In een opvallende uitspraak van 15 maart 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:1156) oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘de Afdeling’) – anders dan de rechtbank – dat de burgemeester van Rotterdam niet aannemelijk had gemaakt dat het noodzakelijk was om een woning te sluiten wegens illegale prostitutie.
Eind november 2020 doorzocht de politie een woning in Rotterdam, waarvan appellant in deze procedure eigenaar is. De reden voor deze doorzoeking was dat in de woning mogelijk sprake zou zijn van het exploiteren van een seksbedrijf zonder dat daarvoor een vergunning was verleend. De bevindingen van de woningdoorzoeking werden vervolgens door de politie vastgelegd in een bestuurlijke rapportage. Daarin had de politie het volgende opgenomen:
Een vrouw heeft, vanuit een vooraf afgesproken locatie, een politiemedewerker naar de woning van appellant geleid. Deze vrouw stond niet ingeschreven op het adres van de woning van appellant en zij had ook geen huurovereenkomst.
De vrouw had een advertentie op internet geplaatst, waarin zij seksuele handelingen aanbood tegen een vergoeding. Zij heeft tijdens de controle tegenover de politie verklaard dat zij dit werk deed om inkomsten te genereren en dat zij haar klanten in de betreffende kamer van de woning ontving.
In de kamer werd door de politie verder een lege simkaartverpakking aangetroffen waarvan het bijbehorende telefoonnummer gelijk was aan het telefoonnummer waarop is ingebeld door een politiemedewerker voor het maken van een seksafspraak. Ook werd een papier aangetroffen met namen en bedragen.
Op basis van deze bevindingen uit de bestuurlijke rapportage van de politie, besloot de burgemeester van Rotterdam om de woning van appellant (tijdelijk) voor de duur van drie maanden te sluiten.
Daarbij stelde de burgemeester zich op het standpunt dat in dit geval artikel 3:3, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 (hierna: ‘APV’) was overtreden. Uit dit artikel volgt dat het niet is toegestaan om zonder een vergunning een seksbedrijf in een woning uit te oefenen. Op basis van de Nota prostitutie en seksbranche Rotterdam 2015 (hierna: ‘Nota’) wordt een woning bij een dergelijke overtreding tijdelijk gesloten voor de duur van één maand. In afwijking van de Nota had de burgemeester echter besloten om de woning voor de duur van drie maanden te sluiten.
De rechtbank oordeelde – samengevat – dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, vanwege de bevindingen die de politie in de bestuurlijke rapportage had opgenomen.
De rechtbank vond verder dat de burgemeester het ook noodzakelijk mocht achten om de woning te sluiten. Volgens de rechtbank had de burgemeester echter onvoldoende gemotiveerd waarom de woning voor de duur van drie maanden gesloten moest worden. Dit was namelijk een afwijking van het vaste beleid, zoals vastgelegd in de Nota, die een sluitingsduur van een maand voorschreef. Daarbij achtte de rechtbank het ook van belang dat de burgemeester niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van zodanige overlast of loop naar het pand, dat daardoor een sluiting voor drie maanden noodzakelijk was.
Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank nam de burgemeester een nieuw besluit op bezwaar en bracht de sluitingsduur van de woning terug tot één maand.
In hoger beroep oordeelde de Afdeling – net als de rechtbank – dat de burgemeester in dit geval bevoegd was om de woning te sluiten nu er sprake was van een overtreding van de APV.
Opvallend is echter dat de Afdeling – anders dan de rechtbank – oordeelde dat de burgemeester in dit geval niet aannemelijk had gemaakt dat de sluiting van het pand noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen. De Afdeling kwam dan ook tot het oordeel dat de burgemeester de woning helemaal niet (en dus ook niet voor één maand) had mogen sluiten.
Daarbij achtte de Afdeling het van belang dat uit de bestuurlijke rapportage van de politie niet volgde dat er sprake was van overlast in of rondom de woning. Ook was volgens de Afdeling niet uit de bestuurlijke rapportage op te maken dat de woning bekend stond als seksinrichting of dat er loop was naar het pand. De enkele omstandigheid dat een vrouw een politiemedewerker naar de woning van appellant had begeleid, vond de Afdeling onvoldoende om te kunnen concluderen dat het pand bekend was als seksinrichting of dat van loop daarheen sprake was.
Tot achtte de Afdeling het van belang dat appellant (als eigenaar van de woning) begin januari 2021 een zienswijze had ingediend op het voornemen van de burgemeester om de woning tijdelijk te sluiten. In zijn zienswijze had appellant aangegeven dat hij zijn woning niet langer verhuurde via Booking.com (zoals hij eerder deed), maar via een stichting die huisvesting voor jongeren verzorgt. Appellant kon dit ook onderbouwen met een huurovereenkomst die hij met de stichting had gesloten. Op basis van dit gegeven stond volgens de Afdeling vast dat op de datum dat de burgemeester besloot om de woning van appellant te sluiten (in februari 2021), de overtreding door appellant was beëindigd en appellant ook aannemelijk had gemaakt dat herhaling van de overtreding in dit geval was voorkomen.
In bovenstaande uitspraak wordt het belang om alle in de zienswijze aangevoerde omstandigheden mee te wegen in de definitieve besluitvorming, allereerst maar weer eens benadrukt. In dit geval had de burgemeester op basis van de in zienswijze aangevoerde omstandigheden ten onrechte niet beoordeeld of er bij de definitieve besluitvorming nog steeds wel sprake was van een overtreding van de APV en of een herhaling van de overtreding werd voorkomen.
Ook blijkt uit deze uitspraak wederom de noodzaak om als burgemeester goed te motiveren dat er sprake is van een verstoring van de openbare orde, zoals overlast of bekendheid van de woning als seksinrichting. Het is als burgemeester raadzaam om hierover bijvoorbeeld navraag te doen bij de politie en de politie te verzoeken om haar bevindingen hierover vast te laten leggen in een bestuurlijke rapportage. De inhoud van de bestuurlijke rapportage van de politie kan de burgemeester vervolgens gebruiken voor de motivering van het besluit om een woning (tijdelijk) te sluiten.
Bron: Nysingh advocaten en notarissen