Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBAMS:2021:736

25 februari 2021

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 21/223

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 februari 2021 in de zaak tussen

[VvE] , te [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: drs. S.A.N. Geerling),

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. C.L. Brinks).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Midvast B.V, hierna: Midvast, te Amsterdam

(gemachtigde: mr. D. op de Hoek).

Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan Midvast een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van installaties in de uitsparing aan de achtergevel ter plaatse van het dakterras aan de [adres] .

Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2021. Verzoekster is op de zitting vertegenwoordigd door haar gemachtigde en [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Midvast heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [naam 2] . Ook is verschenen [naam 3] , exploitant van het pand aan de [adres] .

Na de zitting hebben zowel verzoekster (10 februari 2021) als verweerder (11 februari 2021) schriftelijk gereageerd op de pleitnota van Midvast. De voorzieningenrechter heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Aanleiding voor deze procedure

2. Midvast is in 2014 eigenaar geworden van het pand aan de [adres] . Midvast heeft het verbouwd tot hotel en verhuurd aan de huidige exploitant. Bij de verbouwing was het de bedoeling om een VRFn

Variable Refrigerant Flow.

-installatie in het pand in een technische ruimte te plaatsen. Deze ruimte bleek daarvoor te klein, waardoor de VRF-installatie momenteel in een van de hotelkamers is geplaatst en de achtergevel van het pand is aangepast. Dit is een onwenselijke situatie, omdat Midvast voor het aanpassen van de achtergevel geen vergunning heeft en de exploitant tot op heden daardoor een van de vijftien hotelkamers moet opofferen.

3. Na meerdere afgewezen aanvragen van Midvast heeft verweerder met het bestreden besluit uiteindelijk toegestaan dat er een andere VRF-installatie op een plat dakje aan de achterzijde van het pand wordt geplaatst. De huidige installatie in de hotelkamer is dan niet langer nodig en de aangepaste achtergevel kan dan weer in de oude staat hersteld worden.

4. Verweerder heeft de omgevingsvergunning verleend met toepassing van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid van het ter plaatse geldende bestemmingsplan Oostelijke Binnenstadn

Artikel 8.4.4: “ (…) Bij omgevingsvergunning afwijken voor lift- en trappenhuizen, condensatoren en centrale verwarmingsinstallaties is alleen mogelijk indien aantoonbare redenen uitwijzen dat de bedoelde onderdelen niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd (…)”.

, voor zover dat ziet op het overschrijden van de maximale bouwhoogte. Omdat het pand aan de [adres] een gemeentelijk monument is, heeft verweerder met de vergunning ook toegestaan hier wijzigingen in aan te brengen. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK), tevens monumentencommissie, heeft verweerder tweemaal geadviseerd over dit bouwplan. Het eerste advies van 20 juli 2020 was ‘niet akkoord’, omdat installaties inpandig moeten worden opgesteld. Op 25 november 2020 heeft de CRK akkoord gegeven op het aangepaste bouwplan. Verweerder heeft deze adviezen overgenomen. Verweerder heeft overwogen dat een inpandige installatie technisch gezien wel mogelijk zou zijn, maar dat de door Midvast aangevraagde oplossing reversibel is en het monument zo min mogelijk aantast.

Standpunt verzoekster

5. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat verweerder de omgevingsvergunning niet had mogen verlenen. De CRK heeft bij haar tweede (positieve) advies van 25 november 2020 over het bouwplan – anders dan in haar eerste negatieve advies – ten onrechte geen rekening gehouden met het criterium dat installaties inpandig moeten worden geplaatst. Er is ook niet gebleken van aantoonbare redenen dat de installaties niet inpandig kunnen worden gerealiseerd. Verweerder mocht daarom geen toepassing geven aan de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid voor wat betreft de overschrijding van de maximale bouwhoogte. Ook geldt voor gemeentelijke monumenten zoals het onderhavige pand op grond van de welstandsnota De Schoonheid van Amsterdam (de Welstandsnota) dat installaties inpandig moeten worden gerealiseerd, tenzij aantoonbare redenen bestaan dat dit niet inpandig kan. Dat inpandige plaatsing ten koste gaat van het gebruik van een hotelkamer doet daar niet aan af. Verzoekster heeft geen vertrouwen in het akoestisch onderzoek, onder andere omdat dit is gedaan op basis van de silent mode van de installatie. Zij vreest voor overschrijding van de geluidsnormen.

Oordeel van de voorzieningenrechter

6. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.

7. Voor zowel het afwijken van het ter plaatse geldende bestemmingsplan als het wijzigen of verstoren van een monumentaal pand geldt het (welstands)criterium dat installaties inpandig moeten worden gerealiseerd, tenzij er aantoonbare redenen zijn dat de installaties niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd.n

Dit staat in artikel 8.4.4 van het bestemmingsplan Oostelijke binnenstad en op pagina 81 van de Welstandsnota.

8. De CRK heeft hier tweemaal over geadviseerd. Het advies van 20 juli 2020 luidt als volgt:

Niet akkoord.

