De Omgevingswet heeft tot doel het huidige stelsel van wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving te vereenvoudigen en te bundelen. Deze wet integreert en coördineert verschillende bestaande wetten, zoals de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer en de Waterwet. De Omgevingswet treedt op 1 januari 2024 in werking. Deze wet regelt alles voor de ruimte waarin wordt gewoond en gewerkt.
Een van de kerninstrumenten van de Omgevingswet is het “omgevingsplan”. Het omgevingsplan moet worden gezien ais de opvolger van het bestemmingsplan en bevat algemene regels van de gemeente voor de fysieke leefomgeving. In tegenstelling tot de huidige situatie, waarin iedere gemeente meerdere bestemmingsplannen heeft en waar op één locatie ook meerdere bestemmingsplannen kunnen gelden, zal iedere gemeente onder de Omgevingswet slechts één omgevingsplan hebben. In het omgevingsplan kan zijn bepaald dat sommige regels voor de gehele gemeente gelden, terwijl andere regels voor bijvoorbeeld bepaalde wijken gelden. Ook is het mogelijk dat regels voor slechts één perceel gelden.
In artikel 4.2 van de Omgevingswet is vastgelegd dat het omgevingsplan voor het volledige grondgebied van de gemeente ten minste de regels bevat die nodig zijn voor een zogenaamde "evenwichtige toedeling van functies aan locaties". Deze evenwichtige toedeling van functies aan locaties vervangt het begrip "goede ruimtelijke ordening", dat onder andere ten grondslag ligt aan de vaststelling van bestemmingsplannen. Uiteindelijk moeten alle regels in het omgevingsplan gezamenlijk leiden tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, waarbij rekening wordt gehouden met alle betrokken belangen.
In het omgevingsplan worden gemeentelijke bestemmingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsrechtelijke delen van andere gemeentelijke verordeningen, zoals bijvoorbeeld de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), op een logische en samenhangende wijze samengevoegd. Onderwerpen die in een omgevingsplan kunnen worden geregeld, hebben onder andere betrekking op geluid, externe veiligheid, geur, trillingen, bodemkwaliteit, cultureel erfgoed, of maatwerk. Voorbeelden van omgevingsrechtelijke delen van de APV die in een omgevingsplan kunnen worden opgenomen zijn evenementen, markten, terrassen, huishoudelijk afval of parkeerexcessen.
De gemeente kan voor elk gebied bepalen welke activiteiten zij al dan niet toestaat, zoals agrarische activiteiten, wonen of bedrijvigheid. In tegenstelling tot het bestemmingsplan hoeft de gemeente in haar omgevingsplan niet specifiek vast te leggen welke functie in welk gebied komt. Voor een ontwikkelingsgebied kan bijvoorbeeld worden gekozen voor een meer algemene beschrijving met randvoorwaarden. Daarnaast geeft de gemeente aan welke regels zij van toepassing acht op de activiteiten.
Een omgevingsplan wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Net als bij bestemmingsplannen is op het vaststellen van een omgevingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit betekent dat eerst een ontwerpomgevingsplan ter inzage moet worden gelegd, waar tegen door eenieder zienswijzen kunnen worden ingediend. Vervolgens stelt de gemeenteraad het omgevingsplan vast en kunnen belanghebbenden hiertegen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Aangezien veel gemeenten op 1 januari 2024 mogelijk nog geen omgevingsplan hebben vastgesteld, worden bestemmingsplannen vanaf die datum automatisch onderdeel van het omgevingsplan. Gemeenten hebben tot 1 januari 2032 de tijd om een omgevingsplan vast te stellen. Vanaf 1 januari 2024 geldt ook de zogenaamde "Bruidsschat", wat inhoudt dat bepaalde onderwerpen die vóór 1 januari 2024 in algemene maatregelen van bestuur zijn geregeld, automatisch in het omgevingsplan worden opgenomen. Hierbij kan worden gedacht aan regels over geluid, externe veiligheid of geur. Deze regels zijn voorlopig en kunnen door gemeenten worden aangepast aan lokale omstandigheden.