Bedrijven in Nederland zijn verplicht de uitstoot van vervuilende stoffen te beperken. Daarom nemen ze maatregelen. Deze maatregelen kosten geld. Voor het beperken van de uitstoot van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS zeer zorgwekkende stoffen ) geldt een minimalisatieplicht. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW Infrastructuur en Waterstaat ) heeft het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu gevraagd een methode te ontwikkelen waarmee de vergunningverlener kan beoordelen of minimalisatiemaatregelen om de uitstoot van ZZS naar lucht te verlagen kosteneffectief zijn. Deze ‘kosteneffectiviteit’ kan worden gebruikt bij de afweging van maatregelen.
Het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu adviseert om als basis de methode te gebruiken die al bestaat om kosteneffectiviteit te bepalen. Daarnaast zijn zogenoemde referentiewaarden nodig. Referentiewaarden geven een niveau aan tot waar maatregelen om ZZS zeer zorgwekkende stoffen -emissies te minimaliseren kosteneffectief zijn.
Het RIVM adviseert over de hoogte van referentiewaarden voor ZZS (in euro’s per kilo verminderde uitstoot naar lucht). Het RIVM baseert dit op de verwachte kosteneffectiviteit van maatregelen om ZZS-emissies naar lucht te reduceren. Hierbij stelt het RIVM voor om een minimale en maximale referentiewaarde te bepalen. Het RIVM geeft marges aan voor zowel deze onder- als bovengrens.
Volgen en evalueren
Het RIVM adviseert om het gebruik van de kosteneffectiviteitsmethode de komende vijf jaar te volgen en te evalueren welk effect deze aanpak in de praktijk heeft. Zo kan onder andere worden nagegaan tegen welke kosten de minimalisatiedoelstelling wordt gerealiseerd. De data die uit de praktijk beschikbaar komen, geven inzicht in de behoefte van het bevoegd gezag en bedrijven. Dit inzicht helpt om de methode verder te ontwikkelen. Het ministerie van IenW Infrastructuur en Waterstaat kan dit advies gebruiken voor het vaststellen van de methode en bijbehorende referentiewaarden voor ZZS-emissies naar lucht. Daarnaast kan het ministerie de methode en referentiewaarden verankeren in de regels onder de Omgevingswet.
Beoordeling kosteneffectiviteit van maatregelen om de uitstoot van ZZS naar lucht te beperken
Samenvatting
Bedrijven in Nederland zijn verplicht de uitstoot van vervuilende stoffen te beperken. Voor Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) geldt een zogeheten minimalisatieplicht. Dit betekent dat bedrijven de uitstoot van ZZS zo ver mogelijk terug moeten brengen naar nul. Bedrijven nemen daarom maatregelen om uitstoot te voorkomen of deze zo klein mogelijk te houden. De minimalisatieplicht gaat verder dan de maatregelen die al moeten worden genomen om de wettelijke emissiegrenswaarden te bereiken (best beschikbare technieken).
Deze maatregelen kosten geld. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) heeft het RIVM gevraagd een methode te ontwikkelen waarmee de vergunningverlener kan beoordelen of minimalisatiemaatregelen om de uitstoot te verlagen kosteneffectief zijn. Deze ‘kosteneffectiviteit’ kan worden gebruikt bij de afweging van maatregelen.
Het RIVM adviseert om als basis de methode te gebruiken die al bestaat om kosteneffectiviteit te bepalen. Daarnaast zijn zogenoemde referentiewaarden nodig. Referentiewaarden geven een niveau aan tot waar maatregelen om ZZS-emissies te minimaliseren kosteneffectief zijn. Het RIVM geeft een advies over de hoogte van referentiewaarden voor ZZS (in euro’s per kilo verminderde uitstoot).
Het voorstel is om voor de referentiewaarden een minimale en maximale waarde vast te stellen. Het RIVM geeft marges aan voor zowel deze onder- als bovengrens. IenW kan op basis van dit onderzoek de referentiewaarden voor ZZS-emissies naar lucht bepalen.
Het RIVM adviseert om het gebruik van de kosteneffectiviteitsmethode de komende vijf jaar te volgen en te evalueren welk effect deze aanpak in de praktijk heeft. Zo kan onder andere worden nagegaan tegen welke kosten de minimalisatiedoelstelling wordt gerealiseerd.