Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

FAQ: Is gelijkwaardigheid methode BvB 2007 toegestaan bij een nevenfunctie kantoor groter dan 100 m2 in groot industriefunctie

Voor de bouw van een bedrijfshal is in maart 2013 een omgevingsvergunning verleend voor o.a. het bouwen. Het vergunde plan omvatte een bedrijfshal van 1.570 m2 waarbinnen een kantoorgedeelte werd voorzien van 71 m2.

Adviescommissie brandveiligheid 2 February 2016

FAQ: Is gelijkwaardigheid methode BvB 2007 toegestaan bij een nevenfunctie kantoor groter dan 100 m2 in groot industriefunctie

Dit is toegestaan conform Bouwbesluit artikel 2.83 lid 8 waarin is geregeld dat nevenfuncties van de industriefunctie, tot een maximum van 100 m2 vloeroppervlak, gelegen mogen zijn binnen het brandcompartiment van een industriehal die groter is dan 1.000 m2.

Bij inspectie door de gemeente is in september 2014 geconstateerd dat, in afwijking van de verleende vergunning en in afwijking van Bouwbesluit artikel 2.83 lid 8, een bedrijfshal van 1.570 m2 was gerealiseerd waarbinnen een kantoorgedeelte van 246 m2 was gerealiseerd.

De opdrachtgever heeft hierop besloten om een aanvraag in te dienen voor het intern verbouwen van het bedrijfspand tot een kantooroppervlak van 302 m2. Omdat het totaal aan kantooroppervlak groter is dan is toegestaan voor een nevenfunctie binnen een industriefunctie, is gebruik gemaakt van de methode Beheersbaarheid van Brand 2007 (BvB 2007, maatregelpakket I) om een gelijkwaardige veiligheid te onderbouwen.

De gemeente is van mening dat met BvB 2007 (tot 1 juni 2015) en met NEN 6060 (na 1 juni 2015) een gelijkwaardige veiligheid kan worden aangetoond voor het gehele brandcompartiment voor zover dit groter is dan 2.500 m2. De methode BvB 2007 leent zich volgens de gemeente niet voor het onderbouwen van de realisatie van meer dan 100 m2 aan nevenfunctie binnen een industriefunctie in afwijking van artikel 2.83 lid 8.

Adviesvraag
Mag aanvrager in deze situatie een beroep doen op de gelijkwaardigheidsbepaling? Zo nee, op welke gronden is dit dan niet toegestaan?

Standpunt bevoegd gezag
In het brandcompartiment van de industriefunctie zijn andere functies toegevoegd waardoor een nieuwe compartimentering moet worden vastgesteld op basis van artikel 2.83 lid 8 van het Bouwbesluit 2012. De omvang van het brandcompartiment (1.570 m2) van de industriefunctie valt binnen de grenzen van de prestatie-eisen van het Bouwbesluit 2012 en derhalve kan er geen methode Beheersbaarheid van Brand 2007 (BvB 2007) worden toegepast. Deze methode is slechts toepasbaar op grote brandcompartimenten die buiten de prestatie-eisen (> 2.500 m2) qua omvang van het Bouwbesluit 2012 vallen. Er dient daarom alsnog te worden aangetoond dat het project voldoet aan de prestatie-eisen van het Bouwbesluit 2012.

Standpunt aanvrager
Door het realiseren van 246 m2 kantoorruimte binnen de industriefunctie voldoet het pand niet aan artikel 2.83 lid 8 van het Bouwbesluit 2012. Ten minste 146 m2 kantoorruimte dient derhalve brandwerend te worden afgescheiden van de bedrijfshal. De gehele draagconstructie van het gebouw (kolommen en (dak-) liggers) dient hiervoor brandwerend (60 minuten) te worden bekleed. Ook dienen bestaande kozijnen en deuren voor een deel te worden vervangen door (60 minuten) brandwerende kozijnen met daarin brandwerende en zelfsluitende deuren en ramen.

Het bedrijfspand wordt na wijziging in zijn geheel beschouwd als zijnde één brandcompartiment voor de methode BvB 2007. Het totale vloeroppervlak bedraagt 1.570 m2. Celvormige structuren, zoals kantoren en kantine, hebben een gebruiksoppervlakte minder dan 500 m2 en hoeven, conform BvB 2007, dan ook niet brandwerend te worden gescheiden van de bedrijfshal. Daarnaast mag het aandeel verdiepingsvloeren niet groter dan 50% van het totale gebruiksoppervlakte zijn volgens BvB 2007, voor zover maatregelpakket I als uitgangspunt wordt gekozen. In dit geval bedraagt het oppervlak aan verdiepingsvloeren 220 m2. Dit is 14% van het totale vloeroppervlak. De totale aanwezige vuurbelasting bedraagt 39 kg vurenhout per m2 gebruiksoppervlakte. De maximaal te verwachten piekvuurbelasting bedraagt 60 kg vurenhout per m2 gebruiksoppervlakte.

Met de methode BvB 2007 is aangetoond dat het beoogde nieuwe brandcompartiment voldoet ten aanzien van de beheersbaarheid van brand. Verder voldoet het plan ten aanzien van ontvluchting (loopafstanden), er bestaat geen kans dat de brand zich zal uitbreiden naar een belendend perceel (voldoende afstand rondom). Er is dan ook geen reden om de gelijkwaardigheid niet te accepteren.

