Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Kamerbrief over monitoring van natuurinformatie

Staatssecretaris Van Dam (EZ) stuurt een brief naar de Tweede Kamer met afspraken die hij met de provincies heeft gemaakt over de monitoring van natuurinformatie ten behoeve van nationale, Europese en internationale rapportages.

Van Dam 22 March 2016

Nieuws

Met deze brief informeer ik u over afspraken die ik met de provincies heb gemaakt over de monitoring van natuurinformatie ten behoeve van nationale, Europese en internationale rapportages. Verder informeer ik u over de invulling van de motie van het lid Van Veldhoven c.s., waarin de regering wordt verzocht externe experts zoals de Algemene Rekenkamer en het Planbureau voor de Leefomgeving te betrekken bij het opstellen van het monitoringssysteem (TK 33348, nr. 146). Tevens ga ik in op de motie van de leden Geurts en Leenders, waarin de regering wordt verzocht in het kader van de uitvoering van het Natuurpact en het uitvoeringsprogramma samen met provincies de betrokkenheid van vrijwilligers en hun organisatie op te nemen (TK 33576, nr. 54). Ten slotte ga ik in op de toezegging die mijn voorganger heeft gedaan tijdens de behandeling van de Wet natuurbescherming op 25 juni 2015 om u nader te informeren over de landelijke databank met natuurinformatie en de relatie hiervan met de Laan van de Leefomgeving.

Onze natuurlijke leefomgeving is belangrijk voor de samenleving, niet alleen in de vorm van beschermde natuurgebieden in Nederland of daarbuiten, maar ook dicht bij huis, in de stad en in het landelijk gebied. Hierover zijn in nationaal, Europees en internationaal verband afspraken gemaakt. Met het Natuurpact en recent de Wet natuurbescherming zijn grote delen van het nationale natuurbeleid gedecentraliseerd naar provincies. Provincies hebben daarmee de verantwoordelijkheid gekregen om binnen die kaders en met de daarvoor beschikbaar gestelde middelen het natuurbeleid vorm te geven. Mede met dit gedecentraliseerde natuurbeleid geeft Nederland invulling aan Europese en internationale afspraken over natuur en biodiversiteit. Ten behoeve van die afspraken rapporteert de Rijksoverheid als systeemverantwoordelijke aan de Tweede Kamer, de Europese Commissie en internationale verdragsorganisaties over de staat (kwaliteit) en omvang (kwantiteit) van de Nederlandse natuur.

Informatievoorziening natuur

Vanuit de gedecentraliseerde verantwoordelijkheid voor de uitvoering en invulling van het natuurbeleid ligt het voor de hand dat provincies het voortouw nemen in de monitoring van informatie over staat en omvang van natuur. De provincies geven hun maatschappelijke partners en BIJ12, de gezamenlijke uitvoeringsorganisatie van de provincies, daarin een belangrijke rol. In bijgaande notitie van de provincies is weergegeven hoe zij hieraan invulling geven.

Vanuit de systeemverantwoordelijkheid van het Rijk inzake de Europese en internationale afspraken zijn met de provincies afspraken gemaakt over de rapportages waarvoor natuurinformatie moet worden verzameld. Dit betekent dat monitoring nodig is voor zowel de internationale natuurrapportages als voor de in voortgangsrapportages over de in het Natuurpact gemaakte afspraken over de realisatie en kwaliteit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), Natura 2000 en Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), het soortenbeleid, de natuur buiten het NNN en het agrarisch natuurbeheer.

Dit gebeurt samen met betrokken partijen zoals vertegenwoordigers van Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGOs), die gebruik maken van de vele vrijwilligers voor het tellen van planten en dieren, en het PBL en CBS. Deze organisaties krijgen zitting in beoogde stuurgroepen en deskundigenteams. Voor de informatiewinning zijn die vrijwilligers cruciaal. De informatie dient ook

gebruikt te kunnen worden voor de Balans voor de Leefomgeving (PBL) en de Natuurstatistieken van het CBS. Met de Algemene Rekenkamer is afgesproken dat

zij op de hoogte zal worden gehouden van de ontwikkelingen en dat de nodige informatie-uitwisseling zal plaatsvinden. Op deze manier is enerzijds een onafhankelijke kwaliteitstoetsing geborgd én zijn alle organisaties die de natuurinformatie verzamelen en gebruiken nauw betrokken bij de organisatie. Hiermee heb ik invulling gegeven aan de motie van het lid Van Veldhoven c.s. (TK 33348, nr. 146) over de betrokkenheid van onafhankelijke deskundigen en de motie van de leden Geurts en Leenders (TK 33576, nr. 54) over de betrokkenheid van vrijwilligers.

