Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Afwijzing verzoek om nadeelcompensatie Tracébesluit vanwege verjaring

De Rechtbank Noord-Nederland oordeelt in zijn uitspraak van 11 februari 2025 (ECLI:NL:RBNNE:2025:1246) dat de minister van Infrastructuur en Waterstaat (“minister”) het verzoek om nadeelcompensatie als gevolg van een inmiddels onherroepelijk Tracébesluit terecht wegens verjaring heeft afgewezen. Eiser stelde in zijn hoedanigheid van eigenaar en verhuurder van een kantoorpand dat het Tracébesluit heeft geleid tot schade, waarmee hij pas daadwerkelijk bekend raakt bij aanvang van de feitelijke werkzaamheden in 2022 ter uitvoering van een in 2016 onherroepelijk geworden Tracébesluit.

16 April 2025

Samenvatting

Samenvatting

De rechtbank overweegt dat, gelet op art. 3:310 Burgerlijk Wetboek (“BW”), voor het aanvangen van de verjaringstermijn vereist is dat een benadeelde bekend is met de feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon; om daadwerkelijk in staat te zijn om ter zake een rechtsvordering in te stellen, moet de benadeelde voldoende zekerheid hebben dat hij schade lijdt of zal lijden (vgl. de Afdelingsuitspraak van 9 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:683). De verjaringstermijn bedraagt op grond van art. 3:310, eerste lid, BW vijf jaar. Omdat het betrokken perceel gelegen is binnen het projectgebied en van eiser mag worden verwacht dat hij zich naar aanleiding van de publiciteit rond het project en de publicatie van het Tracébesluit op de hoogte had gesteld van de gevolgen voor zijn perceel en het daarop gevestigde kantoorpand, kon eiser naar het oordeel van de rechtbank ook voorafgaand aan de start van de feitelijke werkzaamheden ter uitvoering van het Tracébesluit bekend zijn met mogelijke schade als gevolg daarvan. De enkele onbekendheid met de totale omvang van de schade staat er volgens de rechtbank niet aan in de weg staat dat de verjaringstermijn in 2016 is aangevangen. De rechtbank weegt daarbij mee dat eiser al in 2016 professionele bijstand had kunnen inschakelen (zoals eiser dat ook heeft gedaan voorafgaand aan het indienen van zijn verzoek om nadeelcompensatie in 2022) om mogelijk nadeel ten aanzien van het Tracébesluit te onderzoeken. Omdat het verzoek om nadeelcompensatie in dit geval 11 maanden na afloop van de verjaringstermijn is ingediend, heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat dit te laat is en deze mogelijkheid is verjaard. Volgens de rechtbank heeft de minister bij het nemen van het besluit ten onrechte niet aan de hand van een belangenafweging beoordeeld of in dit geval, gelet op de toepasselijke Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Waterstaat 2019  (“beleidsregel”) én beoordeeld naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, aanleiding bestond om het verzoek in dit specifieke geval toch in behandeling te nemen. Nu de minister tijdens de behandeling van het beroep alsnog heeft gedaan, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het besluit evenwel in stand. Met de minister is de rechtbank van oordeel in dit geval geen aanleiding bestaat om de verjaring van het verzoek niet aan eiser tegen te werpen: niet alleen mag het Tracébesluit vanwege diverse kennisgevingen, nieuwsbrieven, kamerbrieven, persberichten, bewonersbrieven en informatieavonden over het project in het geval van eiser als bekend worden verondersteld; ook kan eiser als professionele partij worden verweten onvoldoende onderzoek te hebben gedaan naar nadelige gevolgen van het Tracébesluit én is de gestelde schadeomvang niet zodanig onderscheidend dat sprake is van een bijzondere situatie die het maken van een uitzondering op de wettelijke verjaringstermijn rechtvaardigt. 

Artikel delen