Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:OGEAC:2020:337

11 april 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR201803042

Uitspraak van 20 april 2020

inzake

[VERZOEKSTER] h.o.d.n. TERENONAN FIEL [FAMILIENAAM A] DI GATO,

wonende in Curaçao,

[verzoekster],

gemachtigde: mr. R.E.F.A. Bijkerk,

tegen

N [FAMILIENAAM B],

2. R [FAMILIENAAM B],

beiden wonende in Curaçao,

[verweerders],

beiden procederende in persoon,

[…],

4. […],

[verweerders],

gemachtigde: mr. S.C. Larmonie,

[…]

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit:

- het inleidend verzoekschrift met producties, op 14 juni 2018 ter griffie ingediend;

[…]

- het proces-verbaal van de zitting van 2 maart 2020.

1.2.Uitspraak is bepaald op heden.

De feiten

2.1.De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.

2.2.Plantage Gato betreft een stuk land (groot 89,59 ha ingevolge de meetbrief van 12 juni 1974) dat bij testament van 31 juli 1809 door mevrouw Sybrecht van Uytrecht, weduwe van Wigboldus Rasveldt, is nagelaten aan haar vrijgegeven slaven, in totaal 13 personen. Sybrecht van Uytrecht is in het jaar 1811 overleden.

2.3.De vereffening van de nalatenschap van Sybrecht van Uytrecht heeft nimmer plaatsgevonden. Hierdoor zijn de nazaten van de 13 slaven door de jaren heen verveelvoudigd (mogelijk wel in de duizenden) en zijn de meesten thans niet meer op te sporen. Deze nazaten zijn allen deelgenoten in de plantage Gato.

2.4.Tussen de familie […] en de familie […], mogelijk beide nazaten van de hiervoor genoemde vrijgemaakte slaven, worden reeds sinds jaar en dag gerechtelijke procedures gevoerd aangaande de eigendom van plantage Gato, het verhuren van percelen te Plantage Gato en het beheer over plantage Gato. Wie als rechthebbenden van de plantage Gato te gelden hebben is in rechte (nog) niet uitgemaakt.

2.5.Sedert 2017 is bij het gerecht een procedure ex artikel 3:200a BW aanhangig, waarbij door belanghebbenden verzocht wordt de plantage Gato als zijnde een langdurig onverdeelde boedel aan te merken en deze conform de wet aan de gebruikers toe te kennen. Deze zaak loopt nog bij het gerecht in eerste aanleg.

Het geschil in conventie en reconventie

In conventie:

3.1. [verzoekster] verzoekt dat het gerecht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  • primair: voor recht verklaart dat [verzoekster] beheerder is van landgoed Gato en dat zij bij uitsluiting van anderen bevoegd en gemachtigd is om alle (rechts)maatregelen te treffen met betrekking tot verhuur van percelen te landgoed Gato, waaronder begrepen het innen van huur, het aangaan en beëindigen van huurovereenkomsten en het zo nodig aanspannen van rechtszaken terzake, alsmede dat zij gerechtigd is om bij uitsluiting van anderen alle overige beheersdaden te verrichten die nodig zijn voor een goed beheer van landgoed Gato;

  • subsidiair: voor het geval [verzoekster] niet als (bestaande) beheerder geldt een beheersregeling te treft waarbij [verzoekster] alsnog als beheerder aangemerkt wordt als hiervoor onder a bedoeld;

  • in beide gevallen gedaagden veroordeelt om hun medewerking aan voornoemde beheersregeling te voldoen, op straffe van een dwangsom van NAf 10.000,- per keer dat zij op enigerlei wijze inbreuk maken op de beheersregeling, met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.

3.2. [verzoekster] legt het volgende aan haar verzoek ten grondslag. Leden van de familie [familienaam A], die al sinds jaar en dag op de plantage Gato wonen, voeren reeds zo’n 200 jaar het beheer over de plantage Gato. Vanaf 1989 via de vennootschap Chato Properties N.V. en vanaf 2012 via de eenmanszaak [verzoekster]. Vanaf 1969 worden percelen grond verhuurd aan derden, die geen afstammeling zijn van de vrijgemaakte slaven van Rasveldt. Dit betreft ruim 300 percelen. Gedaagden stoken al enige tijd onrust onder de bewoners van plantage Gato, wat onder andere veroorzaakt dat de huurders ophouden met het betalen van huur. De familie [familienaam A] heeft er daarom recht en belang bij dat rechtens wordt vastgesteld dat [verzoekster], althans de inmiddels opgerichte stichting, beheerder is van plantage Gato.

