Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Remedies tegen misbruik van bestuursrecht

Het thema misbruik van bestuursrecht is hot. Dat is voor een belangrijk deel het gevolg van ergerniswekkende praktijken die veel aandacht in de media kregen. Zo verschenen er berichten over bedrijfjes die grote aantallen verzoeken indienen – meestal op grond van de Wet openbaarheid van bestuur – in de hoop dat daarop niet tijdig wordt gereageerd. Dan worden er namelijk dwangsommen verbeurd die per verzoek kunnen oplopen tot 1260 euro.

23 september 2014

// ////

Het thema misbruik van bestuursrecht is hot. Dat is voor een belangrijk deelhet gevolg van ergerniswekkende praktijken die veel aandacht in de mediakregen. Zo verschenen er berichten over bedrijfjes die grote aantallenverzoeken indienen meestal op grond van de Wet openbaarheid van bestuur inde hoop dat daarop niet tijdig wordt gereageerd. Dan worden er namelijkdwangsommen verbeurd die per verzoek kunnen oplopen tot 1260 euro.

Daarnaast kent waarschijnlijk iedereen inmiddels de casus van de Dordtseberoepsklager. Hij verstuurt jaarlijks duizenden brieven naar de gemeenteDordrecht met als enige doel haar op (grote) kosten te jagen bij de afhandelingdaarvan. Dit alles vanwege een eerder conflict over gedwongen verkoop vanhuizen.

Het huidige wettelijke kader biedt onvoldoende instrumenten om dergelijkeoneigenlijke verzoeken het hoofd te bieden. Rechters doen wel pogingen daaraaneen mouw te passen. Zo maakte de Afdeling bestuursrechtspraak uit dat bepaaldeWOB-verzoeken die verdekt werden gedaan formeel niet als zodanig kwalificerenen dus niet binnen de daarvoor voorgeschreven termijn hoeven te worden afgedaan(ABRvS 11 september 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1133). De Rotterdamse rechtbankimporteerde het beginsel van misbruik van procesrechtelijke bevoegdheden naarhet bestuursrecht en wordt daarin gevolgd door andere bestuursrechters (Rb.Rotterdam 12 december 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:10241). En de gemeente Dordrechtwist in de hiervoor geschetste casus de civiele rechter in het kader van eenonrechtmatige daadactie op grond van een vergelijkbaar beginsel zelfs zover tekrijgen een verzoeken- en beroepenverbod op te leggen. Dit op straffe vanforse dwangsommen (bevestigd door Hof s-Gravenhage 28 januari 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:75).Onlangs is gebleken dat deze dwangsommen in het geheel niet het beoogde effecthebben, waarna de gemeente naar een ultiem middel heeft gegrepen om de nalevingvan het civielrechtelijke verbod af te dwingen: er is een verzoek tot gijzelingvoor de duur van één jaar ingediend waarop de rechter dezer dagen moetbeslissen. De Dordtse veelklager toonde zich daarvan echter evenmin onder deindruk en verklaarde dat hij in het huis van bewaring des te meer tijd zouhebben om zich aan zijn brievenschrijverij te wijden.

Ook de wetgever laat zich niet onbetuigd. Het meest concreet is een voorstelvan minister Plasterk om de dwangsomregeling niet meer van toepassing te latenzijn op WOB-verzoeken. Verder is in het initiatiefvoorstel Wet open overheideen antimisbruikbepaling opgenomen. Deze luidt: Indien het bestuursorgaanaannemelijk maakt dat de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan hetverkrijgen van publieke informatie of indien het verzoek evident geenbestuurlijke aangelegenheid betreft, kan het binnen twee weken nadat hetbestuursorgaan daarvan is gebleken, besluiten het verzoek niet te behandelen.

Het valt echter nog maar te bezien of dit de meest geschikte remedies tegenmisbruik van bestuursrecht zijn. Het los knippen van de dwangsomregeling van deWOB heeft als nadeel dat de grote groep goeden onder een kleine groep kwadenmoet lijden. En dit terwijl de dwangsomregeling juist in belangrijke mate heeftbijgedragen aan een tijdige behandeling van meestal serieuze WOB-verzoeken(vgl. Evaluatie van een drietal versnellingsinstrumenten uit de Awb, Den Haag2013). Ook de civielrechtelijke aanpak zoals in de Dordtse casus kent de nodigenadelen. Daaronder het moeten volgen van een dagvaardingsprocedure en het feitdat als de betrokkene zich niets van de dwangsom of gijzeling aantrekt dewettelijke plicht om brieven te beantwoorden nog steeds geldt. Daar komt bijdat de dwangsommen en de gijzeling ingrijpende gevolgen kunnen hebben voorbetrokkene die niet altijd proportioneel zijn. Meer muziek zit er in deinvoering van de geschetste wettelijke antimisbruikbepaling mits deze nietalleen voor de WOB zou gelden. Tegelijk heeft deze als nadeel dat eenbestuursorgaan bevoegd wordt gemaakt om primair zelf te beslissen over eenrelatief zware beperking van een recht van burgers (vgl. Adequaterechtsbescherming bij grondrechtenbeperkend overheidsingrijpen, Deventer 2014).Daarmee ontstaat ook een misbruikrisico aan de zijde van de overheid. Daarbijlijkt een dergelijke bepaling minder geschikt bij structureel misbruik zoals inDordrecht omdat steeds per verzoek moet worden beslist hetgeen tijdrovend is.Dat nadeel is ook aan de orde bij het door de bestuursrechter toepassen van hetbeginsel van misbruik van procesrecht, waar nog bij komt het bezwaar van hetontbreken van een wettelijke basis voor deze relatief zware ingreep in derechten van burgers.

Gelet op het voorgaande is het zaak nog eens goed na te denken over deremedies tegen misbruik van bestuursrecht. De voorgenomen ontkoppeling van dedwangsom zou heroverwogen moeten worden. Voor incidenteel misbruik kunnen wetoe met een algemene antimisbruikbepaling in de Algemene wet bestuursrechtwaarbij het de rechter is die beslist of er sprake is van misbruik en dan ookbepaalt dat er geen dwangsommen worden verbeurd. Wanneer er sprake is vanstructureel misbruik zouden overheden de mogelijkheid moeten krijgen om aan debestuursrechter een communicatieverbod te vragen. Wanneer dat wordt toegewezen,zijn zij voor een bepaalde periode ontheven van hun plicht om te reageren opvan de desbetreffende persoon afkomstige verzoeken. Deze laatste kan de rechterna betaling van een substantieel griffierecht wel vragen het verbod op teheffen voor een concreet verzoek. Alleen wanneer het verzoek wordt gehonoreerd,wordt het griffierecht gerestitueerd. Met deze financiële drempel wordt deverplaatsing van het misbruikprobleem naar de rechter voorkomen. Aan het eindevan de verbodsperiode wordt er door de rechter getoetst of er aanleidingbestaat het verbod al dan niet te continueren. Zo kan een gebalanceerd en tocheffectief antimisbruiksysteem ontstaan. Dat is winst hoewel querulanten ernatuurlijk niet door zullen verdwijnen.

Dit bericht is tevens gepubliceerd op

NJBlog

.

Andere samenvattingen van de uitspraak:

Gerelateerde artikelen:

Artikel delen