Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBAMS:2021:637

19 februari 2021

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummers: AMS 19/3391, 20/3057 en 20/5328

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.G.M. de Koning),

en

de burgemeester van de gemeente Amsterdam, verweerder (hierna: de burgemeester)

(gemachtigde: mr. M. Kappelhof en mr. R. Nomden).

Procesverloop

In de zaak AMS 19/3391

Met het besluit van 24 december 2018 (het primaire besluit I) heeft de burgemeester het verzoek om opheffing van de sluiting van de coffeeshop van eiseres afgewezen.

Met het besluit van 13 mei 2019 (het bestreden besluit I) heeft de burgemeester het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

In de zaak AMS 20/3057

Met het besluit van 19 maart 2019 (het primaire besluit II) heeft de burgemeester de exploitatievergunning en gedoogverklaring van de coffeeshop ingetrokken en het adres van de coffeeshop van de gedooglijst geschrapt.

Met het besluit van 17 april 2020 (het bestreden besluit II) heeft de burgemeester het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

In de zaak AMS 20/5328

Met het besluit van 31 december 2019 (het primaire besluit III) heeft de burgemeester de aanvraag om verlenging van de exploitatievergunning en de gedoogverklaring van de coffeeshop afgewezen.

Met het besluit van 15 september 2020 (het bestreden besluit III) heeft de burgemeester het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

In alle zaken

Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft de beroepen behandeld op de zitting op 19 januari 2021. Namens eiseres is verschenen [naam 1] , een van de exploitanten van eiseres, bijgestaan door zijn gemachtigde en mr. C.L. Heijnen-Bos. Ook was aanwezig [naam 2] . De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden en mr. [naam 3] .

Overwegingen

Wat aan de zaken voorafging

1.1.Op 29 september 2018 heeft een explosie plaatsgevonden in de [adres] in Amsterdam, ter hoogte van het perceel waar de coffeeshop is gevestigd. De explosie was afkomstig van zwaar voorwerk bestemd voor professioneel gebruik, een zogenoemde vuurwerkmortier. Naar aanleiding van dit incident heeft de burgemeester met het besluit van 29 september 2018 onmiddellijke sluiting voor onbepaalde tijd van de coffeeshop bevolen.

1.2.Op 9 oktober 2018 heeft eiseres een heropeningsverzoek ingediend. De burgemeester heeft het verzoek met het primaire besluit I afgewezen, omdat er geen vertrouwen is dat de openbare orde duurzaam kan worden hersteld. Met het bestreden besluit I heeft de burgemeester de afwijzing van het verzoek gehandhaafd.

1.3.Met de brief van 24 december 2018 heeft de burgemeester aan eisers het voornemen bericht om de exploitatievergunning en de gedoogverklaring in te trekken en het adres [adres] (het adres) te schrappen van de gedooglijst. De burgemeester heeft met het primaire besluit II dit voornemen ten uitvoer gebracht en met het bestreden besluit II dit besluit gehandhaafd.

1.4.Op 23 augustus 2019 heeft eiseres een verlengingsaanvraag exploitatievergunning en gedoogverklaring ingediend om de coffeeshop te mogen exploiteren. De burgemeester heeft de aanvraag met het primaire besluit III afgewezen. Met het bestreden besluit III heeft de burgemeester de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd. Besluitvorming door de burgemeester

