Versie maart 2005
103 Beryllium
105 Vanadium
110 Chroom
111 Chroom (VI)
115 Cobalt
120 Nikkel
125 Koper
130 Zink
135 Arseen
140 Selenium
145 Molybdeen
150 Cadmium
155 Tin
160 Antimoon
162 Telluur
165 Barium
168 Wolfraam
170 Kwik
175 Thallium
180 Lood
185 Borium
190 Mangaan
195 Zilver
205 Ammonium (als stikstof)
210 Fluoride (totaal)
215 Cyanide (totaal vrij)
216 Thiocyanaat
220 Cyanide (totaal complex; pH>5)
221 Cyanide (totaal complex; pH<5)
225 Zwavel (sulfiden-totaal)
226 Zwavel (elementair)
227 Sulfaat (SO4)
229 Zwavel (totaal)
230 Bromide
235 Fosfaat
240 Chloride
305 Benzeen
310 Ethylbenzeen
315 Tolueen
320 Xylenen
325 Fenolen
329 Aromaten (individueel)
330 Aromaten (totaal)
335 N propylbenzeen
340 Iso propylbenzeen
345 Cresolen
350 Alpha-naphtol
405 Naftaleen
410 Antraceen
415 Fenantreen
420 Fluoranteen
425 Pyreen
426 Chryseen
427 Benzo(a)antraceen
430 Benzo(a)pyreen
431 Benzo(k)fluoranteen
432 Indeno(1,2,3cd)pyreen
433 Benzo(ghi)peryleen
434 PAK-7 (BAGA)
435 PAK-totaal (10 VROM)
436 PAK-16 (EPA)
500 Dichloormethaan
501 Trichloormethaan (chloroform)
502 Tetrachloorkoolstof (tetra)
503 1,1,2 Trichloorethaan
504 Trichlooretheen (tri)
505 Alifatische chloorkwst. indiv.
506 Tetrachlooretheen (per)
507 1,1,1 Trichloorethaan
508 1,1 Dichloorethaan
509 1,2 Dichloorethaan
510 Alifatische chloorkwst. tot.vl
515 Alifatische chloorkwst. tot.nv
516 Alifatische chloorkwst. totaal
520 Chloorbenzenen (individueel)
525 Chloorbenzenen (totaal)
530 Chloorfenolen (individueel)
531 Pentachloorfenol
535 Chloorfenolen (totaal)
540 Chloorpck’s (totaal)
541 PCB 28: trichloorbifenyl
542 PCB 52: tetrachloorbifenyl
543 PCB 101: pentachloorbifenyl
544 PCB 118: pentachloorbifenyl
545 PCB’s (totaal)
546 PCB 138: hexachloorbifenyl
547 PCB 153: hexachloorbifenyl
548 PCB 180: heptachloorbifenyl
549 Polychloorterfenylen (totaal)
550 EOCl (totaal)
551 EOX
552 VOX
555 Alif.gehalogen. kwst
556 Carbamaten (individueel)
605 Org. chl. bestr. mid. (ind.)
610 Org. chl. bestr. mid. (tot.)
611 Niet chl. bestr. mid. (ind.)
612 Niet chl. bestr. mid. (tot.)
613 Organo-tinverbindingen (ind.)
615 Pesticiden (totaal)
619 HCH-Totaal
620 alfa HCH
621 beta HCH
622 delta HCH
623 gamma HCH
624 epsilon HCH
625 HCB
629 Som Drins
630 Endosulfan
631 Aldrin
632 Dieldrin
633 Endrin
634 4,4 DDE
635 2,4 en 4,4 DDD
636 2,4 en 4,4 DDT
639 Som DDD/DDE/DDT
805 Tetrahydrofuran
810 Pyridine
815 Tetrahydrothiofeen
820 Cyclohexanon
825 Styreen
830 Benzine
833 Vluchtige koolwaterstoffraktie
834 Niet vluchtige koolwaterst.fr.
835 Minerale olie
836 Alcoholen (totaal)
840 Vinylchloride
843 Serpentijn asbest
844 Amfibool asbest
845 Asbest gewogen
850 Dicyclopentadieen
855 Ftalaten (totaal)
860 Geoxydeerde PAK (totaal)
900 Chlooranilines (totaal)
901 monochlooranilines
902 dichlooranilines
903 trichlooranilines
904 TEQ Dioxine (totaal)
905 Furanen (totaal)
formulier aanvraag verklaring verontreinigde grond
Versie maart 2005
Een verklaring verontreinigde grond geeft aan dat de desbetreffende partij grond niet reinigbaar is tot een nuttig toepasbaar product en leidt voor die partij tot ontheffing van het stortverbod krachtens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa).
