Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBAMS:2021:3695

16 juli 2021

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel

zaaknummer / rolnummer: C/13/703197 / KG ZA 21-483 HH/TF

Vonnis in kort geding van 15 juli 2021

in de zaak van

[eiser 1] ,

2. [eiser 2],

beiden wonende te [woonplaats] ,

eisers bij dagvaarding van 18 juni 2021,

advocaat mr. E. Maarsen-Neumann te Amsterdam,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTE AMSTERDAM,

zetelend te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. R. Verduijn te Amsterdam.

Eisers zullen hierna gezamenlijk en in enkelvoud [eiser 1] c.s. worden genoemd. Gedaagde zal hierna worden aangeduid als de Gemeente.

De procedure

Ter zitting van 1 juli 2021 heeft [eiser 1] c.s. de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. De Gemeente heeft verweer gevoerd.

[eiser 1] c.s. heeft schriftelijke stukken en een pleitnota ingediend en de Gemeente een pleitnota.

Ter zitting waren aanwezig:

aan de kant van [eiser 1] c.s.: [eiser 1] met mr. Maarsen-Neumann,

aan de kant van de Gemeente: [naam projecthandhaver] (projecthandhaver bij de afdeling Wonen) met mr. Verduijn.

Vonnis is bepaald op heden.

De feiten

2.1. [eiser 1] c.s. zijn internationale studenten die in Amsterdam studeren.

2.2. [eiser 1] c.s. huurt vanaf 1 juli 2020 voor de duur van een jaar de zelfstandige woning, met drie slaapkamers, gelegen aan de [adres] (hierna: de woning) van [verhuurder] (hierna: verhuurder) voor een bedrag van € 2.400,- per maand.

2.3.In artikel 1.2 van de huurovereenkomst staat dat het in gebruik geven van de woning aan derden, anders dan zoals in de huurovereenkomst eventueel overeengekomen, wanprestatie oplevert die ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. Verder wordt in dit artikel vermeld dat als verhuurder van de Gemeente een last onder dwangsom en/of boete krijgt vanwege voormelde wanprestatie van huurders, verhuurder deze geleden schade zal verhalen op huurders.

2.4.Op 16 februari 2021 hebben toezichthouders van de Gemeente een onaangekondigd bezoek gebracht aan de woning. Aldaar hebben zij naast [eiser 1] c.s. de heer [naam 1] aangetroffen in de woning. De toezichthouders hebben op ambtseed een rapport van bevindingen opgemaakt van dit bezoek.

2.5.Na voormeld bezoek heeft [eiser 1] c.s. bij e-mail van 22 februari 2021 daarover zijn beklag gedaan bij de Gemeente. [eiser 1] c.s. heeft onder andere geschreven dat de toezichthouders de reden voor hun bezoek niet hebben gemeld en hij het bezoek als bedreigend en intimiderend heeft ervaren.

2.6.Bij brief (of brieven) van 6 mei 2021 heeft verhuurder van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom ontvangen en een voornemen tot boeteoplegging. De Gemeente heeft als bijlage het onder 2.4. vermelde rapport van bevindingen meegestuurd. Het college stelt dat de woning is onttrokken of onttrokken is gehouden, doordat zonder te beschikken over een vergunning een gedeelte van de woning voor kortdurend verblijf is verhuurd. Uit de voornemens volgt dat het college naar aanleiding van ‘administratief onderzoek’ en ‘buitendienstonderzoek’ voornemens is om een bestuurlijke boete van € 21.750,- en een last onder dwangsom van € 50.000,- op te leggen op grond van artikel 5:32 lid 1 van de Algemene wet bestuurswet (Awb) juncto artikel 4.2.1 van de Huisvestingsverordening juncto artikel 21 aanhef en sub a van de Huisvestingswet.

2.7.Op 10 mei 2021 heeft verhuurder [eiser 1] c.s. geïnformeerd over het voornemen van de Gemeente tot het opleggen van een last onder dwangsom en het opleggen van een boete.

2.8.Op 10 mei 2021 is de huurovereenkomst door verhuurder en [eiser 1] c.s. schriftelijk beëindigd per 30 juni 2021.

2.9.Bij brief van 17 mei 2021 (met bijlagen) heeft [eiser 1] c.s. de Gemeente gesommeerd het rapport van bevindingen te herzien, omdat de daarin opgenomen constateringen en aan hem toegeschreven verklaringen onjuist en onwaar zijn. Verder heeft [eiser 1] c.s. verzocht het voornemen tot boeteoplegging uiterlijk 25 mei 2021 in te trekken.

2.10.Op 19 mei 2021 heeft verhuurder in de bestuursrechtelijke procedure zijn zienswijze op de voornemens van de Gemeente ingediend.