2. De burgemeester heeft aan de bestreden besluiten I, II en III de feiten ten grondslag gelegd die volgen uit de bestuurlijke rapportages van 29 september 2018 (explosies van vuurwerkmortieren) en 18 oktober 2018. Uit de bestuurlijke rapportage van 29 september 2018 blijkt volgens verweerder– samengevat – dat op die datum twee explosies hebben plaatsgevonden in de [adres] , ter hoogte van het perceel [nummer] , in Amsterdam. De politie heeft grote schade aangetroffen die past bij de ontploffing van een zwaar explosief. De etalageruit van de coffeeshop was volledig vernield, meerdere ramen van bovengelegen woningen en enkele ramen van naastgelegen portieken waren vernield, er was schade aan een personenauto. Buurtbewoners hebben tegenover de politie verklaard dat zij zich al langere tijd onveilig voelen door de aanwezigheid van de coffeeshop en haar bezoekers, dat er wordt gedeald en dat zij overlast ervaren. Zij durven de bezoekers niet aan te spreken of melding of aangifte te doen. Uit de aanvullende rapportage van 18 oktober 2018 blijkt – samengevat – dat de coffeeshop sinds februari 2018 in onderzoek is bij het Integraal Horecateam van de politie (het IHT) in verband met het vermoeden van handel in harddrugs. Sinds 2013 zijn er regelmatig anonieme klachten van omwonenden binnengekomen over de coffeeshop. Er zijn meldingen en klachten gedaan over afval, agressief gedrag en bedreiging bij het aanspreken van bezoekers van de coffeeshop en overlast van auto’s, taxi’s, scooters en personen. Er is een gesprek gevoerd met de heer [naam 1] , die zich niet in de klachten herkende, maar aangaf bereid te zijn om de problemen op te lossen. Na het gesprek zijn de meldingen bij de politie blijven binnenkomen. De exploitanten van de coffeeshop hebben meerdere malen aangifte gedaan van vernieling en bedreiging. Uit observatie van het IHT komt naar voren dat er veel aanloop is naar de coffeeshop van jeugdige bezoekers met antecedenten op het gebied van vermogensdelicten, geweldsdelicten en handel in harddrugs. 25 buurtbewoners hebben verklaard over hun ervaringen met de coffeeshop.

De afwijzing van de heropening (AMS 19/339)

Standpunten van partijen

3.1.Met het bestreden besluit I heeft de burgemeester de afwijzing van het verzoek om heropening gehandhaafd. Gelet op de ernst van het incident, de openbare orde-situatie en de inschatting van de bereidheid en bekwaamheid van de exploitanten om nieuwe incidenten te voorkomen, acht de burgemeester voortzetting van de sluiting gerechtvaardigd. De burgemeester acht de tijdelijke opschorting van het sluitings- en heropeningsbeleid ten aanzien van coffeeshopsn

Zie de brief van 9 november 2016 van de burgemeester aan de gemeenteraad.

niet van toepassing. Aan de opschorting is als voorwaarde verbonden dat de exploitanten van de betreffende coffeeshop vóór een mogelijk incident een intentieverklaring hebben ondertekend, waarmee ze zich verplichten om alle noodzakelijke maatregelen te treffen om beschietingen te voorkomen. Eiseres heeft niet vóór het incident een dergelijke verklaring overgelegd.

3.2.Eiseres bestrijdt in beroep de afwijzing van het heropeningsverzoek. Eiseres voert daartoe – kort samengevat – aan dat de burgemeester uit de politierapporten onjuiste conclusies trekt. Zo is de relatie tussen de vuurwerkontploffingen en de coffeeshop niet vast komen te staan. Een dader is niet bekend, evenmin als de toedracht. Het onderzoek door de politie is geseponeerd. Ten aanzien van handel in harddrugs is alleen sprake van een vermoeden. Eiseres heeft altijd meegewerkt aan politieonderzoeken, dat wordt haar nu tegengeworpen. De politie heeft gedurende een aantal dagen camera’s op de coffeeshop gericht, maar dat heeft nergens toe geleid. Hieruit kan worden afgeleid dat het kennelijk nogal meevalt met de strafbare feiten en overlast. Volgens eiseres is de relatie met de omwonenden over het algemeen goed te noemen, dit blijkt uit verklaringen die eiseres overlegt. Eiseres stelt dat zij materieel aan alle voorwaarden voor opschorting van het sluitings- en heropeningsbeleid voldoet. Eiseres heeft namelijk al de nodige maatregelen genomen en in bezwaar ook de getekende verklaring overgelegd. De burgemeester heeft deze maatregelen en ook de in bezwaar voorgestelde maatregelen niet beoordeeld. Toetsingskader

3.3.Op grond van artikel 2.10 – voor zover van belang – van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam (de APV) kan de burgemeester de sluiting bevelen van een voor publiek toegankelijk gebouw, inrichting of ruimte als zich daar feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van het gebouw, de inrichting of de ruimte ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde. De burgemeester trekt het sluitingsbevel in als naar zijn oordeel de in het eerste lid genoemde belangen voortzetting van de sluiting niet langer vereisen. Ter uitvoering van deze bepaling is beleid ontwikkeld dat is neergelegd in de Notitie inzake het sluitings- en heropeningsbeleid met betrekking tot artikel 13b van de Opiumwet en artikel 2.7 (thans: 2.10) van de APV (het sluitings- en heropeningsbeleid).n

Gepubliceerd op 4 mei 2005, Gemeenteblad nr. 223, afd. 3A, nr. 96, geactualiseerd op 30 maart 2017.

