Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Uitspraak wel of geen belanghebbendheid bij handhavingsverzoek i.v.m. kappen van bomen op 340 meter

De ABRvS is in de uitspraak van 23 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1819 ingegaan op het belanghebbende-begrip (artikel 1:2, lid 1 Awb) in verband met het vellen van bomen op ca. 340 meter afstand van de handhavingsverzoeker. Hierbij kwam ook het criterium 'gevolgen van enige betekenis' aan de orde.

28 April 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

[appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij niet belanghebbend zijn bij hun verzoek om handhaving. Zij stellen dat zij belanghebbend zijn omdat zij zicht hebben op de te kappen bomen en de kap feitelijke gevolgen van enige betekenis voor hen heeft. Daarbij wijzen zij erop dat het bosperceel door de bomenkap minder geschikt wordt voor reeën, dassen en vogels. Ook vrezen zij feitelijke gevolgen van het recreatieve gebruik van het perceel dat door de kap mogelijk wordt gemaakt. In het bijzonder vrezen zij een aantasting van hun privacy door het gebruik van het uitkijkpunt dat aan de rand van het bosperceel is voorzien. Ter onderbouwing van hun betoog verwijzen zij naar de uitspraak van de Afdeling van 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:499.

In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb staat dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit waarop het verzoek om handhaving betrekking heeft, is in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ van de activiteit is een correctie op dit uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft iemand geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn, kijkt de Afdeling naar de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat. Zij bekijkt die factoren zo nodig in onderlinge samenhang. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn (vergelijk de uitspraak van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:169).

[appellanten] wonen aan de [locatie 2] in Staphorst. Hun verzoek om handhaving heeft betrekking op de kap van bomen in het bosperceel tegenover [locatie 1].

De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat voor de vraag of [appellanten] belanghebbende zijn bij hun handhavingsverzoek, niet alleen van belang is of zij zicht hebben op de te kappen bomen en/of in de directe omgeving van de bomen wonen, maar ook of het kappen van de bomen gevolgen van enige betekenis heeft voor hun woon- en leefsituatie. De rechtbank heeft die beoordeling naar het oordeel van de Afdeling terecht toegespitst op de locatie aan de rand van het bosperceel waar een of enkele bomen gekapt worden voor de bouw van een uitkijkpunt. De afstand van de woning van [appellanten] tot die locatie is ongeveer 340 meter. Aannemelijk is dat [appellanten] vanuit hun woning enig zicht hebben op de bosrand waar die bomen staan. De overige kapwerkzaamheden waarop het verzoek om handhaving betrekking heeft vinden op grotere afstand in het bosperceel plaats. [appellanten] hebben daarop geen zicht.

Gelet op de afstand van 340 meter is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat de ruimtelijke uitstraling en feitelijke gevolgen van de kap van een of enkele bomen ter hoogte van het geplande uitkijkpunt voor de woon- en leefsituatie van [appellanten] dermate gering zijn, dat zij daarvan geen gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden. Het gaat daarbij louter om de gevolgen van het kappen van de bomen en niet, zoals [appellanten] veronderstellen, om de gevolgen van het gebruik van de gronden na de kap voor bijvoorbeeld de bouw van een uitkijkpunt. Dat door de kap van de bomen minder wild in de omgeving gaat voorkomen, waardoor zij wel gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden, acht de Afdeling niet aannemelijk. Ook de vergelijking met de uitspraak van 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:499, gaat niet op, omdat er in dit geval geen twijfel is dat de gevolgen niet van enige betekenis zullen zijn. Daarbij wijst de Afdeling ook op haar uitspraak van 26 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1480. Daarin ging de Afdeling voor de beoordeling van de belanghebbendheid bij een besluit tot velling van houtopstand uit van een afstand van 100 meter, gelet op de ruimtelijke relevantie van die activiteit.

Artikel delen