Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Vraag & antwoord Contouren nieuwe mestbeleid

Vraag & antwoord Contouren nieuwe mestbeleid.

Rijksoverheid 11 september 2020

Nieuws-persbericht

Nieuws-persbericht

1. Waarom wordt er eigenlijk een nieuw mestbeleid ontwikkeld?

De Minister van LNV heeft in haar brief van 23 december 2017 aangekondigd een herbezinning op het mestbeleid uit te willen voeren. Reden daarvoor was de complexiteit van de huidige regelgeving, maar ook de hoge fraudedruk en de milieu-opgave op het gebied van de waterkwaliteit. Gaandeweg zijn andere ambities - zoals het toewerken naar kringlooplandbouw en het verminderen van stikstofemissies - toegevoegd. Uiteindelijk wordt met deze contouren ook een robuuste en toekomstbestendige landbouw nagestreefd die structureel binnen de milieugrenzen (fosfaat, stikstof, klimaat, biodiversiteit) opereert en daardoor boeren toekomstperspectief biedt.

2. Hoe is de sector betrokken bij de totstandkoming van de contouren van het nieuwe mestbeleid?

In het begin van dit traject zijn diverse (regio)bijeenkomsten met boeren en sectorpartijen geweest waarin vele ideeën naar voren zijn gebracht. Een impressie van deze bijeenkomsten is hier te vinden. Ook heeft een consultatie van het boerenpanel plaatsgevonden en zijn wetenschappelijke adviezen ingewonnen. Het PBL publiceerde onlangs ook een quickscan over denkrichtingen voor de herbezinning van het mestbeleid. Dit is allemaal input geweest voor de contouren van het nieuwe mestbeleid.

3. Wat houden de contouren in?

De drie pijlers van het nieuwe mestbeleid zijn:

  • Grondgebondenheid: een volledig grondgebonden melkveehouderij en rundvleesveehouderij. Bedrijven uit andere veehouderijen kunnen kiezen tussen een grondgebonden bedrijfsvoering of het afvoeren van alle mest die zij produceren;

  • Afvoer en verwerking van mest: meer transparantie in meststromen en verwerking van alle mest van niet-grondgebonden bedrijven tot hoogwaardige mestproducten;

  • Gebiedsgerichte aanpak waterkwaliteit: in gebieden waar de (grond- en oppervlakte-) waterkwaliteit structureel achterblijft kan worden ingegrepen. Dit varieert van werken aan meer bewustwording en kennisvergroting tot, in het uiterste geval, beperkingen voor het telen van uitspoelingsgevoelige gewassen, zoals maïs, prei en aardappels.

4. Wat is de status van deze drie contouren?

De contouren zijn het vertrekpunt om samen met stakeholders verder te bouwen aan het nieuwe mestbeleid. Minister Schouten wil de komende tijd dus nog veel met boeren, sectorpartijen en andere stakeholders in gesprek om deze stip op de horizon te concretiseren. En zodoende in een volgende kabinetsperiode de benodigde wet- en regelgeving te wijzigen en vereenvoudigen.

5. Hoe dragen de contouren bij aan de omslag naar kringlooplandbouw?

Door de inzet op grondgebondenheid worden op bedrijfs- en/of regionaal niveau kringlopen gesloten. Samenwerkingsverbanden tussen veehouders en akkerbouwers kunnen hier een onderdeel van zijn. Voor het sluiten van kringlopen is het belangrijk dat kunstmest op termijn (voor een deel) vervangen kan worden door verwerkte mest. Kunstmest is een externe input in de landbouw. Vermindering daarvan draagt bij aan het terugdringen van broeikasgasemissies. Door de stabiele aanwas van dierlijke mest bij mestverwerkers kunnen ververwerkte mestproducten ontwikkeld worden die beter aansluiten bij de bemestingsbehoefte van akkerbouwers.

6. Het niet meer mogen uitrijden van mest op eigen grond, past toch juist niet bij kringlooplandbouw?

Niet-grondgebonden boeren kunnen de geproduceerde mest niet op eigen land – of in de directe omgeving – kwijt. Deze groep voert alle mest af naar een mestverwerker. Daardoor kan de kringloop op nationaal niveau beter gesloten worden, omdat verwerkte mestproducten beter kunnen aansluiten bij de bemestingsbehoefte van akkerbouwers en zo (voor een deel) kunstmest vervangen. Met deze werkwijze vereenvoudigen de meststromen en creëren we een transparante mestketen. Bij grondgebonden bedrijven worden kringlopen juist op bedrijfs- en/of regionaal niveau gesloten.