In dit beleid staat dat voor opheffing van een sluiting zijn drie aspecten van belang zijn die in onderling verband en samenhang moeten worden gezien: - de openbare-ordesituatie in en in de directe omgeving van de inrichting; - de afspraken tussen de burgemeester en de exploitant met betrekking tot het beheer van de te heropenen inrichting; - het vertrouwen van de burgemeester dat deze afspraken ook zullen worden nagekomen. Daarbij speelt met name de verwijtbaarheid van de exploitant en/of leidinggevende een rol.Beoordeling door de rechtbank

3.4.De rechtbank heeft de politiemutaties en de verklaringen van de bewoners die ten grondslag liggen aan de bestuurlijke rapportages opgevraagd en doorgenomen. Daarbij is niet gebleken dat zaken in de bestuurlijke rapportages niet kloppen of dat selectief uit de politiemutaties is geput of een eenzijdig beeld is geschetst. Integendeel: uit de politiemutaties volgt vanaf 2013 een patroon van incidenten, waarbij steeds de coffeeshop opduikt. Het beeld dat is ontstaan, is er een van een exploitant van een coffeeshop die wellicht wel de wens heeft de veiligheidssituatie in en rondom zijn coffeeshop te verbeteren, maar die hier keer op keer niet in slaagt en daarbij ook zelf bedreigd wordt. Tekenend zijn de steeds terugkerende ongewenste bezoekers, die zich kennelijk weinig aantrekken van de wens van de exploitant dat zij zich verwijderen. Dit beeld wordt bevestigd door de verklaringen van de buurtbewoners. Gesprekken met de exploitant van de coffeeshop hebben niet geleid tot verandering. Dat de inzet van cameratoezicht door de politie gedurende een aantal dagen niet heeft geresulteerd in de constatering van strafbare feiten, maakt niet dat er geen problemen zijn met de openbare orde en het leefklimaat. Eiseres is niet alleen verantwoordelijk voor wat binnen, in de coffeeshop, plaatsvindt. Het gaat ook om het woon- en leefklimaat rond de coffeeshop. Uit de politiemutaties wordt aannemelijk dat er een relatie is tussen het vuurwerkincident en de coffeeshop. Het incident vond namelijk plaats voor de deur van de coffeeshop. Dat verderop ook restanten van een vuurwerkbom zijn gevonden en dat daar ook schade was, maakt dat niet anders. Dat geen dader is gevonden, is ook geen contra-indicatie.

3.5.De rechtbank volgt het standpunt van de burgemeester dat de tijdelijke opschorting van het sluitingsbeleid voor coffeeshops niet van toepassing is. Namens eiseres is niet vóór het vuurwerkincident de verklaring ondertekend, waarin zij zich conformeert aan de tussen de burgemeester en de coffeeshops gemaakte afspraken. Dat eiseres in bezwaar alsnog de getekende verklaring heeft overgelegd, maakt dat niet anders. Het gaat, anders dan eiseres aanvoert, niet slechts om een betekenisloze formaliteit. De verklaring brengt immers tot uitdrukking dat de exploitant zich committeert aan een gezamenlijke aanpak van gemeente en exploitanten om coffeeshops veilig te exploiteren en dat de exploitant dit in voldoende mate belangrijk vindt en serieus neemt dat hij het initiatief heeft genomen om deze verklaring te tekenen. Dat eiseres de verklaring niet heeft ondertekend voordat de gemeente uiteindelijk een einde aan de problemen heeft moeten maken door de coffeeshop te sluiten, is dus niet zonder betekenis. De burgemeester heeft het heropeningsverzoek terecht beoordeeld aan artikel 2.10 van de APV en het in overweging 3.3 genoemde sluitings- en heropeningsbeleid.

