Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBAMS:2021:2853

2 juni 2021

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel

zaaknummer / rolnummer: C/13/700947 / KG ZA 21-330 CdK/LO

Vonnis in kort geding van 1 juni 2021

in de zaak van

de vereniging

[eiseres] ,

gevestigd te [plaats] ,

eiseres bij dagvaarding van 28 april 2021,

advocaat mr. A. de Groot te Alkmaar,

tegen

[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. de vereniging

[gedaagde sub 2] ,

gevestigd te [plaats] ,

3. [gedaagde sub 3],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagden,

advocaat mr. M.L. Winters te Amsterdam.

Partijen zullen hierna de VvE en (gezamenlijk in enkelvoud) [gedaagde] worden genoemd.

De procedure

Ter zitting van 18 mei 2021 heeft de VvE de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend.

Ter zitting waren aanwezig:

aan de kant van de VvE: [naam 1] , [naam 2] met mr. De Groot;

aan de kant van [gedaagde] : [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 3] ,

H.M. Frederiksson, bouwkundig adviseur, met mr. Winters en kantoorgenoot Beines.

Vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten

2.1.Het pand aan de [adres] bestaat uit drie appartementen: [adres 1] (de begane grond), bewoond door [bewoner ] , [adres 2] (de eerste verdieping), bewoond door [naam 2] , en [adres 3] (tweede en derde verdieping), bewoond door [naam 1] en haar gezin. Aan de achterzijde van het pand bevindt zich op de begane grond een tuin en aan de achtergevel (noordoostgericht) op de eerste, tweede en derde verdieping een drietal balkons.

2.2.Het pand van de VvE grenst aan het pand van [gedaagde] , [adres 4] , bestaande uit een horecagelegenheid op de begane grond, en twee bovengelegen woningen, bewoond door [gedaagde sub 1] ( [adres 5] ) en [gedaagde sub 3] ( [adres 6] ).

2.3. [gedaagde sub 3] heeft een omgevingsvergunning aangevraagd en op 9 februari 2021 gekregen voor het aan de achterzijde uitbouwen van de tweede en derde verdieping van het pand aan de [adres 4] .

2.4. [adres 4] is een hoekpand. De begane grond en de eerste verdieping zijn 7,7 meter dieper dan de bovengelegen verdiepingen, waardoor zich op de [straat] , om de hoek van de [weg] , een ‘gat’ in het verder gesloten huizenblok bevindt.

2.5.De VvE heeft bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen uitbouw, omdat de achtergevel van haar pand daarmee minder (zon)licht krijgt.

2.6.De VvE heeft een bezonningsonderzoek laten doen door ir. J. Tack van ‘bezonningsingenieur.nl’. In zijn rapport van 30 april 2021 staat onder meer het volgende.

(…) Samenvatting en conclusie

(…)

Eerste verdieping (VR1: Slaapkamer en VR2: Keuken)

Visuele uitwerking

21 maart (21 september) / 21april (21 augustus): Er is nauwelijks invloed van de opbouwen.

21 mei (21 juli) / 21 juni: Vooral eind van de ochtend is er in de bestaande situatie bezonning mogelijk. Dit neemt af in de geplande situatie.

Kwantitatieve uitwerking

 De afnames bevestigen het beeld. De invloed is vooral aanwezig in VR2: slaapkamer waarbij tussen 21 maart en 21 september (=6 maanden) de bezonningsduur sterk afneemt van -66% tot -100%. Voor VR1: keuken is dit alleen in de zomermaanden.

Tweede verdieping (VR3: Eetruimte en BR1: balkon)

Visuele uitwerking

21 maart ( 21 september): Noemenswaardige bezonning in morgen tussen 08:00 uur en 09:00 uur.

21april (21 augustus) / 21 mei (21 juli) / 21 juni: In toenemende mate tot 10:00 uur bezonning mogelijk in de bestaande situatie. In de geplande situatie neemt deze vooral af aan de zijde van de opbouw.

Kwantitatieve uitwerking

 In zowel de eetruimte als balkon zijn er sterke afnames van -50% tot -100%. Dit in de eetruimte gedurende de periode van 19 februari – 21 oktober (= 8 maanden) en op het balkon van 21 maart – 21 september (= 6 maanden).

