Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:CBB:2024:284

18 april 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/159

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 april 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] (verzoeker)

(gemachtigde: mr. F. Ergec)

en

het college van burgemeester en wethouders van Breda (college van b en w)

(gemachtigde: mr. O. Tuncdemir)

Procesverloop

Bij besluit van 15 november 2023 (intrekkingsbesluit) heeft het college van b en w de Kwaliteitstaxi Breda vergunning (KTB-vergunning) van verzoeker ingetrokken per 22 november 2023.

Verzoeker heeft tegen het intrekkingsbesluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van het college van b en w.

Overwegingen

1.1Op grond van het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het intrekkingsbesluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.

Inleiding

2.1Met het besluit van 28 augustus 2023 heeft het college van b en w het bezwaar van verzoeker tegen een eerdere intrekking van zijn KTB-vergunning gegrond verklaard en het besluit tot intrekking van die vergunning herroepen. Het college van b en w heeft met toepassing van artikel 2.8, derde lid, aanhef en onder c, van de Verordening kwaliteitskeurmerk Straattaxivervoer Breda 2018 (Taxiverordening Breda) de vergunning van verzoeker geschorst voor de duur van vier weken vanaf 2 maart 2023. Verzoeker is tegen dit besluit niet in beroep gegaan.

2.2De aanleiding voor het huidige intrekkingsbesluit is een door toezichthouders op 23 september 2023 uitgevoerde controle. Tijdens deze controle hebben de toezichthouders geconstateerd dat verzoeker in zijn voertuig een sigaret rookte en dat het interieur van het voertuig rook naar de geur van tabak. Daarnaast heeft verzoeker, nadat de toezichthouders waren ingestapt en hij op weg was gegaan naar de opgegeven bestemming, aan de toezichthouders te kennen gegeven dat hij hen op een andere plek zou afzetten dan was afgesproken. Als reden daarvoor gaf verzoeker aan dat de hele stad was afgesloten. Het was de toezichthouders echter bekend dat de afsluiting geen hinder zou veroorzaken voor de opgegeven eindbestemming.

2.3Volgens het college van b en w is opnieuw sprake van een overtreding van artikel 2.8, derde lid, aanhef en onder c, van de Taxiverordening Breda, dit keer in samenhang met artikel 8, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder e en q, van de Nadere regels kwaliteitsbevordering straattaxivervoer Breda.

Standpunt verzoeker

3.1Verzoeker voert aan dat de intrekking van zijn KTB-vergunning niet proportioneel en onevenredig is en dat de feiten die ten grondslag liggen aan deze intrekking op een onjuiste wijze zijn weergegeven. Roken in de taxi en het afzetten van klanten op een andere locatie, zijn niet dusdanige ernstige gedragingen dat die een intrekking van de KTB-vergunning rechtvaardigen. Dat verzoeker zich al dan niet heeft vergist in de wegafsluiting, is een omstandigheid waar ter plekke door de inspecteur op had kunnen worden gewezen. Verzoeker meent dat sprake is van uitlokking en willekeur.

3.2Ook is volgens verzoeker sprake van détournement de pouvoir en daarom wil hij inzichtelijk krijgen hoeveel taxi’s die avond zijn gecontroleerd. Volgens verzoeker kan het geen toeval zijn dat hij opnieuw in een steekproef valt, minder dan een maand na het nemen van de beslissing op bezwaar waarin de vorige intrekking van de KTB-vergunning is omgezet in een schorsing. Hij heeft het gevoel dat de toezichthouders naar hem op zoek waren.

Standpunt college van b en w

4 Het college van b en w heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een herhaalde overtreding van de Taxiverordening Breda. Verzoeker heeft eerder een overtreding begaan en bij de beslissing op bezwaar van 28 augustus 2023 is de KTB-vergunning geschorst voor een periode van vier weken met ingang van 2 maart 2023. In deze beslissing staat ook dat het geven van een waarschuwing wordt overgeslagen, omdat de kans aanwezig was dat verzoeker wederom een overtreding zou begaan. Volgens de Handhavingsmatrix Breda 2020 is de volgende stap het intrekken van de vergunning als de overtredingen binnen een periode van twee jaar zijn begaan. Het college van b en w is dan ook terecht overgegaan tot het intrekken van de KTB-vergunning.