7. Op welke wijze dragen de contouren van het nieuwe mestbeleid ook bij aan het verbeteren van de bodemkwaliteit?

Bodemkwaliteit is een belangrijk aandachtspunt voor het mestbeleid en zal onderdeel zijn van de verdere uitwerking van de contouren.

8. Wat is precies de definitie van grondgebondenheid?

De basis is dat grondgebonden bedrijven de mest die zij produceren kwijt kunnen op hun eigen land. Daarnaast komt er ruimte voor het aangaan van samenwerkingsverbanden met boeren in de buurt. Dat betekent dat veehouders met andere agrariërs (bijvoorbeeld akkerbouwers) afspraken kunnen maken over het afzetten van onbewerkte dierlijke mest om grondgebonden te worden. Ook kan een boer ervoor kiezen om extra grond aan te schaffen om zo grondgebonden te worden. Samen met de sector wil minister Schouten - met dit als basis - het einddoel voor een grondgebonden sector verder invullen.

9. Wat zijn - ten aanzien van grondgebondenheid - dan zaken waarover de sector en andere betrokken stakeholders in het vervolggesprek nog mee kunnen denken en praten?

Daarbij kun je denken aan plaatsingsruimte (de hoeveelheid mest die op een bedrijf geplaatst/gebruikt kan worden), beschikbaarheid van geschikte landbouwgrond, het aantal dieren dat daar kan worden gehouden en de productie van deze dieren, alsmede het bijbehorende tijdspad om dat te bereiken.

10. Moeten niet-grondgebonden boeren die hun land willen bemesten in de toekomst dan mest inkopen van een mestverwerker?

Niet-grondgebonden boeren zullen al hun geproduceerde mest afvoeren naar een mestverwerker. Indien zij (dierlijke) mest nodig hebben om hun grond te bemesten, kunnen zij een samenwerkingsverband aangaan met een veehouder die (mede) daardoor grondgebonden wordt of mestverwerkingsproducten inkopen bij de mestverwerker.

11. Zijn melkveehouders die onderling afspraken maken met akkerbouwers over het afzetten van onbewerkte mest ook grondgebonden?

Ja, melkveehouders- of rundvleesveehouders kunnen afspraken maken met andere agrariërs, zoals akkerbouwers, over het afzetten van onbewerkte dierlijke mest en grondgebonden zijn.

Een grondgebonden veehouder moet alle geproduceerde mest op zijn/haar eigen grond kwijt kunnen. Het aandeel “eigen grond” kan vergroot worden door

samenwerkingsverbanden aan te gaan met andere agrariërs, zoals akkerbouwers. Ook kan een boer ervoor kiezen om extra grond aan te schaffen om zo grondgebonden te worden.

12. Op welke manier houden de contouren van het nieuwe mestbeleid rekening met de verschillende typen bedrijven die er zijn?

Er is bij de contouren van het nieuwe mestbeleid ook gekeken naar ruimte om het beleid meer te laten aansluiten op de verschillende bedrijfsrichtingen. Zo moet er ruimte zijn voor verschillen in regelgeving voor extensieve ten opzichte van intensieve bedrijfsvoering.

Hierdoor zijn er verschillende manieren voor een bedrijf om invulling te geven aan grondgebondenheid: door een extensieve veebezetting of door een intensievere bedrijfsvoering met een bedrijfsspecifieke verantwoording.

De contouren van het nieuwe mestbeleid geven daar gehoor aan, waarbij het goed is om te benadrukken dat de komende tijd nog veel met boeren, sectorpartijen en andere stakeholders gesproken zal worden om tot concrete uitwerking voor het nieuwe beleid te komen.

13. Wanneer gaat het nieuwe mestbeleid in? En hoe ziet het proces tot de inwerkingtreding eruit?

Komende tijd worden de contouren samen met stakeholders verder uitgewerkt. Zo komt er in oktober een webinar met de deelnemers aan de eerdere regiobijeenkomsten en met betrokken sectororganisaties. Ook organiseren we een interactieve sessie met de LNV- Community, waar veel boeren lid van zijn. Daarbij kijken wij ook naar realistische termijnen voor de verschillende veranderingen. Dat kan per onderdeel verschillen. Afhankelijk van de uitkomsten van deze gesprekken en sessies, bezien we met elkaar wat het optimale vervolgpad is.

