Als gedragingen als bedoeld in artikel 7.6, eerste lid, van de wet worden aangewezen:
het binnenbrengen in de Gemeenschap van een specimen in strijd met het bepaalde in artikel 4, derde en vierde lid, van de CITES-basisverordening;
handelen in strijd met een voorwaarde of vereiste, verbonden aan een vergunning of certificaat op grond van artikel 11, derde lid, van de CITES-basisverordening, voor zover de voorwaarde of het vereiste ziet op de administratie, de verstrekking van gegevens of het merken van dieren, planten of eieren;
handelen in strijd met de artikelen 33, eerste lid, onderdeel c, en 40, eerste lid, onderdeel d, van de CITES-uitvoeringsverordening van de Commissie van 4 mei 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB L 166), en
handelen in strijd met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3.27 en 3.28 van dit besluit.
De op grond van 7.6, tweede lid, vast te stellen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 50% van het bedrag dat is vastgesteld voor de eerste categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
In afwijking van het tweede lid bedraagt de op grond van 7.6, tweede lid, vast te stellen bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de eerste categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, indien ten tijde van het begaan van een overtreding nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds een eerder aan de overtreder opgelegde bestuurlijke boete voor een overtreding, behorende tot eenzelfde categorie van gedragingen als bedoeld in het eerste lid, onherroepelijk is geworden.
(19-06-2021)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
intrekking-regeling |
16-12-2020 |
|||||||
nieuwe-regeling |
11-10-2016 |
11-10-2016 |