Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 2.11 [Geldend t/m 31-12-2023]

  • 1

    Indien in de inrichting een bodembedreigende activiteit wordt verricht, wordt uiterlijk binnen drie maanden na oprichting van de inrichting, een rapport met de resultaten van een onderzoek naar de bodemkwaliteit toegestuurd aan het bevoegd gezag.

  • 2

    Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen met betrekking tot het uitvoeren van een onderzoek naar de bodemkwaliteit bij een verandering van de inrichting, indien het gelet op de aard of de mate waarin de inrichting verandert, nodig is de bodemkwaliteit vast te leggen met het oog op een mogelijke aantasting of verontreiniging van de bodem die kan of is ontstaan door een bodembedreigende activiteit.

  • 3

    Indien in de inrichting een bodembedreigende activiteit is verricht wordt uiterlijk binnen zes maanden na beëindiging van de inrichting of de IPPC-installatie of na beëindiging van het opslaan van vloeibare brandstof, afgewerkte olie of pekel in een ondergrondse opslagtank, een rapport met de resultaten van een onderzoek naar de bodemkwaliteit toegezonden aan het bevoegd gezag. In dit rapport wordt ten minste vermeld:

    • a.

      de naam en adres van degene die het onderzoek heeft verricht;

    • b.

      de wijze waarop het onderzoek is verricht;

    • c.

      de aard en de mate van de aangetroffen verontreinigende stoffen en de herkomst daarvan;

    • d.

      de mate waarin de bodemkwaliteit is gewijzigd ten opzichte van de situatie bij de oprichting of de verandering van de inrichting voor zover die situatie is vastgelegd in een rapport;

    • e.

      de wijze waarop en de mate waarin de bodemkwaliteit wordt hersteld als bedoeld in het vijfde lid.

  • 4

    De onderzoeken en rapporten, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, worden uitgevoerd onderscheidenlijk opgesteld door een persoon of een instelling die daartoe beschikt over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit.

  • 5

    Indien uit het rapport, bedoeld in het derde lid, blijkt dat de bodem als gevolg van de activiteiten in de inrichting is aangetast of verontreinigd, draagt degene die de inrichting drijft er zorg voor dat binnen zes maanden na toezending van dat rapport aan het bevoegd gezag de bodemkwaliteit is hersteld tot:

    • a.

      de situatie bij oprichting of verandering van de inrichting voor zover die situatie is vastgelegd in een rapport;

    • b.

      de achtergrondwaarden als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit indien er geen rapport als bedoeld in onderdeel a beschikbaar is.

    Herstel vindt plaats voor zover dat met de beste beschikbare technieken redelijkerwijs haalbaar is.

  • 6

    Het herstel van de bodemkwaliteit als bedoeld in het vijfde lid geschiedt door een persoon of een instelling die beschikt over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit.

  • 7

    Degene die de inrichting drijft meldt de aanvang en de afronding van de werkzaamheden, bedoeld in het vijfde lid, direct aan het bevoegd gezag.

  • 8

    De onderzoeken, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, voldoen aan NEN 5740 en richten zich uitsluitend op de bodembedreigende stoffen die door de werkzaamheden ter plaatse een bedreiging voor de bodemkwaliteit vormen of vormden en op de plaatsen waar bodembedreigende activiteiten plaatsvinden, zullen plaatsvinden dan wel hebben plaatsgevonden.

  • 9

    Een aanwezige vloeistofdichte vloer of verharding wordt ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid of tweede lid, niet doorboord of anderszins aangetast.

  • 10

    Bij ministeriële regeling kunnen bodembedreigende activiteiten worden aangewezen waarop dit artikel geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is.

Informatie geldend op 30-12-2023

Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben

Geen

Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel

  1. Activiteitenbesluit milieubeheer
    artikel: 2.8b, 1.1, 2.24

  2. Activiteitenregeling milieubeheer
    artikel: 3.16e, 3.16g, 3.102c, 3.45, 3.65, 3.66, 3.96, 4.109, 4.114

  3. Besluit OM-afdoening
    bijlage: II

  4. Regeling omgevingsrecht
    artikel: 4.3

  5. Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid milieu- en keurfeiten (art. 257ba, tweede lid, Sv)
    bijlage: bij Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid milieu- en keurfeiten (art. 257ba Sv)

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(30-12-2023)

Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-01-2024

intrekking-regeling

16-09-2020

Stb. 2020, 400

05-04-2023

Stb. 2023, 113

01-01-2013

wijziging

13-10-2012

Stb. 2012, 552

05-12-2012

Stb. 2012, 642

01-01-2011

wijziging

15-11-2010

Stb. 2010, 781

22-12-2010

Stb. 2010, 879

01-01-2010

wijziging

09-11-2009

Stb. 2009, 479

27-11-2009

Stb. 2009, 513

16-09-2008

wijziging

26-07-2008

Stb. 2008, 326

26-07-2008

Stb. 2008, 326

01-01-2008

nieuwe-regeling

19-10-2007

Stb. 2007, 415

26-11-2007

Stb. 2007, 472

wijziging

19-10-2007

Stb. 2007, 415

20-12-2007

Stb. 2007, 571

Inwtr. 1

Opmerkingen

  • 1) Treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit bodemkwaliteit in werking treedt.Het vijfde lid, onderdeel b, treedt volgens Stb. 2007/472 in werking op het tijdstip waarop het Besluit bodemkwaliteit in werking treedt.