De ombudsman van Rotterdam en de Rekenkamer Rotterdam onderzochten de samenwerking tussen inwoners met ideeën voor de stad en de gemeente. De ombudsman onderzocht hoe de gemeente omgaat met inwoners die met een initiatief komen. De rekenkamer heeft vooral de publieke waarde van burgerinitiatieven voor Rotterdam tegen het licht gehouden en bezien hoe de gemeente de realisatie daarvan beïnvloedt. Beide onderzoeken geven het beeld dat hulp van de gemeente vaak cruciaal is voor het waar maken van een burgerinitiatief. De inzet van die hulp kan echter beter worden gericht. Hiertoe worden aanbevelingen meegegeven.
Positief is dat de rekenkamer en de ombudsman zien dat de gemeente burgerinitiatieven belangrijk vindt en ze vaak ondersteunt. Er zijn ook veel burgerinitiatieven in Rotterdam. Bewoners weten de gemeente goed te vinden met hun idee, gebiedscommissies spelen hier duidelijk een rol. Maar als inwoners echt aan de slag gaan met hun initiatief, loopt de samenwerking soms stroever dan verwacht. Daar kan de meerwaarde van een initiatief voor de stad onder lijden. Het krijgen van hulp van de gemeente bij het vinden van een pand of grond of bij het gebruik van de openbare ruimte lukt vaak niet. Samenwerking binnen de gemeente voor complexere initiatieven kost veel tijd.
Initiatiefnemers voelen zich dan niet serieus genomen. Ze worden van het kastje naar de muur gestuurd of komen er niet goed uit met de gemeente. Ombudsman Anne Mieke Zwaneveld signaleert: “Voor veel burgers is de gemeente een ondoorgrondelijk geheel. En binnen dat geheel zijn niet alle onderdelen gewend te werken met initiatiefrijke inwoners. Dan kan het lang duren voordat een inwoner de juiste ambtenaar te spreken krijgt. Die ambtenaar moet vaak weer uitzoeken hoe zijn organisatie de inwoner met zijn idee kan helpen. Daar gaat soms veel tijd mee heen en de uitkomst past niet altijd bij de bedoelingen van de initiatiefnemer.”
In zijn rapport ‘Wees welkom!’ geeft de ombudsman voorbeelden. Zo vertelt een initiatiefnemer over de aankoop van gemeentegrond die nodig is voor het initiatief. Het algemene beleid eist dat toekomstige winsten in de verkoopprijs van gemeentegrond verwerkt worden. Het kost de gemeente veel tijd voordat ruimte wordt gevonden om voor dit niet commerciële initiatief een meer passende prijs vast te stellen. Een ander initiatiefnemer krijgt bij de presentatie van zijn idee te horen dat de gemeente binnen 8 weken kan laten weten of onroerend goed tijdelijk kan worden gebruikt. Uiteindelijk duurt het 4 jaar voordat hierover uitsluitsel komt. Dat haalt de vaart uit het initiatief en inmiddels zijn belangrijke partners afgehaakt.
De ombudsman en de rekenkamer adviseren de gemeente dan ook om inwoners met een idee voor de stad één aanspreekpunt te bieden. Daar kunnen zij alle informatie krijgen over wat de gemeente voor hen kan betekenen. Als uitvoering van een initiatief inzet van méér delen van de gemeente vraagt, wordt afstemming binnen de gemeente belangrijk. Dan is het goed als de gemeente voor één begeleider zorgt die dat regelt. De inwoner weet dan tijdens de realisatie ook steeds met wie hij van doen heeft. Hij kan zoektochten binnen het gemeentelijke apparaat overlaten aan de contactpersoon. Die kan er ook voor zorgen dat de inwoner weet wat hij kan verwachten van de gemeente, en wanneer.Initiatieven willen meer voor elkaar krijgen dan met gemeentelijke steun mogelijk is.
De rekenkamer focuste in haar onderzoek op de resultaten van initiatieven voor de stad -oftewel hun publieke waarde -met speciale aandacht voor de rol van de gemeente. De onderzochte initiatieven in welzijn en zorg bleken minder steun te krijgen dan ze vroegen. Ze konden hierdoor ook minder Rotterdammers helpen dan ze zouden willen.Andere onderzochte initiatieven waren gericht op de gebouwde stad. Veel hiervan zijn stukgelopen op gemeentelijk beleid. Zo zetten bijvoorbeeld twee initiatieven zich ervoor in dat de gemeente het grondwater verhoogt zodat funderingspalen van woningen beter beschermd zijn. De gemeente wil dit echter niet in haar beleid opnemen. Paul Hofstra, directeur van de rekenkamer, vertelt hierover: “Voor de gemeente blijkt het beleid over de gebouwde stad in de praktijk in beton gegoten. Terwijl het college ook zegt dat ze flexibel met haar regels wil omgaan om zoveel mogelijk samenwerkingen met burgers mogelijk te maken. Daar zit licht tussen.” Ook zoekt de gemeente niet uit wat initiatieven voor de stad opleveren en zijn subsidiekaders gericht op slechts eenmalige steun. Paul Hofstra voegt toe: “Dan wordt het als succesvol initiatief wel heel moeilijk om bij de gemeente in beeld te komen en de ondersteuning te krijgen die je verdient.” De rekenkamer adviseert om de subsidiekaders aan te passen zodat deze initiatieven langdurige ondersteuning kunnen krijgen.