2.11.In een e-mail van 25 mei 2021 heeft [eiser 1] c.s., omdat een reactie van de Gemeente uitbleef, aan de Gemeente bericht dat hij nadere juridische stappen zou nemen, waaronder het entameren van een kort geding.

2.12.Bij e-mail van 26 mei 2021 heeft de Gemeente aan [eiser 1] c.s. meegedeeld dat het rapport van bevindingen een weergave van de constatering van de controleurs betreft en op ambtseed is opgemaakt en dat in beginsel niet wordt getwijfeld aan de juistheid van de inhoud daarvan.

2.13.In een e-mail van 27 mei 2021 heeft [eiser 1] c.s. de Gemeente nogmaals verzocht te concluderen dat in het rapport van bevindingen sprake is van een foutieve weergave van de feiten op basis waarvan op z’n minst zodanige twijfel aan die bevindingen ontstaan dat deze niet of niet volledig aan de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. [eiser 1] c.s. heeft nogmaals om rectificatie van het rapport verzocht.

Het geschil

3.1. [eiser 1] c.s. vordert – samengevat – de Gemeente, primair op straffe van een dwangsom en subsidiair zonder dwangsom, te veroordelen om aan hem een gerectificeerd rapport van bevindingen over te leggen, waarin de rectificatie is doorgevoerd zoals in onderdeel VII van de dagvaarding onder de punten 69 tot en met 71 omschreven, dan wel waarin de daarin vermelde schrappingen zijn verwerkt. [eiser 1] c.s. vordert daarnaast de Gemeente te veroordelen in de proceskosten (inclusief nakosten), te vermeerderen met de wettelijke rente.

[eiser 1] c.s. stelt dat hij het niet eens is met de inhoud van het rapport van bevindingen dat ten grondslag ligt aan het voornemen tot boeteoplegging. In het rapport wordt hij immers onjuist geciteerd en worden ten onrechte uitspraken aan hem toegeschreven. Het rapport bevat bewezen onjuistheden.

[naam 1] logeerde immers slechts bij hem in de woning en was geen tijdelijke huurder. Tussen 9 en 11 januari 2021 is hij in Amsterdam gearriveerd en op 3 april 2021 heeft hij de stad weer verlaten. Er is dus geen sprake geweest van schending van de huurovereenkomst. [eiser 1] c.s. heeft een direct belang bij rectificatie op grond van artikel 6:167 van het Burgerlijk Wetboek omdat de verhuurder op grond van artikel 1.2 van de huurovereenkomst de op te leggen boete door hem zal laten betalen. Het gaat om een bedrag van € 21.750,-. Vanaf punt 26 van de dagvaarding worden de bewijsbare onjuistheden en onzorgvuldigheden omschreven.

Verder geldt dat uit vaste jurisprudentie van de Raad van State (zie de uitspraak van 9 oktober 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3403) volgt dat als een rapport als het onderhavige wordt betwist, moet worden onderzocht of er gelet op de aard en de inhoud van de betwisting grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet aan de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. In dit geval komt dan ook geen dwingende bewijskracht toe aan het rapport.

In de zaak geldt bovendien een uitzondering op het beginsel dat van de waarheid van het rapport kan worden uitgegaan. De onjuistheden zijn immers voldoende onderbouwd (zie ook het rapport van de Rekenkamer Amsterdam van 20 november 2019, pagina 14).

[eiser 1] c.s. heeft een spoedeisend belang bij zijn vorderingen.

3.3.De Gemeente voert verweer. Hierop wordt hierna voor zover relevant nader op ingegaan.

De beoordeling

[eiser 1] c.s. vordert op grond van artikel 6:167 BW rectificatie van het door de toezichthouders van de Gemeente op ambtseed opgemaakte rapport van bevindingen, in die zin dat de onjuiste en onware informatie die daarin staat wordt verwijderd en/of aangevuld.

Artikel 6:167 BW kan op iedere openbaarmaking van toepassing zijn ook voor zover deze niet in de pers is gedaan. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat het artikel van toepassing is op iedere openbaarmaking van een onjuiste of misleidende mededeling (dus ook in boekvorm, direct mail, aanplakbiljetten) te pas komen (zie Eindverslag I, Parl. Gesch., p. 669).

Voor toewijzing van de vordering tot rectificatie is voorts aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 van Boek 6, Titel 3 BW vereist. Het gaat erom of op onrechtmatige wijze onjuiste en/of door onvolledigheid misleidende informatie is verstrekt.

