In twee uitspraken van 16 april 2025 heeft de rechtbank Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2025:1430/ECLI:NL:RBMNE:2025:1428 uitspraken gedaan over maatwerkvoorschriften op basis van het omgevingsplan. Uit een akoestisch rapport blijkt dat de geluidsniveaus van het tennispark bij de woningen [adressen] niet voldoen aan de standaardwaarden uit geldende Omgevingsplan.
Alleen door het plaatsen van een geluidsscherm met een hoogte van circa 3,5 meter zou de geluidsbelasting voor deze woningen gereduceerd kunnen worden tot de geldende geluidsnorm. Dit wordt door [bedrijf] onwenselijk geacht. Daarom wordt in het rapport voorgesteld om aan de tennisvereniging een maatwerkvoorschrift op te leggen, zodat de hogere geluidsniveaus worden gelegaliseerd (zie artikel 22.45, lid 2 van het tijdelijke deel van het omgevingsplan). Daarop heeft het college een maatwerkvoorschrift gesteld en dat vastgelegd in een besluit van 3 april 2024. Deze uitspraak gaat over het maatwerkvoorschrift waarmee voor de woningen aan de [adressen] het langtijdgemiddeld geluidsniveau met 1 tot 2 dB(A) in de dag- en avondperiode wordt verruimd. Interessant is dat de rechtbank de jurisprudentie van voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet voortzet ten aanzien van de afweging tussen grote investeringen die noodzakelijk zijn afgezet tegen de te behalen milieuwinst. Op de zitting heeft het college toegelicht dat dit zou kunnen oplopen tot € 110.000,-. Het aanbrengen van zo’n geluidsscherm staat volgens het college niet in verhouding tot de te behalen milieuwinst van 2 dB, die nauwelijks waarneembaar is. Het college verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 december 2010 (ECLI:RVS:2010:BO7331). De rechtbank kan deze motivering volgen en naar haar oordeel heeft het college in redelijkheid tot het stellen van het maatwerkvoorschrift kunnen komen.
Aan de [adres 1] in [plaats] ligt het tennispark van de tennisvereniging. Op het tennispark liggen acht gravelbanen. De tennisvereniging is verplicht om voor het tennispark een milieumelding te doen (op basis van de artikelen 22.197 en 22.238 van het Omgevingsplan). In dat kader is akoestisch onderzoek gedaan. De uitkomsten van dit onderzoek staan in het akoestisch rapport opgesteld door [bedrijf] van 22 december 2023 (het rapport). Uit het rapport blijkt dat de geluidsniveaus van het tennispark bij de woningen [adressen] niet voldoen aan de standaardwaarden uit het voor 1 januari 2024 geldende Activiteitenbesluit Milieubeheer (het Activiteitenbesluit) en het vanaf 1 januari 2024 geldende Omgevingsplan gemeente Montfoort (het omgevingsplan). Alleen door het plaatsen van een geluidsscherm met een hoogte van circa 3,5 meter zou de geluidsbelasting voor deze woningen gereduceerd kunnen worden tot de geldende geluidsnorm. Dit wordt door [bedrijf] onwenselijk geacht. Daarom wordt in het rapport voorgesteld om aan de tennisvereniging een maatwerkvoorschrift op te leggen, zodat de hogere geluidsniveaus worden gelegaliseerd. Het rapport is beoordeeld door de Omgevingsdienst regio Utrecht (de OdrU). De OdrU is het eens met de uitkomsten van het rapport. Daarop heeft het college een maatwerkvoorschrift gesteld en dat vastgelegd in een besluit van 3 april 2024. Met het besluit op het bezwaar van eisers is het college bij het maatwerkvoorschrift gebleven (het bestreden besluit).
Deze uitspraak gaat over het maatwerkvoorschrift waarmee voor de woningen aan de [adressen] het langtijdgemiddeld geluidsniveau met 1 tot 2 dB(A) in de dag- en avondperiode wordt verruimd.
Eisers wonen aan de [adres 2] en zijn het niet eens met het maatwerkvoorschrift. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank in deze uitspraak het maatwerkvoorschrift.
Eisers voeren aan dat het rapport dat het college aan het maatwerkvoorschrift ten grondslag heeft gelegd onjuistheden bevat. Deze onjuistheden maken volgens eisers dat het college het rapport niet aan het maatwerkvoorschrift ten grondslag had mogen leggen en de rechtbank het maatwerkvoorschrift daarom zou moeten vernietigen.