De bevindingen en aanbevelingen van de ombudsman staan in het rapport ‘Wees welkom!’ dat u hier kunt lezen.
In Rotterdam zetten relatief veel burgers een initiatief op om zelf de stad te verbeteren. De gemeente geeft hen daarbij vaak financiële en praktische ondersteuning. Deze steun is echter bijna altijd kleiner dan de initiatieven nodig hebben om hun plan helemaal uit te voeren. Ook lopen initiatieven tegen belemmeringen in de ondersteuning aan. De gemeente werkt vooral actief mee als de plannen precies overeenkomen met plannen of taken die de gemeente zelf (al) had. Ze kijkt bovendien nauwelijks naar wat de initiatieven voor de stad opleveren. Dit en meer blijkt uit onderzoek van de rekenkamer.
De laatste jaren heeft de overheid – en zeker ook de gemeente Rotterdam – meer aandacht voor burgerinitiatief. Maar hoe gaat dat in de praktijk: het ondersteunen van Rotterdammers die een plan willen uitvoeren in het publieke domein? De rekenkamer onderzocht dit aan de hand van tien case-studies: vijf burgerinitiatieven rondom zorg en hulp voor andere Rotterdammers en vijf burgerinitiatieven die gaan over de buitenruimte en het wonen.
initiatieven willen meer Rotterdammers helpen dan met gemeentelijke steun mogelijk is
Uit het onderzoek bleek dat als initiatieven ondersteuning vragen bij de gemeente, ze die bijna altijd ook krijgen. De hulp is wel kleiner dan ze vroegen. Alle onderzochte initiatieven in welzijn en zorg konden hierdoor minder Rotterdammers helpen dan ze zouden willen. Veel van de initiatieven voor de gebouwde stad kwamen niet verder omdat de gemeente haar beleid er niet voor wilde wijzigen.
ambtenaren en bestuur denken niet actief genoeg mee
Ook ervaren de initiatiefnemers belemmeringen in de ondersteuning. Zo vinden ze vaak dat de beleidsambtenaren niet zo betrokken zijn of niet echt actief meedenken. Zorg- en welzijnsinitiatieven, die vooral hulp in de vorm van subsidies nodig hebben, merken bijvoorbeeld dat de ambtenaren hun aanvragen alleen vanaf papier beoordelen. Bij een afwijzing adviseert de ambtenaar niet waar een initiatief het verder zou kunnen proberen. Ook hebben deze initiatieven soms problemen met (tijdige) vergunningverlening en kan de subsidieaanvraagprocedure heel ingewikkeld zijn. De initiatieven gericht op de gebouwde stad hebben alle vijf veel overleg met de gemeente. Ze vinden echter dat het overleg traag gaat. Ook willen ze bijna allemaal samen met de gemeente kennis ontwikkelen over de gebouwde stad. De gemeente wil dit echter vooral zelf doen. Niet alleen uit de case-studies, maar ook uit enquêtedata komt het beeld naar voren dat de ondersteuning beter kan: slechts de helft van de Rotterdamse initiatiefnemers vindt dat de gemeente openstaat voor zijn of haar wensen, opvattingen, ideeën of initiatieven.
nauwelijks interesse in de opbrengsten van burgerinitiatieven
Voor heel weinig samenwerkingen met burgerinitiatieven weet de gemeente hoe het ermee gaat. Van nog minder initiatieven weet de gemeente wat deze voor de stad opleveren, oftewel wat hun ‘publieke waarde’ is. Op die manier ziet de gemeente burgerinitiatieven vooral als doel op zich en is ze er niet mee bezig welke succesvolle initiatieven meer steun verdienen. Het zou binnen de gemeentelijke subsidiekaders ook moeilijk zijn langdurige steun aan groeiende, succesvolle initiatieven te geven. Volgens de kaders moet hulp namelijk vooral eenmalig zijn.
aanbevelingen
Een van de aanbevelingen van de rekenkamer is dat de gemeente een centraal loket moet openen waar een vaste contactambtenaar initiatiefnemers persoonlijk begeleidt. Deze ambtenaar helpt dan met het vinden van de juiste hulp en subsidies en zorgt voor een gestroomlijnde samenwerking aan de kant van de gemeente. Ook moet de gemeente voor alle ondersteunde initiatieven in kaart brengen hoe de samenwerking verloopt en wat de opbrengsten van het initiatief voor de stad zijn. Verder adviseert de rekenkamer om subsidiekaders aan te passen zodat succesvolle initiatieven langdurige hulp kunnen krijgen.
Het college heeft geen van de aanbevelingen afgewezen. De rekenkamer gaat er daarom vanuit dat alle aanbevelingen worden overgenomen.
Meer weten over dit onderzoek? Download dan ons rapport .