Ik krijg momenteel veel vragen rond een tijdelijke woonunit (keet/stacaravan) bij een te bouwen of te verbouwen woning. En dan vooral of deze tijdelijke woonunit onder kwaliteitsborging valt. Om als woning onder kwaliteitsborging te vallen, kijken we uiteraard naar de activiteit bouwen. Hier staat in artikel 2.25 dat een bouwwerk met een dak vergunningplichtig is als deze:
a. niet op de grond staat;
b. hoger is dan 5 m;
c. bij meer dan een bouwlaag, is voorzien van een verblijfsgebied op de tweede bouwlaag of hoger;
d. is voorzien van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte; of
e. als gevolg van de bouwactiviteit een hoofdgebouw wordt.
Over het algemeen staan deze tijdelijke woonunits op de grond, en zijn deze niet hoger dan 5 meter. De discussie zit hem hier in de vraag of deze tijdelijke woonunit een hoofdgebouw is.
Bij verbouw van de woning, waarbij tijdelijk in de woonunit wordt gewoond kan deze worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk aangezien de woning (bijvoorbeeld de bestemming wonen) nog steeds het hoofdgebouw is op dat perceel dat voor de verwezenlijking van de op die grond rustende bestemming noodzakelijk is.
Staat de woonunit op bijvoorbeeld een agrarisch perceel, dan is het nooit een hoofdgebouw. En is zelfs de bedrijfswoning dan een bijbehorend bouwwerk. In dat geval is de woonunit altijd bouwtechnisch vergunningvrij, als deze niet hoger is dan 5m etc.
Staat er echter nog geen woning, en wordt de woonunit geplaatst voordat deze wordt gebouwd dan is de woonunit tijdelijk het hoofdgebouw. De discussie op Linkedin is of die woonunit nu kan worden gezien als bijbehorend bouwwerk als de vergunning voor de te bouwen woning al is verleend. Maar onder de Omgevingswet is ‘beoogd’ niet meer terug gekomen in de definitie. Dus het gaat om het op dat moment feitelijke aanwezige hoofdgebouw, waar op dat moment in wordt gewoond. En dan is die woonunit (stacaravan/bouwkeet) waar tijdelijk in wordt gewoond een meldingsplichtig bouwwerk.
Maar dan even mijn vraag hoe de gemeenten hier voor de Omgevingswet mee omgingen. Werd er dan ook een ‘bouwvergunning’ voor zo’n tijdelijke woonunit (bouwkeet/stacaravan) verleend? En werd deze dan ook geheel getoetst aan de bouwtechnische regels? Als dat niet het geval was, waarom wordt de praktische invulling dan niet voortgezet onder de Omgevingswet en scharen we deze tijdelijke situatie onder het artikel 2.27 lid 2.j (De tijdelijke bouwwerken tijdens de bouw- onderhouds of sloopactiviteit). Dit scheelt de aanvrager veel geld, en zeg nu zelf, wat zou een kwaliteitsborger moeten gaan borgen aan een 6e hands stacaravan? O. Ja. Juridisch....
Voor wat betreft de Omgevingsplanactiviteit is dit toch echt een buitenplanse omgevingsplanactiviteit als deze ook wordt gezien als hoofdgebouw en niet als bijbehorend bouwwerk. Waarbij er dan een Bopa moet worden verleend met een tijdelijke instandhoudingstermijn.
Met dank aan Henry de Roo, en Hajé Van Egmond.