In reconventie zijdens N. [familienaam B]:

3.3.N. [familienaam B] vordert dat het gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

  • [familienaam A] gebiedt zich te onthouden van alle handelingen en zaken, op de gronden behorende tot Plantage Malpais Gato e/a, die inbreuk maken op het erfrecht en eigendomsrecht van de vrijgemaakte slaven van Sybrecht van Uytrecht;

  • [familienaam A] gebiedt alle terreinen behorende tot Plantage Malpais Gato te ontruimen;

  • [familienaam A] gebiedt alle borden, op de gronden behorende tot Plantage Malpais, en die inbreuk maken op het erfrecht en eigendomsrecht van de vrijgemaakte slaven van Sybrecht van Uytrecht te verwijderen;

  • [familienaam A] gebiedt alle terreinen behorende tot Plantage Gato, die [familienaam A] onrechtmatig in bezit heeft, over te dragen aan de rechtmatige erfgenamen van Sybrecht van Uytrecht;

  • althans zodanige voorzieningen treft die het gerecht in goede justitie geraden acht, met veroordeling van [familienaam A] tot betaling van een schade- en smartengeldvergoeding van NAf 7.000.000,- aan de erfgenamen van de vrijgemaakte slaven van Sybrecht van Uytrecht;

  • althans zodanige voorzieningen treft in goede justitie geraden geacht, met veroordeling van [familienaam A] in de kosten van de procedure.

3.4.N. [familienaam B] heeft het volgende aan zijn vordering ten grondslag gelegd. Familie [familienaam A] zou geen afstammeling zijn van een van de vrijgemaakte slaven Rasveldt, zodat hen geen enkel recht toekomt op plantage Gato. Een lid van de familie [familienaam A] werd door beheerder Gerardus Lazaro [familienaam B] als toezichthouder op de plantage aangewezen. De familie [familienaam A] heeft dus nooit rechtmatig het beheer over plantage Gato gehad. De familie [familienaam A] handelt onrechtmatig en daar moet een eind aankomen.

In reconventie zijdens R. [familienaam B]:

3.5.R. [familienaam B] verzoekt dat het gerecht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;

[verzoekster] opdraagt om op grond van artikel 141 Rv, artikel 142 Rv en/of artikel 843a Rv bewijs, c.q. de desbetreffende gegevens, over te leggen:

- de erfrechtverklaring;

- een belastingplichtige verklaring;

- een kadastrale afschrift inhoudende plantage Gato;

teneinde te kunnen achterhalen, of [verzoekster] bemoeienis mocht hebben met het huren, verhuren, verkopen van de nalatenschap Sybrecht van Uytrecht over plantage Gato en Ferdinandstraat, onder verbeurte van een dwangsom van NAf 10.000,- per dag dat [verzoekster] in gebreke blijft met het voldoen aan het door het gerecht de geven bevel.

3.6.R. [familienaam B] legt het volgende aan zijn verzoek ten grondslag. [verzoekster] heeft haar eigendomsrecht over de plantage Gato niet aangetoond. Ook heeft ze niet aangetoond erfgenaam te zijn van Sybrecht van Uytrecht. Er is daarom geen juridische basis op grond waarvan Terenonan Fiel [familienaam A] di Gato enig belang heeft in de plantage Gato. [familienaam A] werd door Gerardo Lazaro [familienaam B] tot toezichthouder van plantage Gato benoemd, zij behoren echter niet tot de afstammelingen van de vrijgegeven slaven van Sybrecht van Uytrecht. [verzoekster] zal het voorgaande dus aan de hand van de verzochte stukken moeten bewijzen.

In conventie en reconventie:

3.7.Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna voor zover van belang nader worden ingegaan.

De beoordeling

In conventie

4.1.Aan de orde is de vraag of [verzoekster] als beheerder van plantage Gato te gelden heeft, en indien dat niet het geval is of er voldoende grond bestaat om een regeling ter zake van het beheer te treffen waarbij [verzoekster] als beheerder van plantage Gato wordt aangewezen. Het gerecht stelt voorop dat de primaire vordering een vordering in de zin van artikel 110 Rv e.v. behelst en de subsidiaire vordering een verzoek in de zin van artikel 429a Rv e.v., zodat in deze uitspraak zowel een vonnis zal worden gewezen als een beschikking zal worden gegeven.