De representatieve bedrijfssituatie
Eisers voeren aan dat in het rapport voor de representatieve bedrijfssituatie ten onrechte wordt uitgegaan van een bezettingsgraad van 80% en gebruikstijden tot 23.00 uur. Volgens eisers zou worst-case moeten worden uitgegaan van een bezettingsgraad van 100%. En volgens eisers wordt op vrijdagavond tot 0.00/0.30 uur met de lichten aan doorgespeeld.
De rechtbank overweegt dat het maatwerkvoorschrift voor de geluidsnormen alleen afwijkt voor de dag- en avondperiode. Dit betekent dat de tennisvereniging voor de nachtperiode vanaf 23.00 uur de geluidsnormen in acht zal moeten nemen die op grond van het omgevingsplan gelden. Deze normen liggen lager dan de normen die gelden voor de dag- en avondperiode. Als de geluidsnormen voor de nachtperiode door de tennisvereniging worden overschreden dan is dat een handhavingskwestie. Dat doet niets af aan de rechtmatigheid van het maatwerkvoorschrift.
Op de zitting hebben eisers toegelicht dat hun stelling dat in de praktijk sprake is van een hogere bezettingsgraad dan 80% is gebaseerd op hun eigen waarneming. Door het college is in het verweerschrift en op de zitting toegelicht dat een bezettingsgraad van meer dan de 80% waarvan in het rapport wordt uitgegaan buitengewoon onrealistisch en niet representatief is voor de feitelijke situatie. Zelfs als alle banen op een bepaald moment bezet zijn, zal niet op alle banen tegelijk sprake zijn van een continu tennisspel. Tijdens het spel zullen op alle banen op zijn tijd ballen worden gemist, die vervolgens moeten worden opgeraapt. Ook zullen spelers rustmomenten nemen tijdens het spel en moeten spelers wisselen. Uit de informatie die door de tennisvereniging is overgelegd volgt volgens het college dat het gebruik van het tennispark meestal significant lager is, namelijk slechts 15 tot 25%. Maar omdat de bezettingsgraad meer dan twaalf keer per jaar 80% kan zijn heeft [bedrijf] volgens het college terecht bepaald dat dit de representatieve bedrijfsvoering is.
De rechtbank kan de toelichting van het college volgen. Wat eisers aanvoeren geeft haar onvoldoende aanknopingspunten om voor wat betreft de bezettingsraad te twijfelen aan de juistheid van de in het rapport omschreven representatieve bedrijfssituatie. Eisers hebben hun standpunten ook niet onderbouwd.
Verder voeren eisers aan dat in het rapport ten onrechte wordt gesteld dat er minder dan 12 dagen per jaar publiek aanwezig is op het tennispark. Zij wijzen daarbij op het evenement ‘ [naam] ’ dat alleen al 8 dagen duurt. Daarnaast zijn er volgens eisers andere toernooien en de competitie.
Op de zitting heeft de tennisvereniging toegelicht dat ‘ [naam] ’ negen dagen duurt. Op alle dagen wordt dan overdag gespeeld en op vijf dagen ook ’s avonds. Dit toernooi trekt veel bezoek en spelers van buiten. Daarnaast vinden er in het voor- en najaar competities plaats. Hier komt niet of nauwelijks publiek op af.
Wat eisers aanvoeren maakt niet dat de rechtbank twijfelt aan de toelichting van de tennisvereniging op de zitting en aan de juistheid van de beschrijving van de representatieve bedrijfsvoering in het rapport. Door eisers is niet aannemelijk gemaakt dat er meer dan twaalf dagen per jaar publiek aanwezig is op het tennispark.
Eisers voeren over de representatieve bedrijfssituatie ook aan dat een aantal van tien auto’s op een drukke dag, zoals staat vermeld in het rapport, verre van representatief is.
Op de zitting is met partijen besproken dat ‘ [naam] ’ een verkeersaantrekkende werking heeft en er dan veel auto’s in de buurt staan geparkeerd. Maar door eisers is niet aannemelijk gemaakt dat buiten dit evenement het tennispark door meer dan tien auto’s wordt bezocht. Door het college is op de zitting toegelicht dat het daarbij ook nog eens gaat om parkeren op de openbare weg. Hiermee hoeft bij het bepalen van de representatieve bedrijfssituatie op het tennispark geen rekening te worden gehouden.
Ten slotte voeren eisers over de representatieve bedrijfssituatie aan dat in het rapport ten onrechte geen rekening is gehouden met de geluidsuitstraling van het clubhuis.