3.6.De rechtbank volgt niet de stelling van eiseres dat de burgemeester onvoldoende naar de voorgestelde maatregelen heeft gekeken. Aan het heropeningsverzoek ligt geen concreet en onderbouwd (aangepast) bedrijfsplan ten grondslag, waaruit blijkt welke maatregelen worden getroffen om nieuwe openbare ordeverstoringen te voorkomen. Integendeel, eiseres wijst betrokkenheid bij de openbare orde problemen van de hand. De rechtbank ziet deze houding van de heer [naam 1] op de zitting bevestigd. De burgemeester mag hoge eisen stellen aan de bedrijfsvoering van de coffeeshop. Uit het voorgaande volgt dat de burgemeester op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat de problemen met de openbare orde en het woon- en leefklimaat verwijtbaar zijn aan eiseres en dat er onvoldoende vertrouwen is dat deze problemen zich in de toekomst niet meer zullen voordoen. Dat eiseres in bezwaar een aantal maatregelen voorstelt, mocht de burgemeester ‘te laat en te weinig’ vinden. Zoals de gemachtigde van de burgemeester op de zitting heeft uiteengezet leefde eiseres de bestaande huisregels al niet na. Het ontbreekt verweerder met name aan vertrouwen in de bekwaamheid van de exploitant om de regels na te leven en nieuwe incidenten te voorkomen. De rechtbank kan het standpunt van verweerder volgen dat onvoldoende vertrouwen bestaat dat de nieuw voorgestelde maatregelen de overlast wel voldoende zouden beperken, nu die maatregelen door dezelfde exploitant zouden moeten worden gehandhaafd en deze exploitant er al gedurende lange tijd niet in is geslaagd de problemen definitief te verhelpen.

De burgemeester heeft dan ook op goede gronden het heropeningsverzoek afgewezen. De rechtbank zal het beroep tegen het afwijzen van het heropeningsverzoek ongegrond verklaren. Intrekking van de exploitatievergunning, gedoogverklaring en schrappen van de gedooglijst (AMS 20/3057) Standpunten van partijen

4.

4.1.Met het bestreden besluit II heeft de burgemeester de intrekking van de exploitatievergunning gehandhaafd. Gelet op ernst van het incident, de openbare orde situatie rondom de coffeeshop en de inschatting van de bereidheid en bekwaamheid van de exploitant om nieuwe incidenten te voorkomen, weegt volgens de burgemeester het belang bij herstel van de openbare orde zwaarder dan de (financiële) belangen van eisers bij voorzetten van de exploitatie. De burgemeester heeft het bezwaar tegen het intrekken van de gedoogverklaring en het schrappen van de gedooglijst nietontvankelijk verklaard, omdat dit geen besluiten in de zin van de Awb zijn en dus geen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen openstaan.n

De burgemeester verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1356.

4.2.De burgemeester heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat eiseres, gelet op recente rechtspraak van de Afdelingn

De uitspraak van 18 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2771.

, wel ontvankelijk is met betrekking tot het intrekken van de gedoogverklaring en het schrappen van de gedooglijst. Op grond van het gedoogbeleidn

‘Notitie, bevattende het gedoogbeleid inzake coffeeshops, behorende bij voordracht van 5 december 1996, nr. 790, tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening, houdende bepalingen inzake horecabedrijven waarin de verkoop van softdrugs wordt gedoogd’.

wordt een inrichting van de lijst van coffeeshops geschrapt, indien zij door de burgemeester is gesloten op grond van artikel 2.10 van de APV. Schrapping blijft achterwege als de exploitant geen verwijt kan worden gemaakt. Dat is hier niet aan de orde. Eiseres wordt verweten dat de manier van bedrijfsvoering heeft kunnen leiden tot een (escalatie van) openbare orde incidenten, met grote mate van onrust in de buurt tot gevolg.

4.3.Eiseres voert tegen het bestreden besluit II dezelfde gronden aan als tegen het bestreden besluit I. Daarnaast voert eiseres aan dat de burgemeester ten onrechte het bezwaar tegen het intrekken van de gedoogverklaring en schrappen van de gedooglijst niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens eiseres is juist sprake van een in de uitspraak van de Afdeling genoemde uitzondering, dat het onevenredig bezwarend is om door voortzetting van de overtreding een handhavingsbesluit uit te lokken. Inhoudelijk voert eiseres aan dat haar geen verwijt gemaakt kan worden, zodat schrapping van de gedooglijst achterwege gelaten moet worden. Verder heeft de burgemeester ten onrechte het handhavingsstappenplan uit het gedoogbeleid niet gevolgd. Ten slotte is volgens eiseres de invulling van de ‘wijze van bedrijfsvoering’ in strijd met artikel 10 van de Dienstenrichtlijn.n

De richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt.

Toetsingskader

4.4.Op grond van artikel 3.11 – voor zover van belang – van de APV kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf, de openbare orde of de veiligheid nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf. Bij de toepassing van de in het vorige lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met:

a. het karakter van de straat en de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen;

b. de aard van het horecabedrijf;

c. de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse reeds bloot staat;

d. de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant of de leidinggevende en

e. het levensgedrag van de exploitant of leidinggevende.

