijf, stelt verweerder zich dan ook terecht op het standpunt dat er een serieuze verdenking bestaat dat eiseres een misdrijf heeft gepleegd waar een strafsanctie op kan volgen. Daarom mocht verweerder het naturalisatieverzoek van eiseres afwijzen op de grond dat ernstige vermoedens bestaan dat eiseres een gevaar vormt voor de openbare orde.

Verweerder heeft zich verder in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden niet zodanig bijzonder zijn, dat verweerder in afwijking van zijn beleid moet vooruitlopen op de uitkomst van de strafvervolging in Turkije en moet aannemen dat deze uitkomst niet vergelijkbaar zou zijn met de Nederlandse beoordeling. Eiseres heeft niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat de strafvervolging in Turkije open blijft staan totdat zij zich heeft gemeld in Turkije, zodat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de uitkomst van de vervolging moet worden afgewacht, alvorens een oordeel kan worden gevormd over de vergelijkbaarheid van de Turkse beoordeling met de Nederlandse beoordeling van de feiten.

Is eiseres ten onrechte niet gehoord in de bezwaarprocedure?

De wettelijke plicht om de bezwaarmaker te horen volgt uit artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Van horen kan op grond van artikel 7:3 van de Awb worden afgezien als het bezwaar kennelijk ongegrond is.

Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de artikelen 7:2 en 7:3 volgt dat het horen een 'essentieel onderdeel' van de bezwaarprocedure vormt en dat de in artikel 7:3 opgenomen gronden terughoudend dienen te worden toegepast.n

zie Kamerstukken II 1988/89, 21 221, nr. 3, blz. 144-145 en 147

Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat van het horen kan worden afgezien als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het in bezwaar aangevoerde niet tot een ander standpunt kan leiden dan in het primaire besluit is vervat.n

zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:878

De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval van het horen heeft mogen afzien omdat, gelet op wat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd, er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat het bezwaar ongegrond was.

In bezwaar zijn geen wezenlijk nieuwe feiten aangevoerd die kunnen leiden tot een ander standpunt dan in het primaire besluit is ingenomen.

Conclusie

4.3.Verweerder heeft het naturalisatieverzoek van eiseres terecht afgewezen omdat er ernstige vermoedens bestaan dat zij een gevaar vormt voor de openbare orde. Aan de vraag of verweerder terecht heeft vastgesteld dat de nationaliteit en identiteit van eiseres onvoldoende zijn komen vast te staan, komt de rechtbank niet toe.

4.4.Het beroep is ongegrond.

4.5.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2023.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Artikel delen