Relevante regelgeving

5.1Artikel 2.8, derde lid, aanhef en onder c, van de Taxiverordening Breda bepaalt dat burgemeester en wethouders een KTB-vergunning kunnen schorsen of intrekken indien de vergunninghouder taxivervoer verricht in strijd met de voorschriften en/of beperkingen die aan de KTB-vergunning zijn verbonden dan wel krachtens deze verordening gestelde nadere regels.

5.2De Nadere regels, als bedoeld in artikel 2.8, derde lid, aanhef en onder c, van de Taxiverordening Breda luiden, voor zover van belang, als volgt:

“Artikel 8 Kwaliteitsregels waar houder Keurmerk zich aan dient te houden

1. De houder van het Keurmerk houdt zich bij de uitoefening van zijn beroep aan het bepaalde in het kwaliteitshandvest en de hieronder genoemde kwaliteitsregels.

2. De houder van een Keurmerk:

(…)

e. rookt, drinkt en eet niet in het voertuig; en zorgt ervoor dat geen voedsel- of voedselresten zichtbaar zijn in het voertuig;

(…)

q. verstrekt de klant informatie als hij het vervoer (gedeeltelijk) staakt. Deze informatie bestaat in ieder geval uit de reden waarom het vervoer moet worden gestaakt, wat de verwachte tijdsduur van de staking is en wat de eventueel te nemen maatregelen zijn;

(…)”

5.3In Bijlage 11 bij de Handhavingsmatrix is vastgelegd op welke wijze bestuurlijk wordt opgetreden bij overtredingen die samenhangen met de Taxiverordening. Op grond van regel 5 volgt in geval van overtreding van artikel 2.8, derde lid, aanhef en onder c, van de Taxiverordening Breda, bij een eerste constatering een bestuurlijke waarschuwing, bij een tweede constatering binnen twee jaar na de bestuurlijke waarschuwing een schorsing van de KTB-vergunning voor vier weken en bij een derde constatering binnen twee jaar na de vorige constatering, de intrekking van de KTB-vergunning.

Voorlopig oordeel

6 Verzoeker betwist niet dat hij in de taxi heeft gerookt. Gelet op het proces-verbaal van bevindingen heeft verzoeker naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook onjuiste informatie verstrekt over de staking van het vervoer. Het college van b en w heeft daarom terecht artikel 2.8, derde lid, aanhef en onder c, van de Taxiverordening Breda in samenhang met artikel 8, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder e en q, van de Nadere regels, aan het intrekkingsbesluit ten grondslag gelegd.

7.1De vraag die vervolgens door de voorzieningenrechter moet worden beantwoord, is of het college van b en w gelet op regel 5 van de Handhavingsmatrix de KTB-vergunning van verzoeker mocht intrekken of dat een schorsing aangewezen was.

7.3Het besluit van 28 augustus 2023 zag op een eerste overtreding door verzoeker. Dat het college van b en w geen bestuurlijke waarschuwing heeft gegeven, maar de KTB-vergunning heeft geschorst voor vier weken, maakt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet dat een volgende overtreding binnen twee jaar na de schorsing automatisch tot intrekking van de KTB-vergunning leidt. Het gaat in de Handhavingsmatrix immers om een eerste, tweede of derde constatering, niet om de opgelegde maatregel.

7.4Het gaat in dit geval om een tweede constatering binnen twee jaar na de eerste, waarop volgens de Handhavingsmatrix een schorsing van vier weken van de KTB-vergunning volgt. Het college van b en w is dus in afwijking van de Handhavingsmatrix al bij de tweede constatering overgegaan tot intrekking van de KTB-vergunning. Omdat die intrekking ingrijpende consequenties heeft voor verzoeker, mag van het college van b en w worden verwacht dat zorgvuldig en deugdelijk wordt gemotiveerd waarom daartoe is overgegaan. Dit heeft het college van b en w naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet gedaan. Uit het intrekkingsbesluit blijkt niet waarom de KTB-vergunning is ingetrokken, terwijl geen sprake is van een derde constatering, maar van een tweede. Om die reden zal de voorzieningenrechter het intrekkingsbesluit schorsen.

8.1De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het intrekkingsbesluit is geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.

8.2De voorzieningenrechter veroordeelt het college van b en w in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:

  • schorst het intrekkingsbesluit tot 6 weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;

  • draagt het college van b en w op het betaalde griffierecht van € 187,- aan verzoeker te vergoeden;

- veroordeelt het college van b en w in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.750,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. F. Willems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 april 2024.

w.g. B. Bastein w.g. F. Willems

Afschrift verzonden aan partijen op:

Artikel delen