Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

De energietransitie: een puzzel die op regionaal niveau gelegd moet worden

"Omgevingsweb sprak met Vera Pieterman, plaatsvervangend directeur Warmte en ondergrond bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Ze houdt zich bezig met verschillende aspecten van de energietransitie en vertelt over de verdeling van verantwoordelijkheden tussen Rijk en regio. Deze transitie moet de komende jaren vorm gaan krijgen. Hoe krijgen lokale initiatieven genoeg ruimte? En hoe gaan de plannen van de RES daadwerkelijk beleid worden?"

12 maart 2019

In de Regionale Energiestrategie (RES) moet het allemaal gebeuren; daar komt de energietransitie tot stand. "Het is voor het eerst dat de besluitvorming zo stevig op regionaal niveau ligt," vertelt Vera Pieterman.

Verdeling verantwoordelijkheden

Pieterman: De afspraken die in het ontwerp Klimaatakkoord zijn gemaakt, zijn ambitieus en kunnen redelijk verstrekkend zijn. Er moeten aanpassingen gedaan worden die ons als persoon allemaal gaan raken. De manier waarop je woont, leeft, werkt, het vervoer: alles wordt anders. Het raakt ook het landschap. De energieopwekking wordt decentraler en dat is meer te zien. De energietransitie vraagt dus om meer ruimtelijke besluitvorming en die moet op de juiste plek komen te liggen. Daarom is er de keuze gemaakt om de RES op te zetten. Op lokaal niveau kunnen de beste afwegingen gemaakt worden tussen energie en andere belangen die specifiek in die regios spelen.

"De RES is Parijs in de praktijk. Daar gaat het echt gebeuren."

De energietransitie heeft een heel internationale kant. Het Klimaatverdrag is internationaal en de onderhandelingen beginnen op Europees niveau. De RES is Parijs in de praktijk. Daar gaat het echt gebeuren, daar bedenken we met de regio voorop met elkaar hoe we de ambities waarmaken en hoe dat eruit gaat zien.

Het is voor het eerst dat de besluitvorming zo stevig op regionaal niveau ligt. We zijn echt aan het pionieren. En daar hoort ook bij dat we zoeken naar de verdeling van verantwoordelijkheden tussen gemeenten, provincies en het Rijk.

Nationaal hebben we ons nu georganiseerd in het Klimaatakkoord; meer dan honderd partijen die afspraken maken over het bereiken van 49% CO2-reductie.

Daar zijn ook zaken besproken die raken aan de rijksverantwoordelijkheid, zoals de kostenkant. Hoeveel subsidie er is voor duurzame elektriciteitsopwekking bijvoorbeeld. Op dat soort themas neemt het Rijk het voortouw en binnen die kaders werken de energiestrategieën.

Daarbij blijven we binnen het Rijk verantwoordelijk voor het overeind blijven van de leveringszekerheid, wat zich vertaalt in de netinpassing. Dus lukt het om die zonne- en windparken die gepland gaan worden, kostenefficiënt en op een goede manier in de netten in te passen?

Uiteindelijk wordt het een puzzel die op regionaal niveau gelegd moet worden. De netbeheerders zitten ook vrij stevig in de RES om informatie aan te leveren en mede de plannen te vormen. Zij kunnen zeggen waar er wel of geen ruimte op het net is. De doelen moeten behaald worden, maar het moet ook technisch inpasbaar zijn. Daarom doen we dit ook allemaal in de regio. Zo komt er een zekere mate van eigenaarschap voor.

Deze vorm van regionale besluitvorming is nieuw; moet er wel gepionierd worden op zon transitie?

Pieterman: We doen dit op basis van eerdere ervaringen. We hebben het lopende Energieakkoord. Daar zijn afspraken gemaakt over hoeveel wind op land gerealiseerd gaat worden; de bekende 6000 megawatt. Daar hebben we een aantal dingen van geleerd. Bijvoorbeeld dat een doelstelling op techniek een moeilijke is. Binnen het Klimaatakkoord is het techniekneutraal, want dan kan de regio zelf de afweging maken wat er past binnen het landschap. En we laten het, anders dan bij die doelstelling van 6000 megawatt, veel meer van onderop komen. Dus op basis van de potentieelkaarten die er gaan komen, inventariseren wat het technisch en maatschappelijk potentieel is. Dus dat is heel anders dan 6000 megawatt verdelen over twaalf provincies. We kijken vanaf onderop; wat is het potentieel en waar komen we dan op?