Voor installaties geldt dat ze inpandig opgesteld moeten worden. Er is onvoldoende aangetoond dat dit technisch niet mogelijk is. De bestaande units staan immers ook binnen. Bij een eerdere conceptaanvraag is aangegeven dat een klein volume op een plat dak (inham) aan de achterzijde onder bepaalde voorwaarden mogelijk zou zijn. Het getekende volume is nu gelijk aan eerder op hoofdlijnen goedgekeurde variant. Als de getekende hoogte echt nodig is, dan is het belangrijk dat de vormgeving eenduidig is. Dat het hekwerk voorlangs doorloopt is positief omdat het element daardoor ondergeschikter oogt. De uitwerking, detaillering en kleurstelling zijn bij de huidige aanvraag nog onvolledig.

Het advies op het aangepaste project van 25 november 2020 luidt:

Akkoord.

Het volume en de positie zijn in concept al goedgekeurd. Voor de uitwerking is het belangrijk dat alles dezelfde kleur en uitstraling krijgt, omdat vanwege de ventilatie een type gevelmateriaal niet mogelijk is. Met de geleverde detaillering wordt dit beeld voldoende gehaald. Voor de groene gevel is het belangrijk dat de begroeiing ook in de toekomst groen blijft.

Verweerder heeft deze adviezen overgenomen.

9. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat er geen aantoonbare technische redenen zijn waarom de installatie niet inpandig kan worden gerealiseerd als bedoeld in artikel 8.4.4 van de planregels.

De CRK heeft volgens verweerder echter uiteindelijk akkoord gegeven voor de VRF-installatie op de aangewezen plek buiten het pand. Met de vergunde situatie zijn minimale monumentale aanpassingen nodig die bovendien reversibel zijn. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat bij de beoordeling van deze aanvraag er een ruimtelijke toets en een afweging van belangen heeft plaatsgevonden. Daarbij zijn onder andere het belang van de aanvrager, het belang van het handhaven van het bestemmingsplan en het belang van een goede ruimtelijke ordening meegewogen. Naast deze aspecten speelt ook het algemene belang van verduurzaming van de gebouwde omgeving een rol. De installaties zijn niet zichtbaar vanuit de open ruimte. Deze laatste twee aspecten hebben in dit geval de doorslag gegeven om afwijking van het bestemmingsplan toe te staan. Het gaat in wezen om de minst slechte oplossing.

10. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 6 februari 2020 heeft de planwetgever met het begrip 'aantoonbare redenen' tot uitdrukking willen brengen dat degene die een beroep doet op deze bepaling, aannemelijk moet maken dat de voorwaarden waaronder de afwijking kan worden toegestaan, zijn vervuld.

10.1In het advies van de CRK zelf leest de voorzieningenrechter niet terug dat en/of waarom aan dat criterium is voldaan. In het eerste advies staat namelijk dat onvoldoende is aangetoond dat het technisch niet mogelijk is, terwijl in het tweede advies slechts staat dat het volume en de positie in concept al goedgekeurd zijn.

10.2Heersende lijn in de jurisprudentie is verder dat installaties inpandig moeten worden gerealiseerd. Er moet sprake zijn van uitzonderlijke redenen waarom de installatie niet inpandig kan worden geplaatst.n

Zie de uitspraken van de Afdeling van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:362 en van 9 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2918.

10.3Van dergelijke uitzonderlijke redenen blijkt echter niet. Dat sprake is van een lange voorgeschiedenis van afgewezen aanvragen maakt niet dat toetsing aan dit criterium minder serieus genomen mag worden, ook niet indien het ‘overall-oordeel’ is dat gekozen is voor de minst slechte oplossing. Ook dan blijft toetsing aan het criterium van uitzonderlijke redenen aangewezen. Datzelfde geldt in het geval dat met het goedgekeurde bouwplan tot uitpandige plaatsing slechts minimale monumentale aanpassingen nodig zijn die bovendien reversibel zijn. Ook daaruit blijkt niet dat inpandige plaatsing in het geheel en aantoonbaar niet mogelijk is. De in het bestemmingsplan ook verankerde hotelfunctie leidt evenmin tot die conclusie. De functie vervalt immers niet indien de installatie inpandig wordt geplaatst.

10.4Midvast heeft op de zitting betoogd dat de Welstandsnota flexibiliteit biedt om installaties bij monumentale panden niet inpandig te plaatsen. Zij verwijst daartoe naar pagina 81 van de Welstandsnota. Hier staat echter exact hetzelfde criterium genoemd (“voor monumenten geldt dat installaties inpandig moeten worden opgelost, tenzij er aantoonbare redenen zijn dat de installaties niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd”) als hiervoor al beoordeeld. Dit kan de voorzieningenrechter daarom niet tot een andere conclusie leiden.

11. Er is dus niet gebleken van een aantoonbare reden dat de installatie niet inpandig kan worden geplaatst. Verweerder was daarom niet bevoegd om in afwijking van het bestemmingsplan en van de Welstandsnota de vergunning te verlenen.

12. Het bezwaar van verzoekster heeft daarmee een redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar.

13. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

14. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.064,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:

  • schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;

  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan verzoekster te vergoeden;

  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.064,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Journée, griffier. De beslissing is uitgesproken op 24 februari 2021.

griffier voorzieningenrechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Artikel delen