Tijdens de behandeling van de Wet natuurbescherming in de Tweede Kamer op 25 juni 2015 heeft mijn voorganger toegezegd u nader te informeren over de landelijke databank met natuurinformatie en de relatie hiervan met de Laan van de Leefomgeving. De verzamelde natuurinformatie wordt opgeslagen in een landelijke databank die door BIJ12 wordt beheerd en die momenteel door vijf partijen wordt ondersteund: het Interprovinciaal Overlegorgaan (IPO), de ministeries van Economische Zaken (EZ) en Infrastructuur en Milieu (I&M), Rijkswaterstaat (RWS) en terreinbeherende organisaties (Natuurmonumenten, 12 Landschappen en Staatsbosbeheer). Deze informatie kan ook beschikbaar worden gesteld voor het beoogde Digitale Stelsel Omgevingswet (de opvolger van de Laan van de Leefomgeving). De provincies zijn de kwartiermakers voor dit Informatiehuis Natuur en hebben deze taak vooralsnog belegd bij hun uitvoeringsorganisatie BIJ12. In december 2015 is een nadere analyse opgeleverd over het mogelijke Informatiehuis Natuur. Deze analyse wordt verder meegenomen in het kader van het Digitale Stelsel Omgevingswet.

---

Gezamenlijke notitie van IPO en BIJ12:

Naar een landelijke samenhangende natuurmonitoringsystematiek

Naar een nieuwe set van informatie

Met de decentralisatie van het natuurbeleid is de wijze waarop de provincies het Rijk informeren over de voortgang van de natuuropgaven veranderd. Provincies zijn verantwoordelijk voor grote delen van het natuurbeleid op land en uitvoering ervan; het Rijk is systeemverantwoordelijke. Dat betekent dat verantwoording over bijvoorbeeld de inzet van middelen voor dat provinciale natuurbeleid, of over de concrete uitvoering, verloopt van Gedeputeerde Staten naar Provinciale Staten. Tegelijkertijd zorgen de provincies ervoor dat het Rijk, en daarmee ook de Tweede Kamer, beschikt over de informatie die het nodig heeft om de rol van systeemverantwoordelijke in te vullen.

In het

Bestuursakkoord Natuur

hebben Rijk en provincies afgesproken dat zij gezamenlijk een eenvoudige, samenhangende monitoringsystematiek ontwikkelen waarmee invulling gegeven kan worden aan de Europese rapportageverplichtingen

[1]

. In het

Natuurpact

is aanvullend afgesproken dat de provincies het kabinet jaarlijks informeren over voortgang van de daarin gemaakt afspraken. Op basis van de door de provincies verstrekte informatie wordt ook de Tweede Kamer geïnformeerd. Daarnaast is in het

Natuurpact

afgesproken dat de voortgang van de gemaakte afspraken driejaarlijks wordt geëvalueerd door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). PBL benut hiervoor de voortgangsrapportages en de op basis van dit monitoringsysteem verkregen informatie.

Voorafgaande aan 2014 rapporteerden de provincies al over de omvang en groei van de EHS via de jaarlijkse rapportage

Natuurmeting Op Kaart

(NOK). In 2015 en volgende jaren is deze rapportage opgevolgd door de nieuwe

Voortgangsrapportage Natuur

in de provincie (VRN). De eerste nieuwe voortgangsrapportage is op 18 december 2015 naar de Tweede Kamer gestuurd. Vanaf 2017 zal eveneens gerapporteerd worden over de kwaliteit van het

Natuurnetwerk

Nederland

(NNN, voorheen: EHS). Er is nu dus sprake van een voortgangsrapportage over het NNN als het gaat om verwerving, inrichting en beheer, maar de rapportage gaat meer ook zicht geven op de natuurkwaliteit. Om die reden zijn in deze rapportage ook al voorbeelden opgenomen over de provinciale uitvoeringspraktijk.

