Menu

Filter op
content
Omgevingsweb

Windpark Fryslân: Raad van State maakt weg vrij voor één van de grootste windparken van Nederland

Op 11 juli 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ('Afdeling') uitspraak gedaan in de Windpark Fryslân zaak (ECLI:NL:RVS:2018:2339). Alle bezwaren tegen de aanleg van het windpark zijn ongegrond verklaard. Eén van de grootste windparken van Nederland kan nu worden gerealiseerd.

6 augustus 2018

Windpark Fryslân

Windpark Fryslân B.V. is voornemens een windpark, met een werk- natuureiland van twee hectare, aan te leggen in het noordelijk deel van het IJsselmeer. Het gaat om 89 windturbines, die elk gemiddeld 600 meter van elkaar af staan. Het windpark ligt op zo'n 6,5 kilometer van de Friese kust, nabij de Afsluitdijk. Het park draagt bij aan de doelstelling voor windenergie op land die is opgenomen in het Nationale Energieakkoord. In dit akkoord is afgesproken dat in 2030 16% van het totale jaarlijkse energieverbruik afkomstig moet zijn van hernieuwbare energie.

Om de aanleg van het windpark mogelijk te maken heeft de minister van Economische Zaken en Klimaat samen met de minister van Infrastructuur en Waterstaat een Rijksinpassingsplan vastgesteld. Tegen dit plan en de bijbehorende besluiten komen appellanten, waaronder de IJsselmeervereniging en de Watersportvereniging Makkum, op.

In dit blogbericht wordt een aantal interessante elementen uit de uitspraak toegelicht.

Afdeling toetst terughoudend

De Afdeling stelt ten eerste uitdrukkelijk voorop dat de ministers bij het vaststellen van het inpassingsplan (art. 3.35, lid 1, aanhef en onder c Wet ruimtelijke ordening), beleidsruimte hebben en de betrokken belangen moeten afwegen. Gelet hierop kan de Afdeling niet zijn eigen oordeel in de plaats stellen van dat van de ministers. De ministers kunnen namelijk politiek ter verantwoording worden geroepen door de Staten-Generaal. De Afdeling lijkt met deze formulering te proberen duidelijker aan appellanten uit te leggen wat een terughoudende toetsing inhoudt, en hoe deze toetsing is begrensd. De Afdeling herhaalt vervolgens de standaardoverweging bij bestemmingsplannen: zij stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt of de ministers zich in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Realiseren van hernieuwbare energie: zwaarwegende reden van algemeen belang

Appellanten voeren aan dat het inpassingsplan strijdig is met onder andere het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (

'Barro'

). Voor het Waddengebied is in artikel 2.5.5., lid 1 Barro bepaald dat nieuwe bebouwing die significante gevolgen heeft voor de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten is verboden. Artikel 2.5.5., lid 3 Barro vermeldt dat dit verbod niet geldt wanneer sprake is van zwaarwegende redenen van openbaar belang, geen reële alternatieven voor handen zijn en negatieve effecten zoveel mogelijk worden beperkt.

De Afdeling oordeelt dat het windpark een belangrijke bijdrage levert aan het realiseren van hernieuwbare energie en merkt de aanleg ervan daarom aan als een zwaarwegende reden van algemeen belang als bedoeld in artikel 2.5.5., lid 3 Barro. Ook blijkt volgens de Afdeling niet uit de toelichting die de ministers hebben gegeven bij hun locatiekeuze en inrichtingsvariant dat negatieve effecten voor landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten niet zoveel mogelijk zijn beperkt. Het is mijn indruk dat een uitzondering op het verbod van artikel 2.5.5., lid 1 Barro vrij eenvoudig kan worden onderbouwd.

Geen nadelige gevolgen voor scheepvaart, recreatie en toerisme

Verder wijzen appellanten op mogelijk nadelige gevolgen voor de scheepvaart en waterrecreatie, en daarmee voor het toerisme en de werkgelegenheid in het gebied. Uit een deskundigenrapport dat ten grondslag ligt aan de Milieueffectrapportage ('

MER

') blijkt echter dat de binnenvaart en beroepsvisserij op vaste routes buiten het plangebied varen. Verder varen op de locatie van het windpark in het algemeen veel minder recreatievoertuigen en blijft het windpark toegankelijk. Daarbij speelt de afstand van gemiddeld 600 meter tussen de turbines een rol. Het verlies aan bevaarbaar oppervlaktewater voor de recreatievaart wordt "verwaarloosbaar" geacht, aldus het rapport.

Ook wijst onderzoek uit dat het windpark geen duidelijke negatieve impact op het toerisme heeft. Over de methodiek waarop die conclusie wordt gebaseerd kan worden getwist. Aan het MER ligt een rapport ten grondslag waarbij, door foto's aan bezoekers van de Friese IJsselmeerkust te tonen, effecten van het windpark op de intentie om het gebied opnieuw te bezoeken, in kaart zijn gebracht. De Afdeling ziet, onder andere in de rapporten waar appellanten naar verwijzen, onvoldoende grond voor twijfel aan de (foto)onderzoeken en daarmee aan de informatie waarop de ministers hun besluitvorming op hebben gebaseerd.

Windturbines op land: van 3300 MW in 2017 naar 6000 MW in 2020

Het Energieakkoord stelt ten doel dat het totaal opgesteld vermogen van windturbines op land in 2020 6000 MW zal bedragen. Vorig jaar, in 2017, was dit nog zo'n 3300 MW (54% van de landelijke doelstelling). Voor de praktijk betekent dit dat in de nabije toekomst nog weer meer zal worden geprocedeerd over de aanleg van nieuwe windparken. Mijn inschatting is dat de Afdeling, ook gezien het (zwaarwegende) belang om op korte termijn hernieuwbare energie te realiseren, niet lichtvaardig een halt zal toeroepen aan de realisatie van soortgelijke toekomstige projecten.

Artikel delen