Door formulering verbod om panden ook te 'laten gebruiken' in strijd met het bestemmingsplan is jurisprudentie functioneel daderschap niet toepasselijk
Dit voorgaande volgt uit de uitspraak ABRvS 23 april 2025,
ECLI:NL:RVS:2025:1823.
Jurisprudentie – Samenvattingen
[appellant] betoogt in hoger beroep dat hij ten onrechte is aangemerkt als overtreder, omdat niet hij maar zijn huurder de overtreding feitelijk en fysiek heeft gepleegd. De rechtbank heeft dit niet onderkend en heeft ten onrechte geoordeeld dat [appellant] als eigenaar beschikkingsmacht had over het gebruik van het pand en, door niet de zorg te betrachten die redelijkerwijs van hem kon worden gevergd met het oog op het voorkomen van de gedraging, heeft aanvaard dat de overtreding plaatsvond.
Uit het betoog van [appellant] blijkt niet dat zo’n uitzonderlijk geval zich hier voordoet, alleen al omdat de omstandigheid dat [appellant] het pand niet zelf in strijd met het bestemmingsplan heeft gebruikt, niet betekent dat [appellant] niet als overtreder kan worden aangemerkt van art. 2.1, eerste lid, aanhef en onder c Wabo, dat ten grondslag is gelegd aan de last onder dwangsom. Onder "gebruiken van gronden" als bedoeld in deze bepaling valt gelet op de wetsgeschiedenis namelijk ook het "laten gebruiken van gronden". Of is voldaan aan de voorwaarden voor functioneel daderschap, zoals de rechtbank heeft beoordeeld, laat de Afdeling daarom in het midden.