4.2.Artikel 3:168 lid 1 BW bepaalt dat deelgenoten het genot, het gebruik en het beheer van gemeenschappelijke goederen bij overeenkomst kunnen regelen. Het tweede lid bepaalt dat voor zover een overeenkomst ontbreekt, de rechter in eerste aanleg op verzoek van de meest gerede partij een zodanige regeling kan treffen, zo nodig met onderbewindstelling van de goederen. Hij houdt daarbij naar billijkheid rekening zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang. Tussen partijen is niet in geschil dat plantage Gato een gemeenschap van een nalatenschap betreft waar titel 7 van Boek 3 BW op van toepassing is.

4.3.Nu vaststaat dat er vele deelgenoten zijn die een aandeel hebben in de plantage Gato en het gros van die deelgenoten niet meer kan worden opgespoord, terwijl [verzoekster] niet heeft gesteld, en ook anderszins niet is gebleken, dat een overeenkomst als bedoeld in artikel 3:168 lid 1 BW bestaat, kan niet voor recht worden verklaard dat [verzoekster] als beheerder in de zin van artikel 3:168 lid 1 BW te gelden heeft. De primaire vordering zal reeds daarom worden afgewezen.

4.4.Ten aanzien van de subsidiaire vordering heeft [verzoekster] gesteld dat de familie reeds 200 jaar belast is met de beheerstaken van plantage Gato en reeds sedert 1969 percelen in verhuur uitgeven. Dit zou [verzoekster] de meest gerede partij maken om als beheerder te worden aangewezen.

4.5.N. [familienaam B] heeft bezwaar gemaakt tegen dit verzoek en daartegen ingebracht dat familie [familienaam A] geen afstammeling zou zijn van een van de vrijgemaakte slaven van Sybrecht van Uytrecht en daarom geen aandeel zou hebben in de plantage Gato. [verzoekster] kan daarom niet als beheerder van plantage Gato worden aangemerkt of aangewezen.

4.6.Ook R. [familienaam B] heeft bezwaar tegen het verzoek van [verzoekster] en stelt zich, evenals N. [familienaam B], op het standpunt dat de familie [familienaam A] nimmer heeft kunnen bewijzen afstammeling te zijn van een van de vrijgemaakte slaven van Sybrecht van Uytrecht en reeds daarom geen recht heeft om als beheerder van plantage Gato op te treden.

4.7. [verweerders 3 en 4] voeren ter verweer aan dat [verzoekster] niet-ontvankelijk is in haar verzoek omdat de rechter in kort geding reeds zou hebben geoordeeld dat vast zou staan dat de erven van wijlen Fiel [familienaam A] geen juridische bevoegdheid hebben om huurovereenkomsten te sluiten ten aanzien van de percelen van plantage Gato. Verder stellen [verweerders 3 en 4] zich op het standpunt dat [verzoekster], en voor haar Chato Properties N.V., nimmer toestemming hebben gekregen van de erven [familienaam A] – die evenals de familie [familienaam B] afstammeling zouden zijn van één van de dertien vrijgemaakte slaven – om plantage Gato te beheren. Volgens hen kan het beheer ook niet enkel door [verzoekster] worden uitgevoerd, maar dient er sprake te zijn van beheer door een Stichting die breed gedragen wordt door de verschillende afstammelingen.

4.8.Geoordeeld wordt dat het in het belang van partijen en tevens het algemeen belang wordt geacht dat er ten aanzien van het beheer van plantage Gato een regeling wordt getroffen. Dit in de eerste plaats om de rust en zekerheid onder de huurders en bewoners van plantage Gato te doen terugkeren. Maar tevens, en niet minder belangrijk, om duidelijkheid tussen de families [familienaam A] en [familienaam B] en binnen de familie [familienaam A] en daardoor hopelijk tevens rust en vrede, te scheppen. Immers gaven alle partijen ter zitting te kennen dat er duidelijkheid moet komen over het beheer van Gato.