Een aanvraag voor een verklaring verontreinigde grond inzake het Bssa vindt met uitzondering van grond met een gemiddeld gewogen asbestgehalte hoger of gelijk dan 100 mg/kg droge stof altijd plaats na ontgraving van de grond en op basis van een ex-situ depotkeuring.
Het formulier ‘Aanvraag verklaring verontreinigde grond’ kunt u gebruiken ten behoeve van een aanvraag van een verklaring van niet-reinigbaarheid in het kader van het Bssa.
Een aanmelding in het kader van het Bssa wordt door Bodem+ uitsluitend in behandeling genomen op basis van een ex-situ depotkeuring met monsterneming conform protocol VKB-1001 ‘Monsterneming grond voor het procescertificaat partijkeuringen bouwstoffenbesluit’ (2 x 50 grepen van ca. 180 gram per deelpartij van maximaal 2.000 ton) en monstervoorbehandeling en -analyse conform Accreditatieprogramma Bouwstoffenbesluit (AP04).
Grond met een gemiddeld gewogen asbestgehalte hoger of gelijk dan 100 mg/kg droge stof vormt hier de enige uitzondering op. In geval van met asbest verontreinigde grond kan voor een aanmelding in het kader van het Bssa ook worden volstaan met een in-situ bodemonderzoek conform NEN 5707 (in geval van < 20% bodemvreemd materiaal) of NEN 5897 (in geval van > 20% bodemvreemd materiaal), aangevuld met in-situ bodemonderzoeksgegevens van overige chemische en fysische parameters.
Een beoordeling in het kader van het Bssa c.q. afgifte van een verklaring van niet-reinigbaarheid door Bodem+ is kosteloos. De termijn van een beoordeling bedraagt maximaal vier weken, indien de gegevens volledig en correct zijn aangeleverd.
Wij raden u aan om al tijdens de voorbereiding van de ontgraving rekening te houden met de melding aan Bodem+ en het verwerkingstraject van de grondstromen. Bij het uitvoeren van bodemonderzoek en het opstellen van een saneringsplan en -bestek kunt u denken aan het volgende:
scheiding aan de bron, namelijk het gescheiden ontgraven van partijen met depotbemonstering is vaak de beste methode; de hogere ontgravings- en handlingskosten worden vaak goedgemaakt door de lagere transport-, reinigings- en stortkosten en het elimineren van risico’s. Met behulp van het programma K-SOIL (kosteloos verkrijgbaar bij Bodem+) kunt u op basis van het saneringsonderzoek een rationele inschatting van de beoogde eindverwerking van partijen maken.
inrichting van depots ten behoeve van een correcte en uniforme kwalificatie van een partij grond. Bij voorkeur op de saneringslocaties en indien dit onmogelijk c.q. onwenselijk is bij de beoogde verwerkingslocatie van de grond of op een Tijdelijke Opslag Plaats (TOP).
01 Onder saneerder verstaat Bodem+ de opdrachtgever voor een sanering. Onder ontdoener verstaat Bodem+ een aanbieder van een partij grond/afval. Bodem+ kent aan de saneerder/ontdoener een blijvend relatienummer toe. Bij volgende aanmeldingen of wijzigingen volstaat vermelding van dit relatienummer. De nummers 02 t/m 10 kunt u dan open laten mits er geen veranderingen zijn opgetreden.