4.5.Op grond van artikel 3.24 kan de burgemeester de vergunning tijdelijk of voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen als:

a. de exploitant of leidinggevende het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde overtreedt;

b. aannemelijk is dat de exploitant of leidinggevende betrokken is bij of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten in verband met activiteiten als bedoeld in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, bij activiteiten als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid van deze verordening of bij andere activiteiten in of vanuit het horecabedrijf die een gevaar opleveren voor de openbare orde of een bedreiging vormen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf dan wel als naar zijn oordeel de wijze van bedrijfsvoering of het levensgedrag, als bedoeld in artikel 3.11, derde lid onder e, een dergelijk gevaar of een dergelijke bedreiging vormen.

Beoordeling door de rechtbank

4.6.De burgemeester heeft aan het intrekken van de exploitatievergunning dezelfde bestuurlijke rapportages en verklaringen van buurtbewoners ten grondslag gelegd als aan het afwijzen van het heropeningsverzoek. In de overwegingen 3.4 tot en met 3.7 is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de burgemeester dit besluit op goede gronden heeft genomen. De bedrijfsvoering van eiseres – en het ontbreken aan daadkrachtig optreden – vormt een bedreiging van de openbare orde en het leefklimaat in de omgeving van de coffeeshop. Uit de bestuurlijke rapportages volgt dat er in 2013 en 2016 gesprekken zijn geweest met eiseres en dat daarna de openbare orde en het leefklimaat niet is verbeterd. Uit de meldingen van buurtbewoners en de wijkagent volgt dat zij bang zijn dat het nog eens ernstig uit de hand zal lopen als er niet wordt opgetreden tegen de coffeeshop. Dit vermoeden zagen zij bevestigd in de vuurwerkontploffingen. Ook blijkt uit het politiedossier dat de exploitant er herhaaldelijk niet in slaagt ongewenste bezoekers uit de coffeeshop verwijderd te houden. In 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden in het kader van de heropening. Ook dit gesprek heeft het gebrek aan vertrouwen bij de burgemeester niet weggenomen. De burgemeester heeft dan ook op grond van artikel 3.24 van de APV de exploitatievergunning mogen intrekken.

4.7.De burgemeester heeft ten onrechte het bezwaar tegen het intrekken van de gedoogverklaring en het schrappen van de gedooglijst niet-ontvankelijk verklaard. Net als in het geval van de door de burgemeester genoemde uitspraak van de Afdeling zijn alle besluitonderdelen in één besluit genomen. Alle drie de onderdelen, dus de exploitatievergunning, de gedoogverklaring en de plaatsing op de gedooglijst, zijn nodig om softdrugs te mogen verkopen in een coffeeshop zonder bestuursrechtelijk negatieve gevolgen. Er bestaat in dit geval een onlosmakelijke samenhang tussen de beoordeling van het schrappen van de gedooglijst en de beoordeling van het intrekken van de exploitatievergunning. Een gelijktijdige beoordeling is daarom noodzakelijk. Van eiseres kan niet worden gevergd dat zij het verbod op het exploiteren zonder exploitatievergunning overtreedt om een handhavingsbesluit met betrekking tot het schrappen van de gedooglijst uit te lokken of om zich voor het schrappen van de gedooglijst tot de civiele rechter te wenden.

4.8.De rechtbank zal daarom het beroep in de zaak AMS 20/3057 gegrond verklaren. Het bestreden besluit II moet worden vernietigd, voor zover daarin het bezwaar tegen het intrekken van de gedoogverklaring en het schrappen van de gedooglijst nietontvankelijk is verklaard. Gelet op hetgeen de burgemeester in het verweerschrift heeft aangevoerd en hetgeen hierboven is overwogen ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien in die zin dat het bezwaar tegen deze besluitonderdelen ongegrond is. Zoals uit overweging 3.4 tot en met 3.6 volgt, is van ontbreken van verwijtbaarheid geen sprake. Daarom heeft de burgemeester de gedoogverklaring mogen intrekken en het adres mogen schrappen van de gedooglijst.

4.9.Naar het oordeel van de rechtbank hoefde de burgemeester niet het stappenplan uit het gedoogbeleid te volgen. Dit stappenplan is alleen van toepassing bij het overtreden van de AHOJGI-criteria voor gedogen.n

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 30 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1571.

