Onze Ministers, aan wie krachtens artikel 3 of 23 vorderingsbevoegdheid is verleend, kunnen van een ieder inlichtingen en inzage van zakelijke gegevens en bescheiden vorderen, voor zover zij die voor een goede uitvoering van deze wet nodig achten.
Zij kunnen de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden, opdragen aan daartoe schriftelijk door hen aangewezen personen.
De artikelen 5:12., 5:13, 5:15 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde personen.
Zo nodig oefenen die personen de in het eerste lid genoemde bevoegdheid uit met behulp van de sterke arm.
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Vorderingswet
artikel: 32
(22-06-2017)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
wijziging |
06-11-1997 |
11-12-1997 |
||||||
wijziging |
22-06-1994 |
Stb. 1994, 573 |
02-09-1994 |
Stb. 1994, 683 |
||||
nieuwe-regeling |
12-12-1962 |
Stb. 1962, 587 |
07-02-1963 |
Stb. 1963, 30 |