02 t/m 08 Algemene gegevens van de saneerder/ontdoener.
9 en 10 Contactpersoon van de saneerder/ontdoener voor algemene zaken/hoofd van de afdeling.
11 Het projectnummer wordt door Bodem+ toegekend. Als dit nummer bekend is, kunt u het hier invullen. De gegevens bij 12 t/m 20 hoeft u dan niet in te vullen mits er geen veranderingen zijn opgetreden.
12 De naam die door de saneerder/ontdoener aan het project is gegeven.
13 Geef hier aan of de financiering van het project plaatsvindt door de overheid ingevolge de Wbb. De code is het nummer waaronder dit project bij het bevoegd gezag bekend is.
14 Adres, postcode en plaats van de projectlocatie.
15 De X- en de Y-coördinaat van de locatie zoals deze op de topografische kaart zijn te vinden.
16 t/m 20 De naam en gegevens van de projectleider van de saneerder/ontdoener (dus niet van de projectadviseur die de melding verzorgt).
21 t/m 26 Onder projectadviseur verstaat Bodem+ de persoon/instantie/het adviesbureau die namens de saneerder/ontdoener de melding verzorgt en al dan niet als correspondentieadres fungeert. Bodem+ kent aan de projectadviseur een blijvend relatienummer toe. Bij volgende aanmeldingen, wijzigingen of uitbreidingen volstaat vermelding van dit relatienummer. De gegevens bij 22 t/m 26 kunt u dan open laten mits er geen veranderingen zijn opgetreden.
27 t/m 29 De contactpersoon, het toestelnummer en het e-mail adres van de projectadviseur die de melding verzorgt.
30 Hier kunt u aangeven of de projectadviseur de correspondentie wenst te ontvangen.
31 Hier vermeldt u de relevante rapporten met titel, nummer, datum en plaats waar deze rapporten ter inzage liggen en zonodig de naam van de daarvoor te benaderen persoon. Steekproefsgewijs en bij onduidelijkheden kan Bodem+ deze rapporten opvragen ten behoeve van de beoordeling van een partij. Stuur in alle gevallen de volledige rapportage van de partijkeuring toe!
32 Bij de toelichting verstrekt u algemene achtergrondinformatie met betrekking tot historie, bedrijfsvoering, enzovoort. Eventueel gebruikt u hiervoor een kopie van de samenvatting van het nader onderzoek of het saneringsonderzoek.
Dit onderdeel (kopiëren en) invullen per depot c.q. te onderscheiden partij (zie brochure ‘Indelen in partijen’). Bij een aanvraag voor een niet-reinigbaarheidsverklaring moeten partijen groter dan 2.000 ton zijn opgesplitst in deelpartijen van maximaal 2.000 ton.
33 en 34 Naast het partijnummer van de saneerder/ontdoener, kent Bodem+ aan elke partij een eigen uniek partijnummer toe.
35 Hier geeft u de totale hoeveelheid materiaal inclusief puin en afval zo goed mogelijk aan, zowel in tonnen als in kubieke meters. Geef tevens de gehanteerde omrekenfactor van tonnen naar kubieke meters aan. Zijn puin en afval vóór levering op een bepaalde diameter afgezeefd, dan het afgezeefde deel niet aanmelden. Eventueel bij 46 de gebruikte zeefdiameter aangeven.
36 Geef hier aan wanneer de partij vermoedelijk wordt afgevoerd.
37 en 38 In principe wordt gebruik gemaakt van één grondsoortaanduiding. Alleen in bijzondere omstandigheden, in geval van een sterk heterogene bodemlaag of een sterk heterogeen depot, kunt u één partij met twee verschillende grondsoorten aanmelden.
Naast de indeling van partijen op basis van de grondsoort, dient u vóór ontgraving de partijen ook te scheiden op basis van combinaties van verontreinigingen, de mate van verontreiniging en de aanwezigheid van bodemvreemde stoffen (afval, puin). Het indelen van partijen is beschreven in de brochure ‘Indelen in partijen’ en in de handleiding van het programma K-SOIL.