14. Hoe bouwen de contouren verder op het huidige beleid?

De contouren bouwen verder op de ingezette richting van het mestbeleid ten aanzien van mestverwerking en grondgebondenheid. Met het nieuwe mestbeleid gaan we van een mestverwerkingsplicht voor overschotmest (mest die die niet op eigen grond kan worden aangewend) naar het verwerken van alle mest van de intensievere bedrijven (veelal varkenshouderij, pluimveehouderij en kalverhouderij) tot hoogwaardige mestproducten.

Ten aanzien van een grondgebonden melkveehouderij is er nu het stelsel van grondgebonden groei. Dat zorgt ervoor dat melkveehouders alleen kunnen groeien wanneer zij voldoende eigen grond bezitten. Nu willen wij naar een systeem waarbij bedrijven - die niet voldoende grond hebben om hun eigen mest uit te rijden – op termijn extra grond tot hun beschikking krijgen. Dat kan via de aankoop van eigen grond of via samenwerking met een andere boer uit de regio.

Ook de gebiedsgerichte maatregelen voor het verbeteren van de waterkwaliteit bouwen verder op het huidige beleid. Nu zijn er de Actieprogramma’s Nitraatrichtlijn, de Stroomgebiedsbeheerplannen vanuit de Kaderrichtlijn Water en het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW), die steeds meer teelt- en gebiedsgericht zijn geworden om de aanpak te richten op gebieden waar de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit nog achter blijft. Deze lijn zetten we door om de doelen op het gebied van de waterkwaliteit op termijn te realiseren.

15. Moeten melk- en rundvleesveehouders die te weinig grond hebben om geheel grondgebonden te zijn dan extra grond aanschaffen?

Er komt een tijdpad waarin melk- en rundvleesveehouders kunnen groeien naar voldoende eigen grond voor hun mestafzet. Dat kan ook door de mest duurzaam/regionaal via een samenwerkingsovereenkomst af te zetten bij bijvoorbeeld akkerbouwers of andere grondgebruikers.

16. Is er voldoende grond beschikbaar voor de melk- en rundvleesveehouders om volledig grondgebonden te worden?

Ja, er is in principe voldoende grond. Melk- en rundveehouders kunnen hun mest – via een samenwerkingsovereenkomst – immers ook op grond van andere agrariërs afzetten.

Bijvoorbeeld grond van akkerbouwers of van varkenshouders die hun eigen mest afvoeren naar de mestverwerking. Wel is de uitdaging in de ene regio groter dan de andere.

17. Zijn er voorwaarden verbonden aan de samenwerkingsverbanden om grondgebonden te worden?

Het is de bedoeling om in nauwe samenwerking met betrokken stakeholders te komen tot een goede invulling van deze regionale samenwerkingsverbanden.

18. Wat zijn de (eventuele) financiële consequenties van het nieuwe mestbeleid voor melk- en rundvleesveehouders die nog niet grondgebonden zijn?

Op termijn kunnen melk- en rundvleesveebedrijven alle geproduceerde mest binnen de gebruiksnormen afzetten op eigen grond of op grond waarvoor een samenwerkingsovereenkomst is afgesloten. Er zal ook worden verkend in hoeverre bedrijfsspecifieke verantwoording hierbij passend is. Het is op dit moment nog niet goed mogelijk een schatting te maken van de precieze kosten in de verschillende gebieden om regionale, duurzame samenwerkingsverbanden aan te gaan. Dat hangt onder andere af van het tijdspad om tot grondgebondenheid te komen en de voorwaarden die gesteld worden aan samenwerkingsovereenkomsten. Bedacht moet worden dat ook in de huidige situatie niet grondgebonden bedrijven jaarlijks kosten maken door de noodzakelijke afvoer van de overschotmest.

Overigens zullen gemengde bedrijven (melkveehouderij en/of varkens- of pluimveehouderij) in Oost en Zuid Nederland veelal niet de beschikking hebben over voldoende grond om al hun mest te plaatsen. Wellicht zullen deze bedrijven er voor kiezen om hun tak intensieve veehouderij af te splitsen en de mest af te voeren naar de mestverwerking zodat hun melkveetak grondgebonden wordt.

19. Veehouders worden grondgebonden of niet grondgebonden. Doorgaans zijn alleen melkveehouders grondgebonden. Wat betekent het nieuwe mestbeleid voor veehouders met varkens, geiten, kalveren en pluimvee?