4.9.Nu in rechte nog niet is uitgemaakt wie aanspraak kan maken op (een deel van) plantage Gato, acht het gerecht het mede gelet op de hiervoor genoemde belangen niet geraden om [verzoekster] als beheerder van plantage Gato aan te wijzen. Ter behartiging van de onder r.o. 4.8. genoemde belangen, acht het gerecht het (ambtshalve) van belang dat een objectieve derde, die met geen van de betrokken partijen familierechtelijke banden heeft, het beheer van plantage Gato ter hand neemt. De wet vereist niet dat een beheerder deelgenoot is in de gemeenschap en evenmin dat deze banden heeft met de deelgenoten.

4.10.Het gerecht heeft de Stichting Afwikkeling Nalatenschappen (hierna: de stichting) hiertoe bereid gevonden. Zij wordt daartoe geschikt en in staat geacht, zodat het gerecht een zodanige regeling zal treffen waarbij de stichting tot beheerder zal worden benoemd over de plantage Gato.

4.11.Bij het vaststellen van de regeling zal het gerecht bepalen dat de plantage Gato onder het bewind van de stichting zal worden gesteld en in dat kader de artikelen 4:154, 157 tot en met 166, 168, 172, 173 en 174 BW van toepassing zijn. Het gerecht ziet aanleiding om de in artikel 4:159 BW bedoelde beloning anders te regelen. Daarvoor bestaan bijzondere omstandigheden die gelegen zijn in de omvang van de plantage Gato en de daarmee samenhangende beheerderswerkzaamheden die naar verwachting omvangrijk en tijdrovend zullen zijn. Het gerecht zal de beloning om die reden vooralsnog vaststellen op 30% van de aan het einde van dat jaar opgehaalde/binnengekomen huurgelden.

4.12.Het voorgaande heeft, gelet op het bepaalde in artikel 4:154 BW, tot gevolg dat met ingang van de datum van deze uitspraak alleen de stichting nog bevoegd zal zijn tot het innen van huurgelden van de verhuurde percelen te plantage Gato. Dit geldt zowel voor huurovereenkomsten aangegaan door [familienaam A] als die aangegaan door [familienaam B], of wie dan ook anders die percelen te plantage Gato in verhuur heeft uitgegeven. Vanaf dat moment komen ook achterstallige huurgelden die nog niet zijn voldaan enkel aan de stichting toe. De stichting zal de aan haar uitgekeerde gelden in beheer dienen te houden tot nadat in dit geding, in de bij het gerecht aanhangige procedure ex artikel 3:200a BW of bij andere rechterlijke uitspraak is bepaald aan wie die gelden dienen toe te komen. De stichting zal haar bewind dienen in te schrijven in de openbare registers en tevens dienen te publiceren in de Curaçaose Courant alsmede een Nederlandstalige en Papiamentstalige krant.

4.13. [verzoekster] zal voorts worden opgedragen mee te werken aan overdracht van de tot dusver gevoerde administratie aan de stichting. Nu R. [familienaam B] ter zitting heeft aangegeven ook ongeveer 100 percelen in verhuur te hebben uitgegeven en daarvoor huurpenningen te ontvangen, dient ook R. [familienaam B] de door hem gevoerde administratie daarvan over te dragen aan de stichting. Van zowel [verzoekster] als [familienaam B] wordt verwacht dat zij de nodige medewerking verlenen aan de stichting bij uitvoering van de beheerderstaken indien daarom verzocht. De stichting is bevoegd om dringende onderhoudswerkzaamheden, die geen uitstel dulden, van plantage Gato uit te voeren en te bekostigen uit de geinde huurgelden. De stichting zal, conform artikel 4:161 BW, jaarlijks van het door haar gevoerde beheer/bewind rekening en verantwoording afleggen aan het gerecht. Voor het eerst op 4 januari 2021.

4.14.De zaak zal worden aangehouden tot 21 januari 2021 voor akte uitlating zijdens partijen nadat door de stichting rekening en verantwoording zal zijn afgelegd. Partijen kunnen zich dan uit laten over het tot dat moment door de stichting gevoerde beheer. Ook de stichting zal zich kunnen uitlaten over het verloop en de uitvoering van haar taken. Het gerecht zal de onderbewindstelling en de voorwaarden alsdan evalueren en indien en waar nodig aanpassen.

4.15.De overige stellingen en verweren van partijen behoeven, gelet op dit oordeel, geen verdere bespreking.