De grondsoort geeft u aan met de volgende codes (zie ook de figuren 1 en 2):
Code |
%[m/m] |
% |
|||
Benaming conform NEN 5104 |
<2 μm |
2–63 μm |
63–2000 μm |
Humus |
|
31 |
zwak tot matig siltig zand |
0–5 |
0–17,5 |
82,5–100 |
0–20 |
21 |
kleiig zand |
5–8 |
0–12,5 |
82,5–95 |
0–20 |
22 |
sterk siltig zand tot zwak zandige leem |
0–25 |
9,5–100 |
0–82,5 |
0–25 |
32 |
sterk zandig tot zwak siltige klei |
8–100 |
0–75 |
0–92 |
0–30 |
41 |
zwak tot sterk zandig veen |
0–8 |
55–85 |
15–40 |
|
42 |
zwak tot sterk kleiig veen |
5–70 |
0–75 |
15–70 |
|
43 |
mineraalarm veen |
0–30 |
0–65 |
35–100 |
Partijen met meer dan 50% bodemvreemd materiaal worden door Bodem+ gekwalificeerd als partijen niet-zijnde grond. Voor dergelijke partijen wordt géén niet-reinigbaarheidsverklaring verstrekt. Bodem+ gebruikt de volgende codes als een partij voor minder dan 50% uit grond bestaat (zie 43):
61 |
Huisvuil |
67 |
Bodemsaneringsmateriaal |
62 |
Bedrijfs- of industrieel afval |
81 |
Slakken |
63 |
Bouw- en sloopafval, puin |
82 |
Sintels, (kolen)as, -gruis |
64 |
Gecombineerde stort |
39 Geef het gemiddelde vochtgehalte aan (100 – % droge stof, bepaald volgens NEN 5748).
40 Geef het gemiddelde humusgehalte aan, bepaald volgens NEN 5754. De pH pH (0,01 M CaCl 2) bepalen volgens NEN 5750. Het gehalte calciumcarbonaat bepalen volgens NEN 5757.
41 Geef het gemiddelde lutumgehalte en de fractieverdeling van de minerale delen (0 – 2000 μm) aan. Het lutumgehalte (uitgedrukt in % d.s.) bepalen volgens NEN 5753. De fractieverdeling eveneens bepalen volgens NEN 5753 (met destructie, met behulp van zeef en pipet, inclusief de fractie > 2 mm) en berekenen als massapercentage van de som van de minerale delen (zie bijlage C.3 van NEN 5753). Minimaal één fractieverdeling bepalen per (deel)partij van maximaal 2.000 ton.
42 Dit betreft de minerale delen < 2 mm. samen met humus en CaCO3 en eventueel aanwezige grind met een diameter van 2 tot 63 mm. en schelpen; dit is een bepaald percentage van de totale hoeveelheid droge stof.
43 Bodem+ gaat ervan uit dat de partij zo mogelijk wordt gezeefd op 32 mm en in ieder geval op 80 mm. Vermeld derhalve op basis van visuele waarnemingen, de zeefcurve en boorstaten een schatting van de gehaltes voor de fracties van 2–32, 32–80 en >80 mm. Met puin wordt het gehalte aan steenachtig materiaal bedoeld.
44 en 45 Onder afval verstaat Bodem+ bodemvreemde stoffen (uitgezonderd puin) zoals slakken, sintels en kooldeeltjes, ijzerdelen, boomstronken, begroeiingsresten, plastics, huisvuil e.d.
Het percentage bodemvreemd materiaal (b) kan worden aangegeven door sommatie van het percentage puin en afval. Als het percentage bodemvreemd materiaal is aangegeven, dan is de totale partij bestaande uit grond (a) en bodemvreemd materiaal (b) voor 100% benoemd. Deze 100% is dan de totaal bij 35 aangemelde hoeveelheid.