Daarnaast heeft de burgemeester een zelfstandige bevoegdheid om op grond van artikel 3.24 van de APV de exploitatievergunning in te trekken.

Het beroep op de Dienstenrichtlijn ten slotte slaagt niet. Als grondslag voor de intrekking wordt de ‘bedrijfsvoering’ in de APV expliciet verbonden aan openbare orde problemen of bedreigingen van het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf. De burgemeester heeft voldoende gemotiveerd dat daarvan sprake is. Het moet eiseres dan ook voldoende duidelijk zijn geweest dat zij met haar bedrijfsvoering in gebreke was. Weigering aanvraag nieuwe exploitatievergunning (AMS 20/5328) Standpunten van partijen

5.

5.1.De burgemeester heeft aan de weigering voor een nieuwe exploitatievergunning dezelfde feiten en omstandigheden als de intrekking van de exploitatievergunning ten grondslag gelegd. Eiseres heeft dezelfde gronden aangevoerd als tegen de intrekking. De rechtbank ziet dan ook geen reden om anders te oordelen over de weigering een exploitatievergunning te verlenen. Bovendien is het adres [adres] van de gedooglijst geschrapt. Onder die omstandigheden kan op het adres geen coffeeshop meer worden gevestigd.

5.2.Eiseres heeft tegen het bestreden besluit III nog aangevoerd dat de burgemeester ten onrechte geen dwangsom heeft toegekend wegens het overschrijden van de termijn om te beslissen op het bezwaar. Niet in geschil is dat de burgemeester niet tijdig op het bezwaar heeft beslist. Eiseres heeft de burgemeester met de brief van 18 augustus 2020 in gebreke gesteld. Het bestreden besluit III is op 15 september 2020 genomen. De burgemeester heeft in het bestreden besluit III wel besloten wegens overschrijding van de termijn over te gaan tot het betalen van de verbeurde dwangsommen, maar geen concreet bedrag genoemd. Zoals de gemachtigde van de burgemeester op zitting heeft erkend, verbeurt de burgemeester een dwangsom over veertien dagen van € 20,- per dag, in totaal € 280,-.

5.3.De rechtbank ziet hierin aanleiding om de burgemeester te veroordelen in de proceskosten voor het indienen van dit beroepschrift. Ook moet de burgemeester het voor dit beroep betaalde griffierecht van € 354,- vergoeden. Conclusie

6. Het beroep in de zaak AMS 19/3391 is ongegrond.

7. Het beroep in de zaak AMS 20/3057 is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit II voor zover het bezwaar tegen de intrekking van de gedoogverklaring en het schrappen van de gedooglijst niet-ontvankelijk is verklaard. Zoals in overweging 4.8 is overwogen, ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien in de zin dat het bezwaar tegen deze besluitonderdelen ongegrond wordt verklaard. Het bestreden besluit II blijft voor het overige in stand.

8. Het beroep in de zaak AMS 20/5328 is ongegrond. De rechtbank bepaalt dat de burgemeester aan eiseres een dwangsom moet betalen van € 280,- wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar.

9. Omdat de rechtbank het beroep in de zaak AMS 20/3057 gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de burgemeester aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 354,- vergoedt. Gelet op hetgeen in overweging 5.2 en 5.3 is overwogen ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat de burgemeester in de zaak AMS 20/5328 het door haar betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden.

10. De rechtbank veroordeelt de burgemeester in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.602,- (1 punt voor het indienen van de beroepschriften in de zaken AMS 20/3057 en 20/5328, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

In de zaak AMS 19/3391:

de rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

In de zaak AMS 20/3057:

de rechtbank:

  • verklaart het beroep gegrond;

  • vernietigt het bestreden besluit II voor zover het bezwaar tegen de intrekking van de gedoogverklaring en het schrappen van de gedooglijst niet-ontvankelijk is verklaard;

  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit II en verklaart het bezwaar tegen de intrekking van de gedoogverklaring en het schrappen van de gedooglijst ongegrond;

  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden;

  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.

In de zaak AMS 20/5328:

de rechtbank:

  • verklaart het beroep ongegrond;

  • bepaalt dat de burgemeester aan eiseres een dwangsom moet betalen van € 280,- wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar;

  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden;

  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 534,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.B. Kleiss, voorzitter, en mr. B.C. Langendoen en mr. M.F. Ferdinandusse, leden, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Artikel delen