Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBDHA:2023:183

12 januari 2023

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 21/936


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2023 in de zaak tussen


[eiseres] , eiseres, uit [woonplaats] ,

(gemachtigde: mr. W. Graafland)

en

het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland, verweerder

(gemachtigde: mr. S.T.J. Olierook).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [woonplaats] (vergunninghouder).

Inleiding

Bij besluit van 21 december 2020, verzonden op 23 december 2020, (het bestreden besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van het pand aan de [adres] [nummer 1] in [plaats] .

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2022. Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig. Voor eiseres was voorts aanwezig ir. [A] ( [A] ), architect. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voor verweerder was voorts aanwezig [B] . Vergunninghouder was aanwezig. Het beroep is gelijktijdig behandeld met de zaak met zaaknummer SGR 21/3173, waarin de rechtbank het onderzoek vandaag heeft heropend.

Beoordeling door de rechtbank

1.1Verweerder heeft op 2 januari 2020 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor de verbouwing van het pand aan de [adres] [nummer 1] (het pand) in [plaats] . Dit pand heeft de status van rijksmonument. Het ingediende bouwplan voorziet in het toegankelijk maken van de bergzolder en het realiseren van een dakkapel op de achtergevel. Het ontwerpbesluit heeft met ingang van 21 augustus 2020 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen.

1.2Eiseres woont in de naastgelegen woning aan de [adres] [nummer 2] en heeft tijdig haar zienswijze op het ontwerpbesluit gegeven.

1.3.Met het bestreden besluit heeft verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning onder voorwaarden verleend. Deze omgevingsvergunning heeft betrekking op de activiteiten bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wabo.

2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij stelt dat vergunninghouder sinds 2011 bouwwerkzaamheden heeft uitgevoerd die niet zijn vergund. Het gaat om aanpassingen aan de achtergevel en de draagconstructie van het pand. Over deze illegale bouwwerkzaamheden loopt een handhavingsprocedure (SGR 21/3173). Met het bestreden besluit worden deze illegale bouwwerkzaamheden volgens eiseres indirect alsnog vergund. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar een rapportage van [A] van 8 november 2022.

3. De rechtbank stelt vast dat met het bestreden besluit een omgevingsvergunning is verleend, kort gezegd, voor het toegankelijk maken van de bergzolder en het realiseren van een dakkapel. Tegen deze vergunde activiteiten heeft eiseres geen bezwaar.

4. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat met het bestreden besluit ook de gestelde wijzigingen aan de achtergevel en de draagconstructie indirect zijn vergund. De rechtbank overweegt daartoe dat verweerder dient te beslissen op grondslag van de aanvraag. De aanvraag van 2 januari 2020 heeft betrekking op het toegankelijk maken van de bergzolder, het plaatsen van een dakkapel, de vervanging en plaatsing van dakramen, de vervanging van glas in de voorgevel van de eerste verdieping en de verhoging van spanten in de bergzolder. Met het bestreden besluit heeft verweerder dan ook uitsluitend toestemming verleend voor het aangevraagde bouwplan. De verleende omgevingsvergunning heeft daarom geen betrekking op de achtergevel of de draagconstructie van het pand.

5. De rechtbank stelt vast dat in de omgevingsvergunning als voorwaarde is opgenomen dat gedurende de termijn van terinzagelegging, maar in ieder geval voor definitieve vergunningverlening, details worden uitgewerkt van de te plaatsen dakkapel aan de achterzijde, voor wat betreft de aansluitingen op het bestaande dak, gevel(metselwerk) en goot. Hoewel in deze voorwaarde de gevel wordt genoemd, wordt daarmee geen omgevingsvergunning verleend voor eventuele eerder uitgevoerde wijzigingen aan de achtergevel of de positionering daarvan. De voorwaarde heeft uitsluitend betrekking op de aangevraagde dakkapel en hoe deze aansluit op de bestaande gevel.

6. De rechtbank stelt voorts vast dat vergunninghouder ten behoeve van de aanvraag overeenkomstig het bepaalde in de Regeling omgevingsrecht tekeningen heeft aangeleverd van de nieuwe situatie en de bestaande situatie. Deze tekeningen behoren bij het bestreden besluit, maar dat betekent niet dat daarmee meer of andere activiteiten worden vergund dan die zijn aangevraagd. Deze tekeningen zijn aangeleverd om de aanvraag voor het bouwplan te kunnen toetsen.

7. Voor zover eiseres betoogt dat het uitgevoerde bouwhistorische onderzoek te beperkt is geweest, overweegt de rechtbank het volgende. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) heeft op 7 april 2020 positief over het bouwplan geadviseerd. Op verzoek van de RCE heeft vervolgens een bouwhistorisch onderzoek plaatsgevonden. Daarin zijn alleen de op grond van het aangevraagde bouwplan te wijzigen onderdelen betrokken. Zoals hiervoor al is overwogen, heeft de verleende omgevingsvergunning alleen betrekking op het aangevraagde bouwplan en niet op de door eiseres gestelde wijzigingen aan de achtergevel en de draagconstructie. Er bestond naar het oordeel van de rechtbank daarom geen aanleiding voor een breder bouwhistorisch onderzoek. Verweerder heeft het positieve advies van de RCE en het bouwhistorisch onderzoek aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen. Het betoog slaagt niet.

8. De rechtbank kan in deze zaak niet inhoudelijk ingaan op de gestelde aanpassingen aan de achtergevel en de draagconstructie in het verleden. Deze vallen buiten de omvang van dit geding, omdat de verleende omgevingsvergunning daar geen betrekking op heeft.

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Er bestaat ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. L.F.A. Bouwens-Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2023.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Artikel delen