Een portiekflat uit 1958 bestaande uit 3 etages en een onderhuis worden gerenoveerd. De woningen onderling zijn gehorig. De inwendige constructies verandert in die zin dat dat de doorlopende vloeren worden ingekort er ontstaat dus een open spouw van onder naar boven.
De gemeente stelt dat artikel 4 van de Woningwet bepaalt dat de voorschriften in het Bouwbesluit 2012 alleen van toepassing zijn op die delen van het bouwwerk die fysiek worden gewijzigd en niet op een gedeelte van een bestaand bouwwerk dat niet wordt verbouwd. De geluidisolatie tussen appartementen onderling wordt voornamelijk bepaald door de massa van (inwendige) scheidingsconstructies, zoals woning scheidende vloeren en woning scheidende wanden en ook door het binnenspouw blad. Aan zowel de inwendige scheidingsconstructies als het binnenspouw blad wordt niets gewijzigd. De geluidisolatietussen de appartementen onderling wijzigt dientengevolge dan ook niet, waarmee ook dit kwaliteitsniveau niet verslechtert.
Gelet op het bepaalde in artikel 4 van de Woningwet betekent dat dus ook dat onderzoek naar de geluidswering tegen lucht- en contactgeluid tussen de woningen onderling niet nodig is.
In hoeverre is hetgeen de gemeente stelt terecht?