46 Bij de omschrijving afval geeft u een beschrijving van het afval, bijvoorbeeld soort, verspreiding, grootte, uitzeefbaarheid en dergelijke. Eventueel de gebruikte zeefdiameter aangeven.
47 Hier geeft u de verontreinigingen van de partij aan:
Bij elk verontreinigingstype (Vt.) hoort een code; deze codes staan vermeld op bijgaande lijst. Voor PAK’s geldt: naast het PAK-totaal (de 10 van VROM) o.a. in verband met de toetsing van hergebruiksmogelijkheden ook altijd de overige op het formulier aangegeven PAK’s invullen.
Bij de concentratie (Conc.) geeft u de gemeten concentraties op van de verontreinigende stoffen (in mg/kg d.s.). Deze concentratie is het ‘gewogen gemiddelde’ van de analyses van de partij. In geval van een depotkeuringen met twee mengmonsters is het gewogen gemiddelde identiek aan het rekenkundig gemiddelde.
Hier geeft u de gemeten minimale (Min.) en maximale (Max.) waarden (in mg/kg d.s.) aan.
Bij Nan vermeldt u het aantal analyses dat op de partij betrekking heeft. Bij Nmm vermeldt u het aantal grepen per monster van het depotonderzoek of in geval van een bodemonderzoek het aantal deelmonsters per samengesteld monster.
Bij U vermeldt u eventueel de bepaalde uitloging, gemeten met de proef voor korrelvormige materialen (NEN 7343): de cumulatieve uitloging, uitgedrukt in mg/kg bij L/S=10. Dit uitsluitend voor partijen met een gehalte aan organische stoffen kleiner dan de samenstellingswaarden voor hergebruik van grond (bijlage 2 Bsb) én een gehalte aan anorganische stoffen groter dan de samenstellingswaarden voor schone grond (bijlage 1 Bsb) maar kleiner dan de samenstellingswaarden voor hergebruik van grond (bijlage 2 Bsb).
In de toelichting kunt u bijvoorbeeld aangeven in welke vorm en verspreiding de verontreiniging in de grond voorkomt (bijvoorbeeld wel of niet geïoniseerd) enzovoort.
48 Hier kunt u aangeven welke monsternemingsstrategie is gehanteerd en met welke kwaliteitsniveau de monstervoorbehandeling en -analyses zijn uitgevoerd.
Een aanvraag inzake het Bssa ten behoeve van een niet-reinigbaarheidsverklaring moet altijd (m.u.v. grond met een gemiddeld gewogen asbestgehalte hoger of gelijk dan 100 mg/kg droge stof) ex-situ in depot worden gekeurd conform protocol VKB-1001 ‘Monsterneming grond voor het procescertificaat partijkeuringen bouwstoffenbesluit’ (2 x 50 grepen van ca. 180 gram per deelpartij van maximaal 2.000 ton) en monstervoorbehandeling en -analyse conform AP04.
49 Per partij ondertekenen. Bodem+ neemt alleen volledig ingevulde en ondertekende formulieren in behandeling. Formulieren kunnen per post of fax worden verstuurd aan Bodem+, Postbus 93144, 2509 AC, Den Haag. Fax: 070 – 3735 100.
Naast het ingevulde formulier ‘Aanvraag verklaring grond’ dient u bij iedere partij standaard een aantal begeleidende documenten mee te sturen, te weten:
Kopie van het certificaat VKB-1001 van de monsternemende instantie;
Kopie van het monsternameplan;
Kopie van het monsternameformulier;
Kopieën van de analysecertificaten van het laboratorium;
Plattegrond van de depotlocatie;
Foto’s van de bemonsterde depots.
In geval van asbesthoudende grond die op basis van een in-situ bodemonderzoek wordt aangemeld dient u altijd een volledig exemplaar van het rapport asbestonderzoek mee te sturen.
Regelgeving die op dit bijlage is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Geen
Beleidsregels en circulaires die dit bijlage als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit bijlage
(10-02-2017)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
nieuwe-regeling |
15-06-2005 |
15-06-2005 |