In een uitspraak over waterputten vlakbij een Natura 2000-gebied buigt de Afdeling zich over de eventuele natuurvergunningplicht. De Afdelingsuitspraak laat zien dat niet alleen stikstofdepositie tot discussies over bestaand gebruik, referentiesituatie en natuurvergunningplicht leidt. De effecten van grondwateronttrekking op bepaalde Natura 2000-gebieden zijn steeds meer merkbaar. Tegelijkertijd zet de toenemende vraag naar grondwater de beschikbaarheid van voldoende grondwater onder druk (zie bijvoorbeeld Deltares). Dat leidt tot dilemma’s – dat is in toenemende mate te zien in de rechtspraak en daarvan is deze uitspraak een mooi voorbeeld. De uitspraak laat echter ook nog een paar belangrijke vragen open.
In een uitspraak over waterputten vlakbij een Natura 2000-gebied buigt de Afdeling zich over de eventuele natuurvergunningplicht. De Afdelingsuitspraak laat zien dat niet alleen stikstofdepositie tot discussies over bestaand gebruik, referentiesituatie en natuurvergunningplicht leidt. De effecten van grondwateronttrekking op bepaalde Natura 2000-gebieden zijn steeds meer merkbaar. Tegelijkertijd zet de toenemende vraag naar grondwater de beschikbaarheid van voldoende grondwater onder druk (zie bijvoorbeeld Deltares). Dat leidt tot dilemma’s – dat is in toenemende mate te zien in de rechtspraak en daarvan is deze uitspraak een mooi voorbeeld. De uitspraak laat echter ook nog een paar belangrijke vragen open.
Wat speelde er?
De provincie Drenthe was gevraagd om handhavend op te treden tegen verbreding van een bestaande waterput en het gebruik daarvan sinds 2018. Ook was gevraagd om handhaving tegen de aanleg van een nieuwe waterput in 2019 en het gebruik daarvan. Beide putten worden gebruikt ten behoeve van bollenteelt en liggen vlakbij het Natura 2000-gebied Holtingerveld. Het verzoek om handhaving is gebaseerd op overtreding van de Wet natuurbescherming (‘Wnb’), omdat de bollenteler geen natuurvergunning heeft. Die vergunning is volgens de verzoeker wel nodig: niet is uitgesloten dat de grondwateronttrekking kan leiden tot significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied.
De provincie heeft het handhavingsverzoek toegewezen waar het gaat om het aanleggen van de nieuwe put (put 2). Een last onder dwangsom is opgelegd. Een beroep van de teler tegen die last heeft de rechtbank Noord-Nederland ongegrond verklaard. Het hoger beroep gaat niet over deze put; daarmee staat de rechtmatigheid van de last onder dwangsom niet meer ter discussie.
Het handhavingsverzoek heeft de provincie afgewezen voor zover het gaat om de bestaande put (put 1). Reden daarvoor is dat het gebruik van put 1 volgens de provincie onder bestaand gebruik valt in de zin van artikel 2.9 Wnb en het Beheerplan Holtingerveld (‘Beheerplan’). De rechtbank Noord-Nederland ging daar niet in mee: bij bestaand gebruik moet sprake zijn van het daadwerkelijk gebruiken van de aangelegde put voor 1 november 2015. Daarvan was hier niet gebleken.
Hoger beroep
De Afdeling doet nu uitspraak op een (incidenteel) hoger beroep van de bollenteler en van de verzoeker om handhaving.
De Afdeling stelt eerst vast dat put 1 is aangelegd (1998) voor de datum waarop het Holtingerveld is aangewezen als Habitatrichtlijngebied (7 december 2004). Onduidelijk is of voor die referentiedatum een toestemming is verleend voor put 1. Dat heeft de provincie ten onrechte niet onderzocht. Evenmin heeft de provincie onderzocht of daarna een beperkende toestemming is verleend met minder gevolgen. De eventuele referentiesituatie en omvang daarvan is dus onbekend. De provincie zal dan ook een nieuw besluit moeten nemen. Tegen dat nieuwe besluit kan rechtstreeks beroep worden ingediend bij de Afdeling.
Na de rechtbankuitspraak heeft de provincie in een nieuw besluit (alsnog) de bollenteler gewaarschuwd en hem gevraagd om een voortoets over de gevolgen van put 1. Ook uit dit besluit blijkt niet of sprake is van een toestemming van voor de referentiedatum en eventueel nadien beperkende toestemmingen. De Afdeling vernietigt dus ook dit besluit.
Gevolgen en openstaande vragen
De effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden houden de juridische gemoederen al geruime tijd bezig. In toenemende mate spelen nu ook hydrologische effecten van onttrekking een rol in de rechtspraak. Bijvoorbeeld bij de vraag naar een eventuele vergunningplicht. Deze uitspraak krijgt op dat punt nog een vervolg. De uitspraak laat, voor nu, een paar belangrijke vragen onbeantwoord.
Ten eerste komt in de uitspraak niet naar voren aan welk type toestemming de bollenteler een referentiesituatie zou kunnen ontlenen. Recent overwoog de rechtbank Oost-Brabant dat een vergunning of registratie op grond van de (grond)waterregelgeving niet automatisch betekent dat er toestemming in het kader van de natuurregelgeving bestaat. En de rechtbank Zeeland-West-Brabant kwam in een tussenuitspraak uit januari 2024 tot de slotsom dat een Grondwaterwetvergunning niet kan worden aangemerkt als toestemming als bedoeld in de natuurbeschermingswetgeving. Het is afwachten hoe de Afdeling hierover oordeelt.
De Afdeling komt in deze uitspraak ook (nog) niet toe aan de vraag of de ‘bestaand-gebruik-uitzondering’ op grond van de Wnb (het oude recht geldt hier nog) en het Beheerplan in dit geval uitkomst zou kunnen bieden voor de bollenteler. In par. 8.1.3 van het Beheerplan is het volgende te vinden:
De rechtbank Noord-Nederland vond dat een redelijke uitleg van het Beheerplan met zich brengt dat onder ‘bestaand gebruik’ alleen waterputten vallen die daadwerkelijk in gebruik waren op of rond 1 november 2015. Of dat oordeel stand houdt, is onzeker.
Overigens gaat de Afdeling niet over tot exceptieve toetsing van het Beheerplan aan de Habitatrichtlijn. Onder verwijzing naar een eerdere uitspraak overweegt de Afdeling dat tegen dat deel van het Beheerplan beroep open stond. Omdat verzoeker om handhaving indertijd geen beroep heeft ingesteld, kan hij de (on)juistheid van het Beheerplan niet nu opnieuw ter discussie stellen. Men kan zich afvragen of een belanghebbende met de passage in het Beheerplan voldoende geïnformeerd is om een weloverwogen beslissing te nemen over het instellen van beroep. Specifieke informatie over de locatie, omvang e.d. ontbreekt immers.
Tot slot
De provincie is weer aan zet. Daarna volgt waarschijnlijk opnieuw beroep en een uitspraak van de Afdeling. Wordt vervolgd.