Derde verdieping (VR4: Slaapkamer, VR5: slaapkamer en BR2: balkon)

Visuele uitwerking

21 maart ( 21 september): Er is sprake van noemenswaardige bezonning tussen 08:00 uur en 10:00 uur in de bestaande situatie. Ten gevolge van opbouw neemt deze duidelijk af later in de ochtend.

21april (21 augustus) / 21 mei (21 juli) / 21 juni: In toenemende mate van de ochtend is bezonning mogelijk in de bestaande situatie. In de geplande situatie is de afname beperkt.

Kwantitatieve uitwerking

 Vooral in VR4: slaapkamer is de impact het grootst variërend van -25% tot -99% afname. Dit is gedurende de periode van 19 februari – 21 oktober (= 8 maanden). In VR5: slaapkamer is de impact beduidend minder maar toch op 4 van de 9 peildata (19 februari – 21 maart en 21 september – 21 oktober) nog altijd -25% tot -100% afname.

Tot slot

Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan gesteld worden dat de negatieve invloed vooral op 1e en 2e verdieping het grootste is. Er is sprake van overwegend excessieve afnames van direct zonlicht op meerdere peildata en dus lange periodes. Benadrukt moet worden dat ondanks dat gemiddelde bezonningsduur laag is, plaatselijk weldegelijk een noemenswaardige bundel zonlicht de (buiten)ruimte kan toetreden. Kortom het is goed voorstelbaar dat de geplande opbouw tot meer klachten zal leiden en het woongenot van de bewoners duidelijk zal verminderen.

(…)

2.7. [gedaagde] heeft eveneens een bezonningsstudie laten doen door ir. E.M. Veldman van Schaduwsimulator.nl. In dat rapport van 13 mei 2021 staat onder meer het volgende.

(…)

TNO-NORM

Er bestaat geen wetgeving die bepaald hoeveel direct zonlicht een gebouw minimaal dient te ontvangen.

Wel zijn er diverse normen welke gemeente hanteren om toch te kunnen toetsen. Dit zijn algemene regels die voor alle situaties hetzelfde zijn. De norm biedt in de meeste gevallen een goede houvast, maar er zijn ook specifieke situaties waarbij deze normen minder doeltreffend zijn.

In deze studie wordt getoetst aan de TNO-normen. De TNO kent een 'lichte' en een 'strenge' norm:

- De 'lichte' TNO-norm: ten minste 2 mogelijke bezonningsuren per dag in een woonkamer in de periode van 19 februari – 21 oktober (gedurende

8 maanden ) in midden vensterbank binnenkant raam.

- De 'strenge' TNO-norm: ten minste 3 mogelijke bezonningsuren per dag in een woonkamer in de periode 21 januari – 22 november (gedurende 10 maanden) in midden vensterbank binnenkant raam.

Deze normen worden alleen toegepast op gevels die zon kunnen ontvangen. Noordgevels ontvangen immers - hoogbouw of niet - nooit direct zonlicht. Hoewel er twee normen zijn, is het meest voor de hand liggend om te toetsen aan de lichte norm.

(…)

WIJZE VAN BEREKENEN

In dit onderzoek richten we ons enkel op de achtergevel, omdat op deze zijde een uitbouw is gepland. We berekenen hier een 6-tal meetpunten. In onze zelf ontwikkelde software berekenen we gedurende een gekozen dag elke 5 minuten of er zon op het meetpunt schijnt. We maken deze berekening voor één dag in de maand, startende met 19 februari en eindigend met 21 oktober, in overeenstemming met de data van de TNO-norm.

Uit de berekening komt het aantal uren dat direct zonlicht op het meetpunt schijnt en hoeveel uren daarvan het minder zal schijnen bij de geplande situatie. Elk meetpunt wordt aan de onderkant van een raam geplaatst. Omdat onder aan een raam normaliter minder direct zonlicht komt, kan de berekening worden gezien als een 'worst-case' scenario.

(…)

4. BEVINDINGEN

In deze studie zijn een meetpunten gemaakt aan de onderkant van zes ramen, conform de TNO-norm. Op basis hiervan kan een globaal beeld worden verkregen hoeveel schaduw er in het meest ongunstige geval op het hele raam zal vallen. De resultaten zijn hieronder in een schema weergegeven.