De voorwaarde dat de methode BvB 2007 uitsluitend mag worden gebruikt om gelijkwaardigheid aan te tonen voor industriefuncties > 2.500 m2 is onjuist. Die voorwaarde is nergens in de regelgeving terug te vinden.

Uitgangspunten
Het advies is gebaseerd op de volgende documenten:
1. Adviesaanvraag van 29 oktober 2015;
2. Advies- en onderzoeksrapport Beheersbaarheid van brand methode 2007 door de brandveiligheidsadviseur, van 2 februari 2015;
3. Aanschrijving door de gemeente van 5 maart 2015;
4. Brief brandveiligheidsadviseur aan bouwkundig adviesbureau van 31 maart 2015;
5. Brief van brandveiligheidsadviseur aan de gemeente van 16 september 2015;
6. Brief aan aanvrager door Kamer 1 van de Algemene Bezwaarschriftencommissie van de gemeente naar aanleiding van het bezwaarschrift van aanvrager, van 21 september 2015.


Inhoudelijke beschouwing adviesvraag
De adviescommissie heeft bij de behandeling van de adviesvraag het volgende overwogen:

De gebruiksoppervlakte van de industriefunctie is groter dan 1.000 m2. Volgens artikel 2.83, achtste lid, van het Bouwbesluit 2012, mag in dat geval de gebruiksoppervlakte van nevenfuncties in die industriefunctie maximaal 100 m2 bedragen. De gebruiksoppervlakte van de nevenfunctie bedraagt 246 m2, zodat niet 1511 wordt voldaan aan artikel 2.83, lid 8.

De aanvrager constateert dat het bouwplan voldoet aan de uitgangspunten van het Bouwbesluit 2012 ten aanzien van veilig vluchten bij brand. Deze constatering wordt niet door het bevoegd gezag in twijfel is getrokken.

Aan een in hoofdstuk 2 tot en met 7 gesteld voorschrift behoeft, volgens artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012, niet te worden voldaan als het bouwwerk, of het gebruik daarvan, ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt, als is beoogd met de in die hoofdstukken gestelde voorschriften. Een gelijkwaardige oplossing gebaseerd op de methode Beheersbaarheid van Brand 2007, mag daarom ook worden toegepast als de omvang van een brandcompartiment binnen de grenzen valt van de prestatie-eisen van het Bouwbesluit 2012.

De eisen van afdeling 2.10, Beperking van uitbreiding van brand, zijn gesteld om de kans op een snelle uitbreiding van brand voldoende te beperken (artikel 2.81, eerste lid, aansturingsartikel).

Aan de in artikel 2.83, bedoelde maximale omvang van een brandcompartiment van een industriefunctie, van ten hoogste 2.500 m2, is noch een beperking verbonden aan de permanente, noch aan de variabele vuurbelasting in het brandcompartiment. Ook zijn geen aanvullende eisen gesteld ten aanzien van de in afdeling 2.9 bedoelde beperking van de ontwikkeling van brand en rook of vuurbelasting. Bovendien kan de vuurbelasting en de ontwikkeling van brand en rook in een industriefunctie in de praktijk aanzienlijk hoger zijn dan in een kantoorfunctie.

De aanwezigheid van meer dan 100 m2 gebruiksoppervlakte aan kantoorfunctie in het compartiment (artikel 2.83 achtste lid) leidt daarom niet tot strijd met het uitgangspunt van de beperking van de ontwikkeling van brand en rook.

Een eventuele strijd tussen de prestatie-eisen en de methode Beheersbaarheid van brand 2007 biedt zodoende in dit geval onvoldoende grond voor een weigering van een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen.

Advies
1. Gelet op het voorgaande adviseert de commissie met betrekking tot de toepassing van brandveiligheidsvoorschriften voor deze casus / in dit geval:

  • De omgevingsvergunning voor het bouwen (legaliseren), vanwege ontoereikende argumentatie van het bevoegd gezag, niet te weigeren. De deze casus beoogde afwijking van de prestatie-eisen van afdeling 2.10 is onderbouwd onder verwijzing naar de randvoorwaarden in de methode Beheersbaarheid van Brand 2007. Naar het oordeel van de adviescommissie is er onvoldoende grond voor het weigeren van een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen.

2. Overigens merkt de commissie voor deze casus / dit geval nog op:

  • Dat BvB 2007 geen algemeen bindende bepalingsmethode is waarmee kan worden afgeweken van de prestatie-eisen. Een gelijkwaardige oplossing in een vergunningaanvraag waarin, op basis van artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012, gebruik wordt gemaakt van de methode BvB 2007 mag door het bevoegd gezag, gemotiveerd, worden verworpen;

  • Dat de verwerping in deze casus onvoldoende is gemotiveerd en de commissie hierin geen motief ziet om, op basis hiervan, de gelijkwaardige oplossing af te wijzen: noch artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012, noch de toepassingsvoorwaarden van de methode Beheersbaarheid van Brand 2007, verzetten zich bij een brandcompartiment met een kleinere omvang dan de maximaal toegestane omvang tegen een gelijkwaardige oplossing, door toepassing van deze of een andere methodiek.


3. De commissie geeft in overweging:

  • Dat de gebruiker bij het opstellen van het ontruimingsplan, de vluchtrouteaanduidingen en het inrichten van de in het kader van de Arbowet voorgeschreven ontruimingsorganisatie rekening houdt met de grote omvang van het brandcompartiment waaruit gevlucht wordt.

Download hier het advies

Artikel delen