Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Kamerbrief over motie recreatiewoningen

Minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) informeert de Eerste Kamer over de uitkomsten van het onderzoek naar de neveneffecten van de wijziging van het Besluit omgevingsrecht (recreatiewoningen), naar aanleiding van de motie over recreatiewoningen, ingediend door het Tweede Kamerlid Bisschop (SGP).

20 mei 2022

Kamerstuk: kamerbrief

Kamerstuk: kamerbrief

Minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) informeert de Eerste Kamer over de uitkomsten van het onderzoek naar de neveneffecten van de wijziging van het Besluit omgevingsrecht (recreatiewoningen), naar aanleiding van de motie over recreatiewoningen, ingediend door het Tweede Kamerlid Bisschop (SGP).

In mijn brief van 15 december 2021(1) aan uw Kamer heb ik toegezegd u te informeren over de uitkomsten van het onderzoek naar de neveneffecten van de wijziging van het Besluit omgevingsrecht (recreatiewoningen), naar aanleiding van de motie Bisschop (recreatiewoningen). In de brief ‘actualiteit in huurbeleid’ van 20 mei 2022 heb ik de Tweede Kamer als volgt geïnformeerd over dit onderzoek en de afdoening van de motie Bisschop (recreatiewoningen):

Naar aanleiding van de motie Koerhuis/Van Eijs (recreatiewoningen) d.d. 19 februari 2020(2) is een wijziging van het Besluit omgevingsrecht voorbereid. De motie heeft als strekking om gemeenten de mogelijkheid te geven om objectgebonden (in plaats van persoonsgebonden) vergunningen ten behoeve van permanente bewoning van recreatiewoningen te verlenen, via de reguliere procedure (in plaats van de uitgebreide procedure). Daarnaast vraagt de motie om de peildatum van de bestaande regeling te verruimen, zodat vergunningaanvragen voor recreatiewoningen die vóór 2019 zijn gebouwd ook binnen de reguliere procedure kunnen worden behandeld. Deze uitgangspunten zijn verwerkt in het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht ten aanzien van recreatiewoningen(3).

In december 2021 heeft de minister van BZK aangekondigd om onderzoek te laten uitvoeren naar de neveneffecten van de wijziging van het Besluit omgevingsrecht (recreatiewoningen)(4). Het onderzoek is uitgevoerd door adviesbureau Berenschot en vindt u in een bijlage bij deze brief.

Conclusie van het onderzoek is dat de wijziging van het Besluit omgevingsrecht geen tot zeer beperkt effect zal hebben op de bewust door gemeenten verleende vergunningen ten behoeve van permanente bewoning van recreatiewoningen. Gemeenten kunnen momenteel ook al op andere manieren permanente bewoning toestaan. Daarnaast verwacht 1 Kamerstukken I 2021/22, 33 118, nr. CW. 2 Kamerstukken II 2019/20, 32847, nr. 622. 3 Kamerstukken II 2020/21, 2021D10420. 4 Kamerstukken II 2021/22, 32847, nr. 853. Pagina 3 van 3 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties DG VB Datum Kenmerk 2022-0000281022 Berenschot een grote hoeveelheid aan aanvragen, die mogelijk niet op tijd door gemeenten kunnen worden afgedaan. Vergunningen moeten dan van rechtswege worden toegekend. Dit zal dan leiden tot versnippering van de functies wonen en recreatie op parken.

Berenschot adviseert om de inwerkingtreding van de Omgevingswet, die is voorzien op 1 januari 2023, af te wachten. Met de Omgevingswet wordt namelijk de strekking van de motie Koerhuis/Van Eijs uitgevoerd, zodat daarmee, evenals met de wijziging van het Besluit omgevingsrecht, aan die motie wordt voldaan. Ik licht dat in relatie tot de eerder genoemde elementen van de motie hierna toe:

  • Reguliere/uitgebreide procedure: de reguliere procedure wordt het (generieke) uitgangspunt om te beslissen op vergunningaanvragen tot afwijking van het omgevingsplan, zoals voor de permanente bewoning van een recreatiewoning. Dit is geregeld in de Omgevingswet zelf. Het is daarom niet meer nodig om, zoals onder huidig recht in het Besluit omgevingsrecht is gedaan voor onder meer de permanente bewoning van een recreatiewoning, bij AMvB onder nadere randvoorwaarden specifieke gevallen aan te wijzen waarvoor de reguliere procedure van toepassing is.

  • Peildatum: daarmee komt het belang van de peildatum voor de vergunningverlening voor de permanente bewoning van een recreatiewoning als een van die in het Besluit omgevingsrecht gestelde nadere randvoorwaarden te vervallen. Dit geldt overigens ook voor de overige randvoorwaarden zoals die nu in het Besluit omgevingsrecht zijn gesteld.

  • Objectgebonden/persoonsgebonden: onder de Omgevingswet wijst het Rijk niet langer meer gevallen aan waarin uitsluitend persoonsgebonden vergunningen kunnen worden verleend, zoals nu op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt voor de vergunning voor de permanente bewoning van recreatiewoningen. Uitgangspunt wordt dat de vergunning objectgebonden is. Aan het bevoegd gezag wordt afwegingsruimte toegekend om de vergunning persoonsgebonden te verlenen.

Berenschot wijst er verder op dat onder de Omgevingswet van toekenning van rechtswege van vergunningen geen sprake meer is. Hierdoor is er ook minder risico op een verhoogde druk op de vergunningverlening bij gemeenten.

Op grond van bovenstaande beëindig ik daarom de voorhang van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (recreatiewoningen). Dit betekent dat ik het ontwerpbesluit niet verder in behandeling zal brengen. De inwerkingtreding van de Omgevingswet zal gemeenten, net als was beoogd met de wijziging van het Besluit omgevingsrecht, per 1 januari 2023 in staat stellen om objectgebonden vergunningen voor de permanente bewoning van recreatiewoningen te verlenen via de reguliere procedure, zonder dat sprake is van een Pagina 3 van 3 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties DG VB Datum Kenmerk 2022-0000281022 peildatum en zonder het risico op het ontstaan van (aanzienlijke aantallen) vergunningen van rechtswege. Daarmee zal de motie Koerhuis/Van Eijs (recreatiewoningen), die aanleiding vormde voor de wijziging van het Besluit omgevingsrecht (recreatiewoningen), middels inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2023 worden afgedaan. Hiermee beschouw ik ook de motie Bisschop (recreatiewoningen) als afgedaan.

De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

Hugo de Jonge

Download hier de rapporten.

Voetnoten

1) Kamerstukken I 2021/22, 33 118, nr. CW.

2) Kamerstukken II 2019/20, 32847, nr. 622.

3) Kamerstukken II 2020/21, 2021D10420.

4) Kamerstukken II 2021/22, 32847, nr. 853.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.