Met de wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), gepubliceerd in Staatsblad 2024, nr. 368, treden op 1 juli 2025 diverse wijzigingen, verduidelijkingen en aanscherpingen in werking. Hieronder een overzicht van de relevante wijzigingen, met nadruk op toegankelijkheid, bereikbaarheid, gezondheid en brandveiligheid.
Artikel 4.30 wordt verduidelijkt. Dit artikel over afmetingen hellingbaan is ook van toepassing voor de bereikbaarheid van buitenbergingen (artikel 4.172), overbruggen van hoogteverschillen (artikel 4.182) en hoogteverschillen bij toegankelijkheidssector (artikel 4.189). In deze artikelen is, net als in de artikelen 4.25 (veilig overbruggen van hoogteverschillen) en artikel 4.192 (bereikbaarheid van een gebouw), sprake van een benodigde hellingbaan bij hoogteverschillen van meer dan 2 cm.
Aan artikel 4.30 lid 2 worden nieuwe ‘categorieën’ hellinghoeken van een hellingbaan toegevoegd. Bij een hoogteverschil van max. 5 cm (1:6), bij een hoogteverschil tussen 5 en 10 cm (1:10) en bij een hoogteverschil tussen 10 en 25 cm (1:12)
Artikel 4.31 wordt aangepast. Een hellingbaanbordes is niet nodig bij een hoogteverschil van maximaal 3 cm. Dit vereenvoudigt de situatie waarbij de drempel net niet voldoet aan de eis van 2 cm. Daarbij kan dan worden volstaan met alleen een hellingbaan.
Aan artikel 4.172 (bereikbaarheid buitenberging) wordt een derde lid toegevoegd. Het schrijft voor dat een hoogteverschil tussen de toegang van de (verplichte) bergruimte en het aansluitende terrein van meer dan 2 cm. wordt overbrugd door een lift of hellingbaan (artikel 4.30). Dit betekent bijvoorbeeld dat in verband met de bereikbaarheid van een scootmobiel niet kan worden volstaan met een fietsgootje langs een trap.
Bij de toegang van de buitenberging zelf geldt eveneens een maximaal hoogteverschil van 2 cm. (artikel 4.182 lid 4). Ook geldt er voor deze toegang (of de toegang van de gemeenschappelijk verkeersruimte naar een buitenberging) dat grenst aan de openbare weg of grenst aan een route naar de openbare weg dat de toegang over een verhard pad voert met een breedte van ten minste 1,1 meter en bij een te overbruggen hoogteverschil op deze route van meer dan 2 cm: een helling volgens artikel 4.30.
Het Bbl introduceert het begrip hoofdtoegang. Een hoofdtoegang is een ‘toegang van een gebouw of een gebruiksfunctie die is bedoeld om door eenieder te worden gebruikt om het gebouw of de gebruiksfunctie binnen te gaan’.
Het eerste lid van artikel 4.181a regelt dat tenminste een toegang van een woonfunctie, een bijeenkomstfunctie, een winkelfunctie en gezondheidszorgfunctie of van een woongebouw een hoofdtoegang is. In artikel 4.182 (overbruggen van hoogteverschillen) en artikel 2.243 (veel voorkomende criminaliteit) worden enkele redactionele wijzigingen doorgevoerd, waarbij ‘toegang’ worden gewijzigd in ‘hoofdtoegang’.
Aan artikel 4.182 worden nieuwe leden toegevoegd. In het (nieuwe) derde lid is geregeld dat een buitenruimte (balkon, tuin, dakterras, loggia) vanuit de woning toegankelijk moet zijn. In het (nieuwe) vierde lid is de toegankelijkheid van de verplichte buitenberging bij een woning geregeld. Grotere hoogteverschillen dan 2 cm. worden overbrugd door een hellingbaan (artikel 4.30).
Artikel 4.192 (bereikbaarheid van een gebouw) wordt aangevuld met meerdere leden waardoor het duidelijker is welke eisen gelden voor de bereikbaarheid van een hoofdtoegang van gebouwen vanaf de openbare weg.
De hoofdtoegang van een bouwwerk grenst aan de openbare weg of grenst aan een route naar de openbare weg die over een verhard pad of steiger voert. Bij een te overbruggen hoogteverschil > 2 cm. op deze route is een hellingbaan (artikel 4.30) vereist. Deze route moet verder voldoen aan de volgende breedte-eis:
Gebouw met toegankelijkheidssector: route minimaal 1,1 meter breed over een verhard pad of steiger;
Woongebouw, bijeenkomstfunctie (voor alcoholgebruik, voor het aanschouwen van sport, voor film, voor muziek of voor theater), een gezondheidszorgfunctie en een winkelfunctie zonder toegankelijkheidssector : route minimaal 1,1 meter breed over een verhard pad;
Woning niet gelegen in een woongebouw: route minimaal 0,85 meter breed over een verhard pad.
Doorgangen op deze routes hebben een vrije breedte van ten minste 0,85 meter en een vrije hoogte van ten minste 2 meter.
Het aangepaste artikel 3.98 (bereikbaarheid gebouw) regelt dat een bestaand verhard pad waarover voor personen met een functiebeperking een route loopt tussen de openbare weg en een (bestaand) gebouw in stand wordt gehouden, als de route is aangelegd om te voldoen aan de eisen voor de bereikbaarheid van het gebouw die golden bij de bouw van het gebouw, op het tijdstip van de vergunningaanvraag.
De betreffende route kan eerder bij de nieuwbouw van een gebouw zijn aangebracht om te voldoen aan de eisen in het Bouwbesluit 2012 (artikel 6.49) of het Bbl (artikel 4.192).
Er volgt hieruit dus niet dat bij ieder bestaand gebouw er zo’n route moet zijn, maar alleen dat, als die er wel is, deze in stand moet worden gehouden.
Artikel 3.98a (overgangsrecht: bereikbaarheid van een gebouw) vervalt.
Alle verblijfsruimen in onderwijsfuncties moeten voorzien zijn van CO2-meters, zowel in bestaande bouw (artikel 3.143) als in nieuwbouw (artikel 4.243). De CO2-meters mogen op netspanning of op een elektrische voeding (bijvoorbeeld een batterij) werken. In dat laatste geval moet de CO2-meter een signaalfunctie hebben voor het geval de capaciteit van de elektrische voeding een bepaald minimumniveau bereikt, zodat die voeding op tijd vernieuwd kan worden.
Deze eisen voor onder onderwijsfuncties voor :
een basisschool als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs (WPO);
een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO;
voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1.4 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
een school voor speciaal onderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs en een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld artikel 1 van de Wet op de expertisecentra (WEC); en
een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede of derde volzin, van de WEC.
Artikel 3.144 vervalt, dat regelde dat de wettelijke verplichting niet gold bij ventilatievoorzieningen die voor 2015 waren aangelegd.
Aan artikel 4.221 (droge blusleiding) worden nieuwe leden toegevoegd. In het vijfde en zesde lid van artikel 4.221 is geregeld dat bij nieuwbouw de brandslangaansluiting van de droge blusleiding dubbel moet worden uitgevoerd. De wijzigingen houden in dat in een rooksluis (artikel 4.77) op elke verdieping én in de aangrenzende ruimte direct achter de rooksluis een brandslangaansluiting zit. Als op een verdieping binnen 60 meter geen rooksluis ligt, heeft elke verdieping een brandslangaansluiting in het trappenhuis én in de aangrenzende ruimte direct na het trappenhuis.