[bij meetpunt 5 bevindt zich niet de keuken, maar de badkamer van [adres 2] , vzr.]

Het geschil

3.1.De VvE vordert samengevat - [gedaagde] te verbieden om het bouwplan zoals op 9 februari 2021 vergund uit te voeren, in het bijzonder om de tweede en derde verdieping aan de achterzijde van het pand aan de [adres 4] uit te bouwen, op straffe van een dwangsom en met machtiging van de VvE indien overtreding van het verbod meer dan vijf aaneengesloten dagen voortduurt de tenuitvoerlegging te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.2. [gedaagde] voert verweer.

3.3.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

De beoordeling

Criterium

4.1.Een bouwstop is in kort geding toewijsbaar als voldoende aannemelijk is dat die vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen en als niet van de eisende partij kan worden gevergd dat die de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.

4.2.Uit beide bezonningsstudies blijkt dat met de voorgenomen uitbouw van [gedaagde] op bepaalde momenten (direct zon)licht zal worden weggenomen van de achtergevel van [adres] , en daarmee van licht in de woningen. De uitbouw zal de VvE dus zeker hinder opleveren. Daarmee is echter nog niet gegeven dat de uitbouw er niet mag komen. Dat is alleen het geval als die hinder onrechtmatig is.

4.3.Het antwoord op de vraag of sprake is van onrechtmatige hinder, hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend, en de mogelijkheid – mede gelet op de daaraan verbonden kosten – en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te treffen.

4.4.De omstandigheid dat [gedaagde] een vergunning heeft gekregen voor zijn bouwplannen wil niet zeggen dat geen sprake kan zijn van onrechtmatige hinder. Het belang van het voorkomen van onrechtmatige hinder door het gebruik maken van door een bestemmingsplan toegestane bouwmogelijkheden is niet een belang dat door de wettelijke regeling van het bestemmingsplan wordt nagestreefd. Niettemin kan het bestemmingsplan meer of minder sterke aanwijzingen bevatten dat, voor zover het gaat om de elementen die in het bestemmingsplan regeling hebben gevonden, het gebruik maken van de toegestane bouwmogelijkheden naar maatschappelijke opvattingen niet als onrechtmatige hinder is te beschouwen. De rechter zal derhalve, voor zover de stellingen van partijen daartoe aanleiding geven, het bestemmingsplan in zijn beoordeling dienen te betrekken (Hoge Raad 21 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2015:AT8823).

Situatie in het pand van de VvE

4.5.Uit de beide bezonningsstudies is het volgende op te maken. Het appartement op [adres 2] heeft bij meetpunt 5 (zie 2.7) een badkamer (in beide rapporten staat ten onrechte vermeld dat op die plaats een keuken is), en bij meetpunt 6 een slaapkamer. Het appartement is gelegen onder het niveau van de reeds bestaande uitbouw en in de badkamer komt geen direct zonlicht. In de periode van ongeveer 21 mei tot 22 juli heeft de slaapkamer in theorie één uur direct zonlicht, tot 1,7 uur op 21 juni, rond 10.00 uur ’s ochtends. Rond 11.00 uur ’s ochtends verdwijnt de zon achter de zijgevel van de woningen, om daarna bijna de hele dag op de voorgevel te staan.

4.6.De situatie in appartement [adres 3] is als volgt. Op meetpunten 3 en 4 (zie 2.7) bevindt zich een eetkeuken (een open ruimte), met daaraan een balkon. Aan de voorkant van de verdieping bevindt zich een woonkamer, die in open verbinding staat met de eetkeuken, zij het dat zich links en rechts een trappenhuis en een wc bevinden, zodat alleen het midden van de ruimte open is. Op de derde verdieping op meetpunt 1 is een slaapkamer en op meetpunt 2 een werk/slaapkamer. Met de geplande uitbouw is er op meetpunt 2 geen afname van direct zonlicht. Op meetpunt 4 is er een beperkte afname. In theorie (afhankelijk van of de zon daadwerkelijk schijnt) is er 5 maanden per jaar minder dan een uur per dag zon op die plaats, die met de geplande uitbouw deels afneemt. Op meetpunten 1 en 3, de ramen die het dichtst tegen het pand op nummer 135 aan liggen, is de afname het grootst. Op die meetpunten is in theorie gedurende zeven maanden per jaar (van maart tot en met september) een aantal uur per dag zon. In maart en september is dat aan de onderkant van het raam gemeten 1 uur per dag en van mei tot en met juli ongeveer 3,5 uur per dag, ongeveer van 8.00 uur tot 11.00 uur.