Met de informatie voor de Europese rapportageverplichtingen, de jaarlijkse voortgangsrapportage over het

Natuurpact

en de driejaarlijkse evaluatie wordt een nieuwe set aan informatie geleverd, die aansluit bij de systeemverantwoordelijkheid van het Rijk.

Een samenhangend monitoringsysteem

De basis voor het volgen van de realisatie van de natuurambities, het rapporteren van de resultaten van het natuurbeleid en de evaluatie van de effecten van het uitgevoerde beleid wordt gevormd door het registeren van natuurgegevens. Bij de natuurmonitoring worden gegevens in het veld verzameld, opgeslagen als data en gebundeld tot informatie waarmee de analysen kunnen worden verricht om te voldoen aan de Europese rapportageverplichtingen. Goede samenhang tussen de monitoringsystemen en de daarmee ondersteunende informatiesystemen is daarbij cruciaal.

De uitwerking van deze samenhangende monitoring- en informatiesystematiek pakken de provincies samen op met het ministerie en met partners, waarbij bestaande en nieuwe systemen goed op elkaar zijn afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is de

need to report

op basis van de internationale rapportageverplichtingen en de in het

Natuurpact

overeengekomen rapportages op nationaal en provinciaal niveau. Een samenhangende monitoringsystematiek geeft ook samenhang in de informatieverzameling en -verwerking, en zo beter zicht op- en invullen van witte vlekken. Deze effectievere opzet en uitvoering van de monitoring leidt daarmee ook tot betere rapportages. Leidend daarbij is het principe: éénmalige inwinning, meermalig gebruik.

Het verzamelen van gegevens in het veld gebeurt veelal door professionele experts, onder aansturing van Terrein Beherende Organisaties en provincies. Maar de rol van vrijwilligers bij verzameling van natuurgegevens is zeer belangrijk en wordt steeds groter. Door vrijwilligers te betrekken bij de ontwikkeling van een samenhangende monitoring- en informatievoorziening ontstaat de mogelijkheid om burgers een actieve rol te geven ten bate van onze natuur. Een andere ontwikkeling is dat steeds meer behoefte is aan open data. Het gesprek hierover moet zorgvuldig worden gevoerd met de maatschappelijke partners die een rol spelen bij de gegevensverzameling.

Aanpak

Om een samenhangende monitoring- en informatiesystematiek te realiseren zijn provincies en het Rijk begin 2014 gezamenlijk gestart met het project

Monitoring en informatievoorziening Natuurrapportages

. De kaders en randvoorwaarden zijn gezamenlijk vastgesteld; de uitvoering en coördinatie is belegd bij de gezamenlijke uitvoeringsorganisatie van de provincies: BIJ12.

Het project heeft eerst een inventarisatie gedaan van de bestaande monitoringsinstrumenten en informatiesystemen. Er is in de afgelopen jaren natuurlijk op dit vlak al heel veel ontwikkeld door veel partijen, maar de onderlinge afstemming heeft daarbij niet altijd voorop gestaan.

Op basis van de informatie die voor de verschillende rapportages uit het

Natuurpact

noodzakelijk is, is vervolgens medio 2015 een eindbeeld vastgesteld van alle bouwstenen, voor de monitoring- en informatiesystematiek, en is ook hun onderlinge samenhang uitgewerkt. Deze bouwstenen hebben betrekking op alle ecologische aspecten uit het

Natuurpact

: de rapportages over de verschillende internationale biodiversiteits- en natuurafspraken én de afspraken over onder meer de realisatie en kwaliteit van het NNN, Natura 2000 en PAS, het soortenbeleid, natuur buiten het NNN en het agrarisch natuurbeheer.

Dit eindbeeld liet ook zien dat met de bestaande monitoringsinstrumenten en informatiesystemen - al veel bouwstenen van dit eindbeeld voorhanden te zijn, maar dat de samenhang kon worden verbeterd. Door telkens de gehele MDIAR-keten van monitoring in het veld (M), via data-opslag (D), en bundeling tot informatie (I), naar analyse (A) en rapportage (R) - te doorlopen, zijn bestaande onderdelen in samenhang gebracht, zijn ontbrekende voorzieningen en methodieken aan het licht gekomen en is een slimmer en efficiëntere

supply-chain

voor de verschillende rapportages ontstaan.