De Gemeente voert als meest vérstrekkende verweer dat [eiser 1] c.s. geen (spoedeisend) belang heeft bij de vordering. Het definitieve besluit dat aan verhuurder een boete wordt opgelegd, is immers nog niet genomen en het te nemen besluit is niet alleen gebaseerd op het rapport van bevindingen. Bovendien heeft de verhuurder in zijn zienswijze de door [eiser 1] c.s. gestelde onjuistheden in het rapport benoemd en maken de bezwaren van [eiser 1] c.s. in die zin reeds onderdeel uit van de bestuursrechtelijke procedure. Aldus steeds de Gemeente.

De voorzieningenrechter volgt dit niet en is van oordeel dat [eiser 1] c.s. een eigen (spoedeisend) belang heeft bij rectificatie van het rapport. Het rapport bevat immers informatie op grond waarvan verhuurder [eiser 1] c.s. kan aanspreken op het niet nakomen van de huurovereenkomst en op grond van artikel 1.2 van de huurovereenkomst opgelegde boetes op hem kan verhalen. [eiser 1] c.s. wil dat voorkomen. Hoewel [eiser 1] c.s. met de gevorderde rectificatie in dit kort geding niet onder de aansprakelijkheid voor de boetes kan uitkomen, waarover hierna meer, kan [eiser 1] c.s. in ieder geval een spoedeisend belang niet worden ontzegd.

4.3.De rectificatievordering strandt echter wel om een andere reden. In deze zaak komt de voorzieningenrechter namelijk niet aan de beoordeling van het rapport van bevindingen op onjuiste informatie in de zin van artikel 6:167 BW toe. Allereerst is de vraag of sprake is van een openbaarmaking in de zin van dit artikel. Het gaat immers om een rapport van bevindingen dat is toegezonden aan verhuurder en waarvan [eiser 1] c.s. via de verhuurder kennis heeft genomen. Niet gesteld of gebleken is dat dit rapport openbaar is gemaakt in die zin dat derden, niet betrokkenen, er kennis van hebben genomen. Daarnaast gaat het op een rapport waarin de controleurs hebben opgeschreven wat zij tijdens het bezoek ter plaatse hebben waargenomen. Het gaat om wat zij in hun eigen beleving hebben gezien en daarvan kan niet (bij voorbaat) worden gezegd dat dat onwaar is of feitelijk onjuist. Omdat het om een ambtsedig opgemaakt rapport gaat kan voorts ervan uit worden gegaan dat de controleurs hun bevindingen of waarnemingen waarheidsgetrouw hebben opgeschreven. Het voorgaande betekent echter niet dat [eiser 1] c.s. de inhoud van het rapport niet kan betwisten. Hoewel [eiser 1] c.s. in de bestuursrechtelijk procedure geen partij is, heeft verhuurder die wel partij is in die procedure de bezwaren van [eiser 1] c.s. tegen het rapport wel al kunnen inbrengen. Tijdens de zitting heeft de Gemeente ook verklaard dat de bezwaren van [eiser 1] c.s. mee zullen worden genomen in de beslissing of al dan niet een bestuurlijke boete en/of dwangsom zal worden opgelegd. Op dit moment is er slechts een voornemen. Bovendien kan [eiser 1] c.s. in de eventueel te voeren procedure waarin de vermeende tekortkoming in de huurovereenkomst en aansprakelijkheid voor de boetes aan de orde is, trachten te bewijzen dat de situatie in de woning anders was dan de controleurs hebben beschreven. Zij kunnen daarvoor de bewijsstukken gebruiken die zij in dit kort geding hebben overgelegd. Dit nog naast de vraag in hoeverre het beding waarin de boete en dwangsom door verhuurder aan huurders wordt “doorgeschoven” al dan niet rechtsgeldig is.

4.4.Gelet op het voorgaande wordt de vordering tot rectificatie afgewezen. Ten overvloede wordt nog overwogen dat ook al zou rectificatie van het rapport wel mogelijk zijn geweest, in dit kort geding daarover geen beslissing had kunnen worden genomen. De vraag of bepaalde passages uit het rapport onjuist zijn, had immers een nader onderzoek naar de feiten gevergd waarvoor dit kort geding zich niet leent. De Gemeente stelt immers dat de toezichthouders hebben verklaard volledig achter het rapport van bevindingen te staan. Dus partijen staan in hun standpunten rechtstreeks tegenover elkaar. Het is het woord van [eiser 1] c.s. tegenover het woord van de toezichthouders.

4.5.Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen.

4.6. [eiser 1] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:

- griffierecht € 667,00

- salaris advocaat 1.016,00

Totaal € 1.683,00

De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.weigert de gevraagde voorzieningen,

5.2.veroordeelt [eiser 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 1.683,00,

5.3.verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2021.n

type: GHF

coll: MA

Artikel delen