Situatie van [gedaagde]

4.7. wil de woningen renoveren en uitbouwen om meer leefruimte te creëren. De totale diepte van het platte dak van de begane grond van [gedaagde] is 7,7 meter vanuit de achtergevel. De gewenste uitbouw is 3 meter vanuit de achtergevel, waar volgens het bestemmingsplan het gehele platte dak had mogen worden bebouwd. Er blijft dus een ‘lichtgat’ over in het huizenblok op de [straat] . [gedaagde] heeft gesteld dat hij zo veel mogelijk rekening heeft willen houden met de buren, maar dat deze 3 meter voor hem de minimale diepte is om de uitbouw nog rendabel te laten zijn.

Onrechtmatige hinder?

4.8.De achtergevel van het pand van de VvE is gelegen op het noordoosten. Het aantal zonuren op de achtergevel is daarom beperkt. Vanaf ongeveer 11 uur verdwijnt de zon achter de zijgevel. Nu de voorgevel gericht is op het zuidwesten en is gelegen aan [het water] , een brede rivier, staat de zon onbelemmerd de hele middag en avond op de voorgevel. De woningen hebben daarom relatief veel licht. Voor de eerste verdieping van het pand van de VvE geldt dat op de achtergevel nauwelijks direct zonlicht valt. Bovendien zijn aan de achterzijde een slaapkamer en een badkamer gevestigd en ligt de woonkamer aan de voorzijde. De hinder die de woning op de eerste verdieping met de uitbouw zal hebben is dan ook zeer beperkt en niet onrechtmatig te achten.

De tweede en derde verdieping hebben meer hinder van de voorgenomen uitbouw. Toch wordt ook in dit geval geoordeeld dat geen sprake is van onrechtmatige hinder. Daarbij speelt het volgende een rol. De achtergevel is gericht op het noordoosten en ontvangt dus een beperkt aantal uren direct zonlicht (gedurende een aantal maanden per jaar). De leefruimte die zich op de tweede verdieping bevindt heeft via de voorgevel de hele middag en avond direct zonlicht. De woonkamer voldoet dus ruimschoots aan de TNO-norm die is opgenomen in de bezonningsstudie van [gedaagde] (zie 2.7). Omdat de verdieping niet uit afgesloten ruimtes bestaat maar in het midden open is, ontvangt de eetkeuken dus ook veel licht van de voorkant. De derde verdieping bestaat wel uit afgesloten ruimtes. De kamer die het dichtst tegen de gevel van nummer 135 ligt, en waar het meeste hinder wordt ondervonden van de uitbouw is echter een slaapkamer waar men over het algemeen niet overdag verblijft. De kamer daarnaast is een slaap-werkkamer, waar geen invloed wordt ondervonden van de uitbouw. Verder speelt ook een rol dat volgens het bestemmingsplan het gehele perceel van [gedaagde] volgebouwd had mogen worden. Hoewel in het bestemmingsplan geen rekening wordt gehouden met individuele belangen, geldt dat met het oog op de beperkte woonruimte in Amsterdam bewoners over het algemeen iets meer van elkaar te dulden hebben dan in een landelijke omgeving, waar meer ruimte is.

De conclusie is dat de beperkte de afname van direct zonlicht aan de achterzijde van het pand van de VvE niet opweegt tegen het belang van [gedaagde] om meer leefruimte te creëren, zodat niet aannemelijk is dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.

4.10.De VvE zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:

- griffierecht € 309,00

- salaris advocaat 1.016,00

Totaal € 1.325,00

De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.weigert de gevraagde voorzieningen,

5.2.veroordeelt de VvE in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.325,00,

5.3.verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, voorzieningenrechter civiel, bijgestaan door mr. L. Oostinga, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2021.n

type: LO

coll: EB

Artikel delen