Daarnaast hebben provincies en gemeenten aangegeven de ruimte te willen krijgen. Ze willen zich committeren aan de doelstelling, maar wel zelf de invulling bepalen.

En we hebben natuurlijk een aantal pilots met de RES gehad, in die zin doen we het niet helemaal voor het eerst. Het is dus pionieren gebaseerd op ervaringen.

We laten ook niet elke regio het wiel opnieuw uitvinden; er wordt een Nationaal Programma RES ingericht met als doel de regios te helpen. Het Nationaal Programma biedt kennis op het niveau van potentieelkaarten, data en processen. In de pilots zijn bijvoorbeeld ruimtelijke ateliers georganiseerd. Denk aan tafels met landkaarten waar je samen de opgave probeert te verdelen. Dat werkt heel goed. Het brengt kennis naar boven en laat ook zien hoe complex het is. Het Nationaal Programma kan helpen om zon sessie te organiseren.

Lokale initiatieven zijn belangrijk voor de energietransitie. Hoe krijgen deze genoeg ruimte binnen de RES?

Het streven is om te komen tot 50 procent lokale participatie in nieuwe opwek. Dat is best een forse ambitie. Bij de A16 komt bijvoorbeeld een windpark tot stand vanuit lokale initiatieven. Er is dan meer draagvlak voor zon park, wat ook zorgt voor een versnelling van de besluitvorming. Er zit dus veel maatschappelijk potentieel en daar wordt ruimte voor gegeven in het ontwerp Klimaatakkoord. De inwoners en belanghebbenden moeten kunnen participeren in planvorming en projecten, en inbreng kunnen leveren bij de wijkaanpak voor de transitie naar aardgasvrije wijken. Het Rijk helpt daarbij door geld vrij te maken en ondersteuning te bieden voor het tot stand komen van participatiecoalities. Hoe zorg je ervoor dat kennis en inzichten binnen de regio gebruikt worden bij de planvorming? Het geven van ruimte aan lokale initiatieven zorgt namelijk niet alleen voor draagvlak, maar het zorgt er ook voor dat je de aanwezige kennis uit de regio ophaalt.

Dat draagvlak is heel belangrijk voor de hele energietransitie, maar onlangs is bekend geworden dat bij de berekening van de energiekosten gebruik is gemaakt van oude cijfers. Dat helpt niet mee aan het creëren van draagvlak.

Wil je deze transitie op een acceptabele manier kunnen doen, dan zijn de kosten ongelofelijk belangrijk. De transitie gaat mensen raken, in de manier waarop je woont, je huis verwarmd wordt, je gaat het zien in de omgeving. En het kost geld. Het is dus belangrijk dat de uiteindelijke besluitvorming zoveel mogelijk in de regio plaatsvindt, in gesprek met inwoners. Dat is een van de redenen waarom we de Regionale Energiestrategieën zijn gestart. Het Rijk heeft daarnaast de verantwoordelijkheid voor een evenwichtige koopkrachtontwikkeling. Uit de laatste berekeningen van het CPB blijkt dat de koopkracht dit jaar stijgt met 1,6 procent en volgend jaar met 1,3 procent. In de koopkrachtcijfers zijn de meest actuele energieprijzen meegenomen, net als de effecten van de hogere btw en de hogere energierekening.

Als de strategie staat en de plannen gemaakt zijn, dan moeten die weer door naar de politiek. Wat als niet iedereen het eens is met de plannen. Zoals een gemeente die helemaal geen windmolens wil plaatsen en weet dat de kiezers daar niet op zitten wachten?

We hebben gezamenlijk, met provincies, waterschappen, gemeenten en Rijk afgesproken dat we het op deze manier, via de regios, gaan doen. Samen moeten de regios ervoor zorgen dat de optelsom uiteindelijk klopt zoals gesteld is in het ontwerp Klimaatakkoord: 35 terawattuur. Dus als dat na een half jaar niet klopt, moeten de regios zich er samen verantwoordelijk voor voelen. Daar zit bijvoorbeeld een bestuurlijke lijn in. Mocht blijken dat er niet alles wordt uitgehaald wat er volgens de potentieelkaarten inzit, dan ga je met elkaar in gesprek; hoe zorgen we dat we er meer uithalen?