Eisers erkennen dat stemgeluid vanaf het terras en de tennisbanen bij het akoestisch onderzoek buiten beschouwing gelaten moet worden (dit volgt uit artikel 22.70, eerste lid, van het omgevingsplan). Maar volgens eisers had in het rapport wel de muziek en het stemgeluid vanuit het clubhuis als geluidsbron moeten worden meegenomen. Eisers wijzen daarbij op een feest dat onlangs in het clubhuis heeft plaatsgevonden waar om 3.30 uur de politie aan te pas moest komen.
De rechtbank is met het college van oordeel dat (nachtelijke) feesten met muziek in het clubhuis en openstaande deuren niet zijn toegestaan, omdat daarmee de geldende geluidsnormen worden overschreden. Deze activiteiten behoren dus niet bij de representatieve bedrijfssituatie en zijn daarom terecht niet meegenomen in het onderzoek. Als deze activiteiten wel in het clubhuis plaatsvinden – zoals het feest waar eisers naar verwijzen – zonder dat een kennisgeving incidentele festiviteiten is gedaan, is dit een kwestie waartegen het college handhavend kan optreden.
De Handreiking Padel en Geluid
Op de zitting hebben eisers toegelicht dat zij kennis hebben genomen van de toelichting van het college in het verweerschrift over deze handreiking. Zij gaven aan dat zij op een later moment wellicht nog een deskundige zullen benaderen met de vraag of de handreiking door [bedrijf] juist is toegepast. Eisers konden dat op de zitting niet onderschrijven of weerspreken.
De rechtbank beperkt zich daarom tot het oordeel dat deze handreiking – in tegenstelling tot wat eisers in hun beroepsgronden aanvoeren – ook ziet op het geluid van tennis. Wat eisers aanvoeren geeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het hanteren van een bronvermogen van 85 dB(A) bij tennisgeluid onjuist zou zijn.
Tussenconclusie
De conclusie van het voorgaande is dat de beroepsgronden van eisers de rechtbank geen aanknopingspunten geven voor het oordeel dat het rapport onjuistheden bevat. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college het rapport aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen.
Is het bestreden besluit in strijd met het evenredigheids- en zorgvuldigheidsbeginsel?
Eisers voeren aan dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank is het daar niet mee eens en zij zal dat hieronder toelichten.
Evenredigheidsbeginsel
Eisers stellen zich op het standpunt dat het stellen van een maatwerkvoorschrift in plaats van het realiseren van een geluidsscherm in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
In het bestreden besluit heeft het college met een verwijzing naar het advies van de Commissie van advies voor de bezwaarschriften gemotiveerd dat een toename van 2 dB nauwelijks waarneembaar is. In de rechtspraak wordt een toename van 1 tot 5 dB als ‘gering’ en dus aanvaardbaar geacht. Om de overschrijding van 2 dB op te lossen zou een geluidsscherm van 55 meter lang en minimaal 3,5 meter hoog geplaats moeten worden. De kosten hiervan bedragen volgens het bestreden besluit € 70.000,-. Op de zitting heeft het college toegelicht dat dit zou kunnen oplopen tot € 110.000,-. Het aanbrengen van zo’n geluidsscherm staat volgens het college niet in verhouding tot de te behalen milieuwinst van 2 dB, die nauwelijks waarneembaar is. Het college verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 december 2010 (ECLI:RVS:2010:BO7331).
De rechtbank kan deze motivering volgen en naar haar oordeel heeft het college in redelijkheid tot het stellen van het maatwerkvoorschrift kunnen komen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het college aanvullend op de zitting heeft toegelicht dat de geluidsnormen voor in de woningen niet worden overschreden. En dat een andere oplossing alleen zou zijn gelegen in het niet toestaan van tennisactiviteiten na 20.00 uur ’s avonds. Dit zou niet evenredig zijn richting de tennisvereniging, omdat de banen dan niet na dat tijdstip kunnen worden gebruikt, terwijl veel mensen juist in de avond sporten.
Zorgvuldigheidsbeginsel
Volgens eisers is het bestreden besluit gelet op de uitkomsten van het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd voor de aanleg van de padelbanen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Eisers hebben dit akoestisch rapport pas een aantal uren voor de zitting aan de rechtbank gemaild. Dit heeft de rechtbank in strijd met de goede procesorde geacht, mede omdat eisers het rapport al meer dan tien dagen voor de zitting in bezit hadden. Daarom heeft de rechtbank op de zitting geweigerd dit rapport toe te voegen aan het dossier en bij haar beoordeling te betrekken. Verder hebben eisers niets aangevoerd waaruit zou blijken dat het college het bestreden besluit onzorgvuldig heeft voorbereid.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het maatwerkvoorschrift in stand blijft.