Stel, je bent het niet eens met een omgevingsvergunning. Je tekent daarom beroep aan en je wordt vervolgens door de rechtbank uitgenodigd om de zitting bij te wonen. Je gaat naar de zitting met de verwachting dat wanneer de rechtbank ergens twijfels over heeft, er minimaal aan jou wordt gevraagd wat jij hiervan vindt!
Stel, je bent het niet eens met een omgevingsvergunning. Je tekent daarom beroep aan en je wordt vervolgens door de rechtbank uitgenodigd om de zitting bij te wonen. Je gaat naar de zitting met de verwachting dat wanneer de rechtbank ergens twijfels over heeft, er minimaal aan jou wordt gevraagd wat jij hiervan vindt!
Recht op verdediging over de ontvankelijkheid
Enfin, de zaak wordt inhoudelijk behandeld. Maar de vraag of jij nu eigenlijk wel belanghebbende bent (en je beroepschrift ontvankelijk is) komt helemaal niet aan bod. Zo hebben B&W deze vraag nooit aan de orde gesteld. En ook de rechtbank heeft tijdens de zitting hierover geen enkele vraag gesteld.
Tot je grote verbazing wordt je beroep toch niet-ontvankelijk verklaard, omdat je geen belanghebbende bent (als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht). Hier was je echter niet op bedacht. Dat kan toch niet waar zijn? Hoe kon ik mij dan hiertegen verdedigen?
Inderdaad. Dit mag een rechtbank niet. Je moet je natuurlijk wel kunnen verdedigen wanneer de rechtbank van oordeel is dat je juridisch - niks te zoeken hebt in deze zaak (lees: geen belanghebbende bent bij deze omgevingsvergunning).
Doet een rechtbank dat wel, dan handelt de rechtbank in strijd met het zogenaamde verdedigingsbeginsel (chique gezegd: een beginsel van behoorlijke rechtspleging).
Ga dan in hoger beroep. De uitspraak van de rechtbank zal alleen al om deze reden geen stand houden. Onze hoogste bestuursrechter zal je alsnog de gelegenheid geven om jouw standpunt toe te lichten. Of je gelijk krijgt, moet dan natuurlijk nog blijken.
Recht op verdediging over de inhoud
Een beroep op het verdedigingsbeginsel is natuurlijk niet alleen succesvol wanneer de ontvankelijkheid van je beroep tijdens de beroepsfase niet ter discussie stond, maar achteraf wel voor de rechtbank doorslaggevend was.
Nee, je kunt je ook hierop beroepen wanneer tijdens het beroep een inhoudelijk punt nooit aan de orde is gesteld en achteraf voor jou wel vervelend uitpakt.
Een voorbeeldje: je legt in een rechtszaak over een ruimtelijk besluit het belang van bescherming van de bestaande vogelpopulatie op tafel. Natuurlijk mag de rechtbank dan de rechtsgronden aanvullen (artikel 8:69, tweede lid Awb) door bijvoorbeeld de Vogelrichtlijn erbij te betrekken. Maar dan moet dit wel in de stukken of tijdens de zitting aan de orde worden gesteld. Vragen en/of discussies over implementatie van bepalingen van de Vogelrichtlijn in de Flora- en faunawet of over rechtstreekse werking van deze bepalingen zijn immers legitiem.
Gebeurt dit allemaal niet, dan heb je je niet kunnen verdedigen tegen een mogelijk voor de vogeltjes vogelvrij oordeel van de rechtbank over deze zaak in relatie tot die Vogelrichtlijn.
Ga dan in de aanval. Dat is nog altijd de beste verdediging, nietwaar?
Bron: zeldzame jurisprudentie in het omgevingsrecht, maar vandaag toch nog eens bepaald in ABRvS 13 maart 2013, 201107207/1/A2, 201107202/1/A2 en 201209565/1/A2
Door
Max Seelen (Patres)