Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBAMS:2020:1777

17 maart 2020

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummers: AMS 20/1085 (vovo) en AMS 20/740 (beroep)

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 maart 2020 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

[eiseres] e.a, te [woonplaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H.G. Vogel).

het Ingenieursbureau Amsterdam, te Amsterdam, vergunninghouder

(gemachtigde: J.J. de Boo), heeft ook deelgenomen aan de behandeling van de zaken.

Procesverloop

Bij besluit van 19 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor de kap van twee platanen aan de Westerkade te Amsterdam.

Bij besluit van 23 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft, mede namens twaalf omwonenden, tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op [nummer] maart 2020. Eiseres en twee andere eisers zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook is verschenen J.J. de Boo, projectleider/vergunninghouder.

Overwegingen

Kortsluiten

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.

Aanleiding van deze procedure

2. Verweerder heeft de omgevingsvergunning voor de kap van twee platanen ter hoogte van de Westerkade [nummer] en [nummer] verleend in het kader van herinrichting van de openbare ruimte: de bestrating aan de Westerkade wordt geëgaliseerd. In het projectgebied staan 29 bomen. In opdracht van vergunninghouder heeft Bomenwacht Nederland op 21 mei 2019 een Bomen Effect Analyse uitgevoerd bij deze 29 bomen. Hieruit is naar voren gekomen dat twee bomen in slechte dan wel matige conditie verkeren. Naar aanleiding hiervan heeft vergunninghouder op 15 juli 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de kap van deze twee bomen. Op 6 augustus 2019 heeft J. Smit advies op die aanvraag uitgebracht en geadviseerd de vergunning te verlenen. Verweerder heeft aan de omgevingsvergunning de voorwaarde verbonden dat twee platanen op de plaats van de te kappen bomen worden herplant.

3. Eiseres heeft, net als twaalf omwonenden, bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en de verlening van de omgevingsvergunning gehandhaafd. Het advies van de bezwaarcommissie bevat de onderbouwing van het bestreden besluit.

Gronden eiseres

4. Eiseres voert in beroep – kort samengevat – aan dat ze geen vertrouwen heeft dat de twee platanen zullen worden herplant. Ook betoogt eiseres dat, mocht toch herplanting op de aangewezen plek plaatsvinden, het zeker 30 jaar zal duren voordat de nieuwe platanen vergelijkbaar zijn voor wat betreft opnamecapaciteit van CO2 stikstof, en fijnstof en productie van zuurstof. Verder betoogt eiseres dat het bomenonderzoek dat ten grondslag ligt aan de kapvergunning, door een commerciële partij is uitgevoerd die door verweerder is ingehuurd voor de goedkoopste oplossing. Dit onderzoek is daarom niet betrouwbaar en niet in het algemeen belang. Er moet een omslag komen in het denken van de overheid, zij beseft niet goed wat ze aan het doen zijn door op grote schaal bomen te kappen. De Bomenverordening gaat uit van ‘kappen tenzij’, maar zou – zeker in deze tijd – moeten uitgaan van het tegenovergestelde. Kortom: de kap is niet in het belang van de buurt en van Amsterdam.

Standpunt verweerder

5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de 29 bomen aan de Westerkade allemaal zorgvuldig bekeken en onderzocht zijn door twee groenadviseurs. Twee bomen bleken een slechte/matige conditie te hebben, wat er toe leidt dat niet is gegarandeerd dat zij de werkzaamheden die worden uitgevoerd aan de Westerkade zullen overleven. Verweerder heeft er geen belang bij dat de bomen zomaar worden gekapt. Verder staat in het besluit zelf duidelijk opgenomen dat de herplant zal gebeuren op de plek van de te kappen bomen en ook de plantmaat is opgenomen. Verweerder streeft ernaar de bomenrij in stand te houden en heeft in het bestreden besluit het belang van de aanwezigheid van bomen in de straat in het kader van een goed woon- en leefklimaat onderkend.

Beoordeling voorzieningenrechter

6. De voor deze zaak relevante regelgeving bestaat uit de Bomenverordening 2014, in samenhang gezien met het document ‘Compensatie en herplant van bomen’. Hieruit blijkt meer dat beoogd wordt het bomenbestand zoveel mogelijk in stand te houden, waarbij het uitgangspunt ‘kap mits herplant’ wordt gehanteerd.

7. De voorzieningenrechter stelt vast dat de twee platanen waar het bestreden besluit op ziet, niet vallen onder de weigeringsgronden zoals neergelegd in artikel 5 van de Bomenverordening. In dat geval wordt de vergunning in beginsel verleend en had verweerder ook geen belangenafweging hoeven maken.

8. De voorzieningenrechter ziet, anders dan eiseres, geen reden om aan te nemen dat verweerder niet zal overgaan tot uitvoering van de herplant zoals is voorgeschreven in de kapvergunning. De enkele vrees van eiseres is onvoldoende. Eiseres heeft gewezen op de situatie in de Frederik Hendrikstraat, waar een hele rij bomen al in maart 2019 is gekapt maar waar nog steeds geen bomen zijn herplant. Dit beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Zoals ook uit de verklaringen van eiseres volgt, zijn de werkzaamheden in die straat nog in volle gang. Er kan daarom niet vanuit worden gegaan dat verweerder zich daar niet aan de herplantplicht heeft gehouden en er is verder geen verband aangetoond met deze zaak. Zoals verweerder ook op de zitting heeft aangegeven kan eiseres, indien een herplant uitblijft, een handhavingsverzoek indienen.

9 . Dat eiseres bang is dat de bomen die in de plaats van de te kappen bomen niet dezelfde positieve effecten zullen hebben op het woon- en leefklimaat in de buurt, in termen van zuurstofafgifte en CO2- en stikstofopname, is evenmin onderbouwd. Voor zover eiseres dit vreest omdat het lange tijd zal duren voordat de bomen voldoende zijn gegroeid, heeft verweerder aangegeven dat in de vergunning is opgenomen dat de bomen die worden herplant een vergelijkbare omvang en afmeting moeten hebben.

10 . Het betoog van eiseres, dat de groenadviezen ten grondslag liggen aan de kapvergunning – de Bomen Effect Analyse van Bomenwacht en het advies van J. Smit – niet betrouwbaar of deskundig zijn omdat dit commerciële partijen zijn, slaagt ook niet. Eiseres heeft dit niet onderbouwd. Eiseres heeft ook zelf geen deskundigenonderzoek overgelegd dat doet twijfelen aan de adviezen waarop verweerder zich heeft gebaseerd.

11. De voorzieningenrechter stelt vast dat de overige bezwaren die eiseres in beroep heeft aangedragen reeds zijn betrokken en beoordeeld in het bestreden besluit. Eiseres heeft weliswaar naar voren gebracht dat zij de indruk heeft dat verweerder allerlei feiten en omstandigheden die in bezwaar zijn aangevoerd, niet heeft betrokken bij de volledige heroverweging, maar zij heeft niet concreet gemaakt op welke punten het bestreden besluit in dit kader dan tekortschiet.

Conclusie

12. Het beroep is ongegrond.

13. Omdat het beroep ongegrond is, is geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:

- in de zaak AMS 20/740

verklaart het beroep ongegrond;

- in de zaak AMS 20/1086

wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Journée, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2020.

griffier voorzieningenrechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Artikel delen