Gemeenten zijn blij met de hulp vanuit het Ondersteuningsprogramma klimaatadaptatie van de VNG. De kracht van het programma zit in het maatwerk per gemeente. Dat zijn enkele eerste bevindingen van het programma.
Vanuit het ondersteuningsprogramma worden gemeenten geholpen door 12 ervaren en gespecialiseerde adviseurs. Zij helpen een gemeente in beeld te brengen hoe ver zij is met de uitvoering van het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie (DPRA) en welke ondersteuning zij vooral nodig heeft. Vervolgens kunnen de adviseurs ook bijspringen in de uitvoering. De ondersteuning is bedoeld als zetje in de rug: na tijdelijke hulp kan de gemeente er zelfstandig mee verder.
Uit de tussenrapportage blijkt onder meer dat de behoefte aan ondersteuning het hoogst is bij kleinere gemeenten (20.000-40.000 inwoners). Zij hebben vaak zelf te weinig mensen, middelen en kennis om met klimaatadaptatie aan de slag te gaan op een integrale manier. In het fysiek domein spelen verschillende grote opgaven die met elkaar samenhangen. Maar regelmatig ontbreken de tijd en het overzicht om deze opgaven gestructureerd en efficiënt aan te pakken. De titel van het rapport is daarom ook ‘Waar is het bos achter de bomen?’
Omdat de ondersteuning goed blijkt te werken en de vraag daarnaar groter is dan wat het programma kan leveren, kijkt de VNG naar mogelijkheden om het programma uit te breiden of te verlengen. Zo kunnen we mogelijk het programma verbreden door de adviseurs ook in te zetten bij het maken van governance-afspraken tussen gemeenten, werkregio’s, provincies en waterschappen. De samenwerking tussen die partijen blijkt overal anders georganiseerd. Heldere afspraken kunnen de uitvoering van het DPRA versnellen.