Daarnaast is gewerkt aan de omgeving: een goed afsprakenkader is immers de basis voor een samenhangende monitoring- en informatiesystematiek, en daarbij moet ook gewerkt worden aan een effectieve netwerksturing. Die integratie van bestaande bouwstenen, de ontbrekende bouwstenen en het afsprakenkader, is in 2015 door provincies en Rijk in een uitvoeringsplan vastgesteld, zodat de realisatie van het vastgestelde samenhangende eindbeeld kan worden opgepakt.

Naar aanleiding van het uitvoeringsplan wordt, onder regie van BIJ12, samen met provincies, Rijk en ketenpartners een aantal ontbrekende bouwstenen ontwikkeld. Enkele voorbeelden:

  • Om in 2017 een eerste gekwantificeerd oordeel over de natuurkwaliteit van het NNN in de Voortgangsrapportage Natuur te kunnen geven wordt dit jaar een rekenmodule gebouwd.

  • Tevens wordt dit jaar gewerkt aan de ontwikkeling van een Centrale Vegetatiedatabank die bestaande, nog losstaande, voorzieningen van ketenpartners met betrekking tot vegetatiegegevens met elkaar verbind. Deze uniform opgezette en breed gedragen databank zorgt voor een betere toegankelijkheid en kwaliteit van vegetatiekarteringen en habitattypekaarten. Deze zijn op hun beurt van cruciaal belang bij de beoordeling van de natuurkwaliteit van het Natuurnetwerk Nederland, de Natura 2000-gebieden en de PASgebieden.

  • Echter alle gegevens zijn alleen maar zo goed als hun input daarom is bijvoorbeeld ook een landelijk uniform inwinningsprotocol opgesteld voor dergelijke vegetatiegegevens, in een unieke samenwerking tussen Terrein Beherende Organisaties, Groene Bureaus, Rijkspartijen en wetenschap.

  • Naast de Centrale Vegetatiedatabank zal de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) worden beheerd en doorontwikkeld zodat ingespeeld kan worden op nieuwe vragen die voortkomen uit bijvoorbeeld de monitoring van het vernieuwde stelsel van (collectief) agrarisch natuurbeheer.

  • Voor het PAS zijn bv. specifieke methodieken ontwikkeld die onderbouwen of herstelmaatregelen daadwerkelijk genomen worden en effect hebben. Dit is van belang voor de onderbouwing van de uitgifte van Ontwikkelruimte.

Tientallen verschillende ketenpartners zijn nadrukkelijk betrokken bij deze ontwikkelingen. Een belangrijk deel van de natuurgegevens wordt verzameld door maatschappelijke partners en vrijwilligers. Bij de uitwerking van de monitoringssystematiek wordt daarom vanuit provincies en betrokken ministeries ook zoveel mogelijk de samenwerking hiermee gezocht. Het gaat daarbij om organisaties als Terrein Beherende Organisaties, Rijkswaterstaat, Particuliere Gegevensbeherende Organisaties en Alterra WOT; maar ook Groene Bureaus, CBS en PBL. Met vertegenwoordigers uit deze organisaties wordt bekeken hoe de verschillende monitoring- en informatiesystemen goed op elkaar kunnen worden afgestemd en welke witte vlekken er nog zijn en kunnen worden ingevuld. Omdat deze monitorings- en informatiesystemen en de daaruit voortkomende rapportages ook de basis vormen voor de driejaarlijkse evaluaties van het PBL, is ook het PBL nauw betrokken geweest bij de uitwerking van het eindbeeld.

Betere input is betere output

Deze samenhangende monitoring- en informatiesystematiek, het principe: éénmalige inwinning, meermalig gebruik, het afsprakenkader, de netwerksturing en de participatie van tientallen maatschappelijke partners - zorgen uiteindelijk voor betere rapportages. Provincies realiseren hiermee een monitorings- en rapportagesystematiek die noodzakelijk is voor alle drie de niveaus: de Europese-, rijks- en provinciale rapportages; waarmee resultaatgerichter en kosteneffectiever informatie kan worden verzameld en die beter is toegesneden op de informatiebehoefte die is afgesproken in het

Natuurpact

.

[1]

Het gaat hierbij om de informatie die nodig is voor de 6-jaarlijkse VHR-rapportage, voor de derogaties o.b.v.

de vogel- en habitatrichtlijn, de conventie inzake biologische diversiteit (CBD), en de verdragen van Bern, Ramsar en Bonn

Artikel delen