Daarnaast hebben de decentrale overheden het voortouw om samen met ons (voor elektriciteit) een verdeelsystematiek te gaan ontwikkelen, omdat daar een kwantitatieve doelstelling voor is. Die verdeelsystematiek moet toegepast kunnen worden als het onderop-proces niet voldoende is.

"De provincie zou in de bevoegdheid van de gemeente kunnen treden. Maar daar wil niemand komen."

Dus als het lastig wordt door gemeentelijk bestuur moet een andere regio of een andere gemeente het oppakken?

Je hebt de verdeling tussen die 30 regios, daar maken we die verdeelsystematiek ook voor; stel dat het gezamenlijk proces niet uitkomt. Daarnaast kan het zijn dat het bínnen een regio niet gehaald wordt. Dan is er de bestuurlijke lijn: probeer er binnen de eigen bestuurlijke context uit te komen. Er kan ook een reden zijn dat de ene gemeente wat minder doet, maar dan moet de rest meer doen. Het idee is wel dat de RES als geheel zegt: dit wordt onze bijdrage aan de doelstelling. Dan is het ook aan de gemeenten en provincie om dat te halen. Uiteindelijk heb je ook nog het ruimtelijke instrumentarium; de provincie kan aangeven andere afwegingen te maken dan die ene gemeente. Dan kan zij in de bevoegdheid van de gemeente treden, om alsnog ruimte te maken voor duurzame elektriciteitsopwekking. Maar daar wil niemand komen. Het vertrouwen is er ook dat we er gewoon met elkaar gaan uitkomen.

Over het algemeen gezien: wordt de opgave onderschat of overschat?

Het interessante van energie is dat het heel makkelijk wordt teruggebracht naar percentages en concrete doelstellingen. Daar kan je mee rekenen. De opgave is 49% CO2-reductie, dan weet je hoeveel opwek er nodig is en hoeveel energiebesparing. Alles kan berekend worden, dus er is geen over- of onderschatting.

Wat subjectiever is, is de manier waarop dit het leven van mensen gaat beïnvloeden. Onze taak hierin is om alles zo objectief en duidelijk mogelijk te maken. Wat is de opgave precies? Van welke technische aannames kunnen we uitgaan? We investeren dan ook in vergelijkbaarheid van modellen, zodat iedereen de beschikbare data op dezelfde manier kan gebruiken.

De vrijheid ligt bij de regio's om de opgave in te vullen. Uiteindelijk komen gemeenten per wijk met een voorstel om van het aardgas af te gaan, of dat nou met een warmtenet op basis van geothermie of restwarmte is, of all electric, daar is keuzevrijheid in.

Qua tijd is het zeker haalbaar om dit voor 2030 voor elkaar te krijgen. Bij de Klimaattafels zijn veel partijen betrokken: de regios, de netbeheerders, de energiesector. Degenen die ook de initiatieven moeten gaan nemen. Allemaal partijen die samen hebben gezegd dat het in dit tijdsbestek moet kunnen en daar afspraken over hebben gemaakt.

Wat is dé duurzame energiebron waar we volgens u flink op moeten inzetten?

Het uitgangspunt van het Klimaatakkoord is: maximaal op wind op zee. Dat is een eerste stap, die ook uit de elektriciteitstafel is gekomen. Dat heeft qua kosten de voorkeur, maar ook wat betreft de impact op het land, op de omgeving. Daar hebben flinke innovaties en kostenreductie plaatsgevonden, dus wat volumes betreft gaat daar heel veel gebeuren.

En naast wind op zee ook drijvende zonneparken?

In een energieverkenning door de omliggende provincies aan het IJsselmeer is vanuit ruimtelijke kwaliteitsprincipes gekeken wat een realistisch potentieel zou zijn van het IJsselmeer voor energieopwekking. En daar komen drijvende zonnepanelen als een serieuze optie uit. Juist omdat daar al windparken zijn, zou ook gekeken kunnen worden naar een combinatie.

Wij kijken nu met Rijkswaterstaat ook wat er nog kan worden gedaan met de gronden van Rijkswaterstaat, langs wegen en dijken. Ik vind het interessant hoeveel potentieel we daar nog uit kunnen gaan krijgen.

Vera Pieterman spreekt op het congres De gemeentelijke energietransitie verder over de rol en de nodige regie van het Rijk. Bekijk het hele programma of meld u aan!

Artikel delen