4.16.Het gerecht ziet, gelet op de uitkomst van de zaak, aanleiding de proceskosten in conventie te compenseren, aldus dat iedere partij de eigen kosten zal dragen.

In reconventie zijdens N. [familienaam B]

4.17.N. [familienaam B] heeft zijn vordering in reconventie ingesteld tegen [verzoekster], L [familienaam A] en W [familienaam A]. N. [familienaam B] zal in zijn vorderingen voor zover ingesteld tegen L [familienaam A] en W [familienaam A], niet-ontvankelijk worden verklaard, nu zij geen partij zijn in de procedure in conventie en tegen hen dus geen reconventionele vordering heeft kunnen worden ingesteld. Ten aanzien van de vordering jegens [verzoekster], legt N. [familienaam B] aan zijn vorderingen het onrechtmatig handelen van [verzoekster] jegens de rechtmatige erfgenamen van Sybrecht van Uytrecht ten grondslag. Het gerecht begrijp de vordering zo dat nu N. [familienaam B] meent wel afstammeling te zijn van een van de dertien vrijgemaakte slaven, hij als erfgenaam van Sybrecht van Uytrecht te gelden heeft, en [verzoekster] daarom jegens hem onrechtmatig zou handelen.

4.18.Zoals reeds in conventie overwogen, is niet vast te stellen wie als rechtmatige erfgenamen van Sybrecht van Uytrecht te gelden hebben. Aan wie uiteindelijk het eigendom (van gedeelten) van plantage Gato zal worden toegekend, dient in de artikel 3:200a BW procedure te worden uitgemaakt. Dat [verzoekster] als nakomeling van de familie [familienaam A] mede deelgenoot is in plantage Gato kan niet worden uitgesloten. Gelet op het voorgaande kan het gestelde onrechtmatig handelen van [verzoekster] niet worden vastgesteld, zodat voor de gevorderde schadevergoeding geen grond bestaat.

4.19.Bij de overige vorderingen heeft N. [familienaam B], gelet op de beslissing in conventie geen belang. Immers zal de plantage Gato conform de beslissing in conventie onder bewind worden gesteld van de stichting, zodat [verzoekster] alle handelingen die verband houden met het beheer van plantage Gato zal dienen te staken. Voor ontruiming van [verzoekster], voor zover zij enige gronden van plantage Gato in gebruik heeft, hetgeen door N. [familienaam B] niet nader is onderbouwd, bestaat vooralsnog geen grond. Nu in de procedure ex artikel 3:200a BW zal worden uitgemaakt aan wie een stuk grond te Gato toekomt. Nog daargelaten dat de vorderingen niet toewijsbaar zijn gelet op het feit dat deze zijn ingesteld ten gunste van de erfgenamen van Sybrecht van Uytrecht, van wie niet kan worden vastgesteld wie dat exact zijn. Voor zover de vorderingen als enkel ten gunste van N. [familienaam B] ingesteld moeten worden beschouwd, bestaat voor toewijzing daarvan aan N. [familienaam B] geen grond.

4.20.De vorderingen van N. [familienaam B] zullen worden afgewezen. Het gerecht ziet aanleiding de kosten van de procedure in reconventie te compenseren, aldus dat iedere partij de eigen kosten zal dragen. Daarvoor is redengevend dat de beslissing in conventie tot doel heeft duidelijkheid en rust te scheppen tussen partijen, waar een kostenveroordeling niet bij past.

In reconventie zijdens R. [familienaam B]:

4.21.Aan de orde is de vraag of [verzoekster] dient te worden bevolen gegevens betreffende haar afstamming van de vrijgemaakte slaven van Sybrecht van Uytrecht over te leggen.

4.22.Gelet op de beslissing in conventie bestaat in deze procedure geen grond voor het gevorderde bevel op grond van artikel 141 en 142 Rv. Immers zijn die gegevens voor de beslissing in deze procedure geenszins van belang. De vordering zal in zoverre worden afgewezen.

4.23.Dan rest de vraag of R. [familienaam B] een rechtmatig belang heeft zoals bepaald in artikel 843a Rv bij inzage in die gegevens. Voornoemd artikel bepaalt dat hij die daarbij een rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden of andere gegevensdragers aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden of andere gegevensdragers te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.

