Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Biedt de Omgevingswet nog nieuwe mogelijkheden voor globale en flexibele plannen?

Anne-Marie Span
10 March 2022

ANTWOORD

“Globaal bestemmen”, “flexibiliteit” en “uitnodigingsplanologie”. Het zijn een paar termen die in de ruimtelijke ordening vaak voorbijkomen. Zo ook in parlementaire stukken die ten grondslag liggen aan de Omgevingswet. De wetgever beoogt met die wet mogelijkheden te bieden om het omgevingsplan globaler en flexibeler in te richten. Daarmee zou er ook voor “dynamische gebieden met onzekere toekomstige ontwikkelingen” voor langere duur een bestendige basis worden geboden (Kamerstukken 2017/2018, 34 986, nr. 3, p. 58). Anne-Marie Span van Stibbe beantwoordt de volgende vraag: biedt de Omgevingswet nog nieuwe mogelijkheden voor globale en flexibele plannen?

Biedt de Omgevingswet nog nieuwe mogelijkheden voor globale en flexibele plannen?

Onder de Omgevingswet (Ow) zullen de genoemde flexibiliteitsmogelijkheden niet allemaal terugkomen. Van de primaire flexibiliteitsmogelijkheden zullen de wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsplicht komen te vervallen. In plaats daarvan kan de gemeenteraad de bevoegdheid tot het vaststellen van delen van het omgevingsplan delegeren aan het college van burgemeester en wethouders (artikel 2.8 Ow). Ook de uitsluitend op afwijkingen betrekking hebbende vorm van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid komt als apart te onderscheiden figuur niet meer terug. Deze mogelijkheid wordt samen met de bestemmingsplanactiviteit, de omgevingsplanactiviteit. Een omgevingsplanactiviteit kent drie vormen: het kan een activiteit zijn waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het verboden is deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die niet in strijd is met het omgevingsplan, of het is een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het verboden is deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan, of het is een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan (zie onderdeel A van de bijlage bij de Ow). Voor al deze vormen geldt dat een omgevingsvergunning vereist is.

In de beoordelingsregels voor de zogenoemde binnenplanse omgevingsplanactiviteit (de eerstgenoemde vorm) kan net als onder het huidige recht gewerkt worden met open normen en beleidsregels. De mogelijkheid daartoe wordt echter niet meer expliciet benoemd in de Ow. Dit omdat deze mogelijkheid ook niet afzonderlijk wordt geregeld bij andere autonome regelgevende bevoegdheden uit bijvoorbeeld de Gemeentewet of de Provinciewet. De keuzevrijheid om al dan niet te werken met open normen ligt volgens de wetgever besloten in die regelgevende bevoegdheid en volgt rechtstreeks uit de Awb (Stb. 2018, 290, p. 98). De bevoegdheid tot het werken met open normen en beleidsregels blijft dan ook bestaan en aannemelijk is dat de jurisprudentie zoals die tot nu toe gewezen is, relevant zal blijven onder de Ow.

Andere nieuwe flexibiliteitsmogelijkheden biedt de Ow niet direct. Opvalt is wel dat de wetgever de figuur van de vergunning bij uitstek als flexibiliteitsinstrument aanmerkt. Dit omdat de aanvaardbaarheid van activiteiten op basis van een nadere afweging kan worden vastgesteld (Kamerstukken 2017/2018, 34 986, nr. 3, p. 58). De situatie blijft dan echter gelijk aan die nu geldt voor de bestemmingsplanactiviteit. Een vergunningstelsel in een omgevingsplan levert niet direct de flexibiliteit op die ervoor zorgt dat afwijkende activiteiten eenvoudiger kunnen worden toegestaan. Als de beoordelingsregels gedetailleerd en strikt zijn, biedt ook een vergunningstelsel weinig flexibiliteit. Open normen en wetsinterpreterende beleidsregels kunnen dat anders maken. Het is echter aan de gemeente om het nadere afwegingsmoment concreet in te vullen en te bezien welke mate van flexibiliteit wenselijk is.