De voorzieningenrechter die verlof tot het beslag heeft gegeven kan, rechtdoende in kort geding, het beslag op vordering van elke belanghebbende opheffen, onverminderd de bevoegdheid van de gewone rechter.
De opheffing wordt onder meer uitgesproken bij verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid wordt gesteld.
Artikel 63, tweede lid, en artikel 438, derde lid, derde zin, vierde, vijfde en zesde lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zijn van overeenkomstige toepassing.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
(18-01-2022)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
Aanhangig |
||||||||
wijziging |
03-06-2020 |
15-07-2020 |
||||||
wijziging |
06-12-2001 |
10-12-2001 |
||||||
wijziging |
06-12-2001 |
10-12-2001 |
||||||
wijziging |
14-12-2001 |
10-12-2001 |
||||||
wijziging |
07-05-1986 |
Stb. 1986, 295 |
20-02-1990 |
Stb. 1990, 90 |
||||
wijziging |
20-01-1896 |
Stb. 1896, 9 |
20-01-1896 |
Stb. 1896, 9 |
||||
nieuwe-regeling |
31-03-1828 |
Stb. 1828, 45 |
10-04-1838 |
Stb. 1838, 12 |