Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Overtreding verbod woningonttrekking vergt met oog op sanctioneren deugdelijke onderbouwing bestuursorgaan

In haar uitspraak van 16 april 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:1704) oordeelt de Afdeling dat het college onvoldoende onderbouwd heeft dat een woning (gedeeltelijk) onttrokken is aan de woningvoorraad vanwege het daarin bedrijfsmatig exploiteren van een professionele cocaïnewasserij.

28 April 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

Aanleiding voor dit oordeel was het collegebesluit om een bestuurlijke boete op te leggen wegens het onttrekken van de woning aan de woonbestemming (een overtreding van art. 21, aanhef en onder a, Huisvestingswet 2014 jo. art. 5:2, aanhef en onder a, van de lokale Huisvestingsverordening). De Afdeling overweegt dat uit de wijze van gebruik en inrichting van een woning moet worden afgeleid of een woning (gedeeltelijk) is onttrokken aan de woningvoorraad (vgl. de Afdelingsuitspraak van 11 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:25). Voor de vraag of sprake is van (gedeeltelijke) woningonttrekking is dus van belang op welke wijze de woning is gebruikt voor de cocaïnewasserij en hoe dit van invloed is geweest op de inrichting van de woning. Daarbij bestaat een wezenlijk verschil tussen de in dit geval aangetroffen cocaïnewasserij en een hennepkwekerij, omdat in het laatste geval de onttrekking doorgaans veel substantiëler is door een meer permanente inrichting van de woning. Zo wordt bij hennepkwekerijen gebruik gemaakt van een kweektent, assimilatieverlichting, afzuiginstallaties en koolstoffilters en is veelal sprake van een meer permanente constructie die vaak een grotere oppervlakte inneemt en een temperatuur of klimaat veroorzaakt dat (een gedeelte van) de woning niet langer geschikt maakt voor bewoning. Omdat sprake is van een belastend besluit, is het aan het bestuursorgaan om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren en het besluit daarmee deugdelijk te onderbouwen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college in dit geval niet toereikend onderbouwd welke gevaarlijke stoffen zich in de woning bevonden, hoe frequent en op welke tijdstippen de bedrijfsmatige activiteiten plaatsvonden en hoe lang deze duurden. Ook is niet duidelijk wanneer een woning vanwege de opslag van gevaarlijke stoffen niet langer geschikt moet worden geacht voor bewoning.

Artikel delen