Menu

Filter op
content
Omgevingsweb

Verkenning: waar in Nederland kan stikstofreductie het meeste opleveren voor de natuur?

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) vroeg het RIVM om te onderzoeken waar stikstofreductie gerealiseerd moet worden om de natuur zo effectief mogelijk te beschermen. Uit deze verkenning blijkt dat bij landbouw een gebiedsgerichte aanpak effectiever is voor natuurherstel dan algemene stikstofreductie verspreid over heel Nederland. Voor industrie en het wegverkeer geldt dit veel minder en is een landelijk emissiereductiebeleid ook effectief. Het RIVM benadrukt dat dit globale berekeningen zijn en dat de daadwerkelijke aanpak van de stikstofreductie per gebied gemaakt moet worden.

RIVM 18 november 2021

Nieuws-persbericht

Nieuws-persbericht

Bij deze globale analyse heeft het RIVM de effecten doorgerekend van een reductie van 30 kiloton ammoniak in de landbouw. Deze 30 kiloton komt overeen met de resultaten uit de eerder gepubliceerde QuickScan van PBL. Om deze reductie te realiseren, zijn verschillende varianten bekeken. De effectiviteit van alle varianten is vervolgens vergeleken met een basisvariant waarbij de vermindering van 30 kiloton in gelijke mate wordt verdeeld over de landbouw in heel Nederland.

Landbouw: gerichte reductie verlaagt depositie het meest

Het blijkt, afhankelijk van de variant, 15 tot 39 procent effectiever om de uitstoot gericht aan te pakken dan de uitstoot van elk landbouwbedrijf in Nederland evenredig te verminderen. Effectiever betekent hier: steeds minder natuuroppervlak met te veel stikstofdepositie. Hoe dichter een landbouwbedrijf bij een natuurgebied ligt, hoe groter het effect op de depositie in dat gebied is. Het meest effectief blijkt een gecombineerde aanpak: geen stikstofuitstoot in een zone van 1 kilometer rond Natura2000-gebieden én prioriteit geven aan de natuurgebieden waar de grootste hoeveelheid (vracht) stikstof neerkomt. Deze methode behaalt bovendien de meeste winst in gebieden die het meest kwetsbaar zijn.

Landelijke aanpak industrie en verkeer effectief

Anders dan in de sector Landbouw geldt voor de sector Industrie dat de bijdrage zich over een veel groter oppervlak verspreidt door veelal hoge schoorstenen en de vorm van uitgestoten stikstof (NOxStikstofoxiden). Dit gaat tot ver in het buitenland. Het loont hier dus minder om met name de uitstoot van bronnen nabij het Natura 2000-gebied te reduceren. Voor industrie blijkt generiek, landelijk emissiereductiebeleid daarom effectief.

Bij wegverkeer zijn maar beperkt lokale maatregelen mogelijk, omdat auto’s over het hele wegennet rijden. Wel kan het effectief zijn het verkeer op een bepaalde weg te verminderen.

Er is geen eenduidige benadering

De resultaten uit dit onderzoek kunnen gebruikt worden voor het inrichten van landelijk en regionaal beleid om stikstof te reduceren, in afweging met andere belangen. Dit onderzoek is geen blauwdruk voor een eenduidige benadering voor heel Nederland, dit verschilt per gebied. De instandhouding van de natuurgebieden staat centraal in de stikstof aanpak. Bij de regionale aanpak kan ook gekozen worden om te prioriteren op die natuurgebieden die het meest gevaar lopen. Verder is in deze verkenning niet gekeken naar de positieve effecten van stikstofbeleid op andere beleidsterreinen, zoals bijdrage aan temperatuurdaling en verbetering van de waterkwaliteit.

Samenhang met onderzoek PBL

Op 6 september jl. presenteerde het Planbureau voor de Leefomgeving een QuickScan van twee beleidspakketten voor het vervolg van de structurele aanpak stikstof. Het RIVM leverde een deel van de berekeningen en deze berekeningen zijn vanaf nu ook te vinden op de site van het RIVM.

Bijlagen

Bijdrage aan de stikstofdepositie in de natuur vanuit de industrie, het verkeer en de consumenten

Het RIVM heeft per Natura2000-gebied in kaart gebracht hoeveel de drie sectoren Industrie en energie, Verkeer, en Consumenten bijdragen aan de hoeveelheid stikstof die op de bodem neerslaat (depositie). Hierbij is onderzocht hoe belangrijk de afstand van dez bronnen tot het Natura 2000-gebied is. Het is een aanvulling op een vergelijkbaar onderzoek naar de bijdrage van de sector Landbouw. De opdrachtgever is het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De stikstofdepositie vanuit de industrie is gemiddeld twee procent van de totale depositie in Nederland. Daarmee is de bijdrage van de industrie aan de overschrijding van de stikstofbelasting in Natura2000-gebieden (kritische depositiewaarde) klein. De emissie van de industrie verspreidt zich in het algemeen over een veel groter oppervlak dan die van de landbouw. Het is daarom effectiever om de uitstoot door industriële bronnen in het algemeen te verlagen dan de depositie in specifieke natuurgebieden. Bij landbouw is dat laatste juist wel zinvol.