4.24.Aan genoemde voorwaarden van voormeld artikel heeft R. [familienaam B] niet voldaan. Zo heeft R. [familienaam B] niet gesteld dat de eigendomskwestie van plantage Gato thans onderwerp is van een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn. De vorderingen en verzoeken in conventie zien op een geheel andere kwestie, namelijk het beheer van plantage Gato. Dat partijen onderling al sinds jaar en dag discussiëren over de eigendomskwestie van plantage Gato is op zichzelf onvoldoende om te spreken van een rechtmatig belang bij de gevorderde inzage. Nog daargelaten dat R. [familienaam B] evenmin gesteld, laat staan heeft onderbouwd dat [verzoekster] de gevorderde bescheiden te harer beschikking of onder haar berusting heeft. De vordering kan gelet op het voorgaande niet worden toegewezen.

4.25.Het gerecht ziet aanleiding de proceskosten in reconventie zijdens R. [familienaam B], te compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten zal dragen. Daarvoor is, zoals ook ten aanzien van de reconventionele vordering van N. [familienaam B] is overwogen, redengevend dat de beslissing in conventie tot doel heeft duidelijkheid en rust te scheppen tussen partijen, waar een kostenveroordeling niet bij past.

De beslissing

Het Gerecht:

In conventie

5.1. stelt onder bewind het gemeenschappelijk goed bestaande uit de gronden gelegen te Plantage Malpais (a) Gato, gelegen tussen Souax en Papaya, meetbrief no. 250/1974, groot 89,59 ha;

5.2. wijst aan de Stichting Afwikkeling Nalatenschappen tot bewindvoerder. De contactgegevens van de stichting: […]

5.3. bepaalt dat ten aanzien van dit bewind de artikelen 4:154, 157 tot en met 166, 168, 172, 173 en 174 BW van overeenkomstige toepassing zijn.

5.4. treft ten aanzien van het bewind, in aanvulling op of afwijking van de onder r.o. 5.3. genoemde wetsartikelen, de volgende regeling:

- aan de stichting komt een beloning toe gelijk aan 30% van de aan het eind van het jaar geinde gelden;

- dat de stichting met ingang van de datum van deze beschikking uitsluitend bevoegd zal zijn tot het innen – al dan niet via een door haar daartoe gemachtigde – van huurgelden zoals bedoeld in r.o. 4.12. van deze beschikking, huurgelden die na deze datum aan [verzoekster] worden betaald, dienen door [verzoekster] aan de stichting te worden overgedragen;

- dat de stichting de geïnde gelden in beheer houdt tot nadat in dit geding, in de procedure ex artikel 3:200a BW of bij andere rechterlijke uitspraak onherroepelijk zal zijn beslist aan wie de gelden dienen toe te komen;

- staat de stichting toe, en draagt haar tevens op, dringende onderhoudswerkzaamheden, die geen uitstel dulden, uit te voeren en de bekostiging daarvan uit de geinde gelden te voldoen;

5.5. draagt [verzoekster] en R. [familienaam B] op om binnen een maand na de datum van deze beschikking, althans op het moment dat daarom wordt verzocht door de stichting, de tot dusver door hen gevoerde administratie aan de stichting over te dragen;

5.6. draagt de stichting op het ingestelde bewind binnen twee weken na deze uitspraak in te schrijven de openbare registers en te publiceren in de Curaçaose Courant en ten minste één Papiamentstalige en één Nederlandstalige krant;

5.7. draagt de stichting op jaarlijks rekening en verantwoording af te leggen aan het gerecht over het door haar gevoerde beheer, voor het eerst op 4 januari 2021;

5.8. verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;

5.9. compenseert de tot dusver gerezen proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten zal dragen;

5.10. verwijst de zaak naar de zitting van donderdag 21 januari 2021 voor evaluatie van de regeling, waarbij partijen in de gelegenheid zullen worden gesteld een akte uitlating te nemen;

5.11. draagt de griffier op een kopie van deze beschikking aan de stichting te doen toekomen;

5.12. houdt iedere verdere beslissing aan.

In reconventie zijdens N. [familienaam B]

5.13. wijst de vorderingen af;

5.14. compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten zal dragen.

In reconventie zijdens R. [familienaam B]:

5.15. wijst de vorderingen af;

5.16. compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten zal dragen.

Dit vonnis is gewezen en deze beschikking is gegeven door mr. K.A.M. Lasten, rechter, en op 20 april 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Artikel delen