Het is de bedoeling dat melkvee- en rundvleesveehouders in elk geval volledig grondgebonden worden. Andere veehouders, zoals varkens- of kalverhouders kunnen daarvoor kiezen. Als deze laatste bedrijven hun mest niet op eigen grond of via een samenwerking kunnen plaatsen, dan dienen zij alle mest die zij produceren te laten verwerken tot hoogwaardige bemestingsproducten.

20. Moeten niet-grondgebonden boeren die hun land willen bemesten mest straks inkopen van een mestverwerker?

Niet-grondgebonden boeren zullen al hun geproduceerde mest afvoeren naar een mestverwerker. Indien zij (dierlijke) mest nodig hebben om hun grond te bemesten, kunnen zij een samenwerkingsverband aangaan met een veehouder die (mede) daardoor grondgebonden wordt of mestverwerkingsproducten inkopen bij de mestverwerker.

21. Heeft Nederland genoeg mestverwerkers om die extra aanlevering van dierlijke mest te kunnen verwerken?

Dit aspect wordt meegenomen in de verdere uitwerking. Ook zullen wij samen met stakeholders kijken naar een (realistisch) tijdpad waarin de beschikbaarheid van mestverwerking van belang is.

22. Krijgen boeren die mest afvoeren daarvoor betaald?

Hoe de markt voor mest zich gaat ontwikkelen is moeilijk te voorspellen. Er zal meer mest van houders van varkens en kalveren naar de mestverwerking gaan. Daarbij zal de gewenste goedkeuring vanuit de Europese Commissie om hoogwaardige meststoffen in te kunnen zetten in de gebruiksruimte voor kunstmest een rol spelen. De mestverwerking is niet gratis, maar als er vanuit de markt meer vraag komt naar dergelijke producten en de mestverwerking kan opschalen, zal ook hier het marktperspectief beter worden.

23. Hoe is het op dit moment gesteld met de waterkwaliteit in Nederland?

De waterkwaliteit in Nederland is in de afgelopen dertig jaar sterk verbeterd. Telers hebben zich aangepast aan de gebruiksnormen en de veehouderij heeft de mestproductie en het mestoverschot fors verminderd. Deze inspanningen van de landbouwsector verdienen erkenning, maar helaas is het nog niet genoeg. Hoewel de grondwaterkwaliteit in Nederland de afgelopen 25 jaar aanzienlijk is verbeterd, wordt op droge, uitspoelingsgevoelige zand- en lössgronden (in het Zuiden en Oosten van Nederland) de norm van 50 mg/l nitraat in water dat uitspoelt uit de wortelzone vaak nog niet gehaald. De waterkwaliteitsverbetering is daar de laatste jaren gestagneerd. Daarom zullen gebiedsgerichte maatregelen nodig zijn.

24. Om wat voor soort maatregelen gaat het dan bij deze ‘gebiedsgerichte maatregelen’?

Het idee is om akkerbouwers meer mogelijkheden te geven om kennis op te doen van de gevolgen die bemesting op eigen land heeft voor de waterkwaliteit in de gebieden waar de waterkwaliteit achterblijft, bijvoorbeeld door dit zelf te kunnen meten. Indien de gebiedsgerichte maatregelen onvoldoende opleveren zullen verdergaande maatregelen

nodig zijn om de waterkwaliteit te verbeteren, zoals eventuele beperkingen aan de teelt van uitspoelingsgevoelige gewassen, zoals prei, mais en aardappels. Bij de teelt van deze gewassen komen meststoffen als fosfaat en stikstof gemakkelijker in het grond- of oppervlaktewater terecht.

25. Op welke manier kunnen boeren mee blijven praten of denken over de verdere uitwerking van de contouren voor het nieuwe mestbeleid?

In de eerste helft van oktober organiseren we een webinar om met alle eerder betrokken boeren en stakeholders en ook andere geïnteresseerden in gesprek te gaan over deze contouren. Meer informatie hierover maken we binnenkort bekend. Ook vindt er binnenkort een interactieve sessie plaats in de LNV Community, waar boeren zich nog voor aan kunnen melden. Graag wil de minister dus met stakeholders in gesprek blijven en boeren en deskundigen actief betrekken om deze contouren verder uit te werken tot goed werkbare regelgeving. Meer informatie is te vinden op rijksoverheid.nl.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.