Het RIVM beschrijft wat de invloed van stikstofemissies van industrie is op de hoeveelheid stikstof die in drie Natura2000-gebieden neerslaat: de Grote Peel, Solleveld Kapittelduinen en de Veluwe. De informatie over de andere Natura2000-gebieden wordt er in spreadsheets bij geleverd. Het overzicht geeft ook inzicht welke de industriebedrijven het meeste bijdragen aan de depositie.

Verder is voor de sectoren Verkeer en Consumenten beschreven hoever de bronnen afzitten van een natuurgebied waar ze stikstofneerslag veroorzaken. Hun bijdrage ligt tussen die van Industrie en de Landbouw in. De uitstoot van verkeer verspreidt zich op vrij grote afstanden. Het wegverkeer ten zuiden van Amsterdam bijvoorbeeld veroorzaakt relatief veel stikstofneerslag op de Veluwe.

Verder blijkt dat een groot deel van de Nederlandse uitstoot van ammoniak op de Nederlandse bodem terechtkomt (53 procent). Voor stikstofdioxiden is dit percentage veel lager: 12 procent. Hiervan komt het grootste deel in het buitenland op de bodem terecht.

Ruimtelijk effect zonering emissiereducties landbouw

De overheid wil onderzoeken op welke plekken in Nederland een lagere uitstoot uit de landbouw de natuur het meest verbetert. Het RIVM heeft daarom het effect berekend van verschillende varianten die elk de totale uitstoot uit de landbouw met 30 kiloton ammoniak verminderen. Deze varianten zijn daarna vergeleken met een referentievariant. Bij de referentievariant wordt de vermindering van 30 kiloton in gelijke mate verdeeld over alle landbouwbedrijven in Nederland.

De varianten lopen uiteen. Zo is gekeken naar een maximale verlaging van de neerslag op de gevoelige natuur (de vracht). Maar ook naar een gebiedsgerichtere aanpak met zones die meer of minder geschikt zijn voor landbouw. Ook zijn er varianten gecombineerd. Verder is voor het veenweidegebied berekend wat het effect op de stikstofdepositie is van de maatregelen die vanwege klimaatbeleid worden genomen.

Het blijkt, afhankelijk van de variant, 15 tot 39 procent effectiever om de uitstoot gerichter aan te pakken dan de uitstoot van elk landbouwbedrijf in Nederland te verminderen (de referentievariant). Effectiever betekent hier dat er op steeds minder natuuroppervlak te veel stikstof neerslaat. Hoe dichter een landbouwbedrijf bij een natuurgebied ligt, hoe groter het effect op de depositie in dat gebied is. De stikstofdepositie daalt daarom het meest als er in een zone van 1 kilometer rond de Natura2000-gebieden geen stikstof meer wordt uitgestoten, in combinatie met de variant met een maximale verlaging van de vracht.

Volgens het RIVM heeft het beperkingen als beleid er alleen op is gericht om de stikstofdepositie op stikstofgevoelige natuur gemiddeld zo effectief mogelijk te laten dalen. Daarmee worden vooral grote gebieden in het midden van Nederland (zoals de Veluwe) ontlast. Het RIVM beveelt aan om bij beleidskeuzes ook andere factoren mee te wegen. Voorbeelden zijn de mate waarin een natuurgebied overbelast is met stikstof, en in hoeverre het effect van de verlaging regionaal uitpakt. Daarnaast beveelt het RIVM aan niet alleen te sturen op minder overschrijdingen van de maximaal aanvaardbare stikstofbelasting van de natuur (de kritische depositiewaarde), maar er ook op te letten hoe de kwaliteit van de natuur zich ontwikkelt.

Dit onderzoek is gedaan in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Aanleiding is de wens van het kabinet om een vervolgstap te nemen in de stikstofproblematiek. In het onderzoek is niet gekeken of het stikstofbeleid positieve effecten heeft op klimaat en de waterkwaliteit.

Aanvulling op het rapport 21-0166 Ruimtelijk effect zonering emissiereducties landbouw

Memo Quickscan doorrekening stikstof

Quickscan van twee beleidspakketten voor het vervolg van de structurele aanpak stikstof

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.